JavaScript is required for this website to work.
post

Van De Panne tot Opgrimbie: mijmeringen bij 5 jaar Vlaamse federale minderheid (2008-2013)

Deel 2: Van pas komende antwoorden

Osceola23/6/2013Leestijd 5 minuten

Osceola is moe van België. In een essay zegt hij waarom en hij doet dat in een aparte, niet-klassiek flamingante taal, waaruit misschien meer dan moeheid boosheid spreekt. Een stevige boterham met een staalharde analyse. Gisteren eerste [http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/de-panne-tot-opgrimbie-een], nu tweede deel.  

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

 « Oublier le temps
Des malentendus
Et le temps perdu…
Oublier ces heures
Qui tuaient parfois…
Ne me quitte pas »

Jacques Brel, 1959

Emmerdeur die ik ben, heb ik mijn ongemakkelijke vraag ‘hoe voelt het om een beleid uit te voeren dat zelfs niet door 50+1% van de Vlaamse stemmen wordt gesteund?’ nu al een aantal keer minder of meer tactvol uitgeprobeerd op Vlaamse federale ambtenaren (maar don’t try this one op communiefeesten) en ik heb samengevat 6 soorten reacties gekregen:

  1. Niet-bewust-zijn van het probleem: wenkbrauwengefrons, blik die doet vermoeden dat ik van Mars kom.
  2. Het probleem depolitiseren/privatiseren: ‘Ik moet toch ook boterhammen eten?’ (‘And now you stop mentioning the war.’)
  3. Persoonlijk worden: ‘Wat ben jij verzuurd.’ (Juist. Voor mij is optimisme geen psychische noodzaak, zodat men mij desgewenst verzuurd mag noemen en deze tekst mag desgewenst ook gelezen worden als een pleidooi voor nog wat meer verzuring in Vlaanderen. Mensen die privé voldoende gelukkig zijn, moeten de maatschappelijke toestand onder ogen durven zien zoals die is. Private happiness, public misery. Genoeg mierzoete CD&V-praatjes over verbinding en verbondenheid.)
  4. Het spel verleggen: ‘Alsof wat Vlaanderen zelf doet, het beter doet zeker!’ (Dit is een ander onderwerp –mijn vraag betrof immers de legitimiteitvan de federale overheid, niet de efficiëntie of effectiviteit ervan; nicht das Fressen, sondern die Moral. Reactie nr. 4 is dus naast de kwestie, maar de psychologie ervan verdient zeker een grondige behandeling elders of volgende keer.)
  5. De – bewuste? – tegenprovocatie: ‘Mijn Franstalige collega’s worden die Vlaamse politieke fratsen – nationalistische monsterscores en tutti quanti – stilaan beu.’ (Versta: ‘Deze grap heeft ons al genoeg tijdverlies opgeleverd. Vlamingen moeten maar eens ophouden verkeerd te stemmen. Kunnen we dan nu opnieuw de échte maatschappelijke problemen aanpakken?’ Diepe zucht aan beide zijden van de tafel.)
  6. Tenslotte de tegenaanval met het vizier geopend: ‘Dit is toch België? Over heel België beschouwd heeft de federale regering toch wél een – zelfs ruime – meerderheid?’

Loft-socialisten

Op de 5de en de 6de reacties, de tegenprovocatie en de tegenaanval, wil ik hier graag wat dieper ingaan. Ten eerste de tegenprovocatie. Niet zozeer de tegenprovocatie op zich fascineert me, want Vlaamse federale ambtenaren vallen naar mijn intuïtie voor een groot deel samen met de 10% Vlamingen die nog sp.a stemmen. Dit zijn in mijn ervaring mensen voor wie het belgicisme – Louis Michel noemde het ‘de Belgitude’ – zodanig tot de kern van hun lifestyle behoort dat ze wel voor altijd ‘verloren zullen zijn voor de Vlaamse zaak’. Of is Vlaams links – dat mij dierbaarder is dan men zou denken – louter belgicistisch vanuit een soort cynische gerrymandering-strategie? ‘Alleen met de hulp van de PS zullen we een linkserig beleid kunnen blijven voeren.’ Ik denk het niet, ik denk dat voor vele linkse Vlamingen, in navolging van Arno, Daan en andere artistieke dwarsliggers ‘Belgisch’ nog altijd een soort geuzenlabel, een aantrekkelijke pose is. Dat ‘Belgisch’ voor hen (nog altijd) een cachet heeft van modieusiteit, van savoir-vivre (bijvoorbeeld ‘niet-Nederland-zijn’) en van eigenzinnigheid (Kristien Hemmerechts: ‘Ik vind het net fijn dat deze staat per definitie geen natie kan zijn.’). Och ja en voor ik het vergeet, van solidariteit, de 15% armen en het betonrot van de politisering in België ten spijt.

Maar helaas ken ik in de Westerse wereld geen socialisten die zo machtsbestendigend en anti-emancipatorisch werken als de sp.a. Vakbond van het establishment: van het koningshuis, van de political entrepreneurs (Stevaert, Vandenbossche sr., Vande Lanotte: ‘on est le mieux servi par soi-même’), van de ambtenaren en van het in stand houden van de minorisering van de demografische meerderheid. Marx draait zich om in zijn graf. Links als een slechte grap. Loft-socialisten. Het beeld van John Crombez duikt voor me op, het toenmalige genie achter de Paarse truc met het Belgacom-pensioenfonds, waarvan de factuur nu jaarlijks aan de federale begroting wordt gepresenteerd. Flamand de service die in een regering zonder Vlaamse meerderheid ook nog eens voor de sluwe Franstaligen de kastanjes uit het vuur moet gaan halen door nog meer belastingen bij de Vlamingen te gaan ophalen dan dat ze nu al betalen – faut le faire (bis).

Franky Leesveldt

Maar nog meer dan de tegenprovocatie zelf fascineert me het beeld dat die provocatie schetst van het wereldbeeld van de – gemiddelde? – Franstalige in kwestie: hij wordt het gedrag van de Vlamingen beu. De gemiddelde Franstalige! Hem moet ik natuurlijk dringend toevoegen aan mijn interview-lijstje (des te meer omdat ik graag vreemde talen spreek): ‘Hoe voelt het nu, nu je liefde tegen je gezegd heeft dat ze niet meer van je houdt? Terwijl jij zelfs nooit liefde voor haar hebt gevoeld.’ (zie Hervé Hasquin (MR) meer dan 10 jaar geleden intussen al: ‘Als de Vlamingen willen raken aan de sociale-zekerheidstransferten, hoeft België voor ons niet meer.’)

‘En hoe voelt het als je als enige reactie op haar mededeling dat het over is, haar sleutels afpakt zodat ze zonder jouw toestemming het huis niet meer uitraakt (vergrendeling wordt dat ook genoemd)? Wie is er dan in feite het eenzaamst? Wie is er dan in feite het zieligst? Jij toch? Jij als iemand die maar één fase doormaakt in zijn emotioneel bestaan: die van de eeuwige ontkenning. Jij, als een Franky Loosveldt-type uit de Vlaamse sitcom Het Eiland: kinderlijk egoïstisch, gebrek aan empathie te over, maar je – o paradox – steeds tekortgedaan voelend. Je hebt nog steeds je vrouw, jawel, maar je energie gaat naar de patstelling, naar de containment van haar ontheemdheid, terwijl het behangpapier verder vergeelt (het dateert van de jaren 70). ‘Ne me quitte pas’, bezweer je haar dag na dag, maar het is de angst voor de leegte die doorklinkt, niet de liefde of de spijt. België is een huis dat moe en afgebladderd is (‘uitgeleefd’ noemt Rik Van Cauwelaert het). Het parlement belachelijk gemaakt; de ambtenarij murw gepolitiseerd, door de houdgreep van de kabinet-o-cratie die de Vlaams-Franstalige patstelling gebaard heeft. (Ambtenaren hebben het imago van losers, maar als je op een kabinet werkt, dan mag je in België trots zijn.)’ Dat zou ik die gemiddelde Franstalige vragen.

De hoer van België

Want zij, zij is een passende metafoor voor het verschijnsel Vlaming: iemand die zich – ook na bijna 200 jaar – nog altijd niet thuis voelt in het eigen huis. Together alone. De grootste eenzaamheid is samen eenzaam zijn. Geen tijd en kracht hebben om eindelijk je eigen leven op orde te krijgen, omdat losraken uit de historische relatie waarin je gekneld zit al je energie opeist. Niet alleen het huis België oogt afgebladderd en vergeeld, ook het huis Vlaanderen ziet er slonzig en grauw uit. Na jaren van vertwijfeling je zelfvertrouwen kwijt, uiteindelijk ook je zelfrespect. Vloermat. Nooit de culot gehad er de stekker uit te trekken, en dus medeschuldig, medeplichtig aan het débacle. Wie bij de hond slaapt krijgt zijn luizen. De CVP was de hoer van Vlaanderen, maar Vlaanderen is de hoer van België.

Zeer betekenisvol vergelijkt Philippe Van Parijs (sympathieke Franstalige Brusselaar en UCL-filosoof) België met een huwelijk waarin de man zijn slechte gewoontes niet verandert omdat hij het echtscheidingsdreigement van zijn vrouw niet gelooft. En Etienne de Callataÿ (eveneens Brusselaar en UCL-professor, maar ook rijkenbankier en ex-PSC-cabinetard) is de enige publieke Franstalige die ik ken die zegt dat Franstalig België de greep waarin het zijn Vlaamse concubine houdt wel wat zou mogen lossen: ‘Franstalige politici moeten ophouden de Vlamingen een beleid op te leggen dat niet in minstens één ander buitenland wordt gevoerd’ liet hij een paar jaar geleden in Le Vif/L’Express optekenen. (Hij had het over de loonindex en de in de tijd onbeperkte werkloosheidsuitkeringen, maar dit terzijde.) Vertaald naar de liefde: ‘Schat, pas als je mij een ander koppel vindt waar de vrouw een eigen slaapkamer mag hebben, hoef je niet meer elke nacht bij mij te slapen.’

Het is dit lage Franstalige politieke EQ (Leterme autistisch???), dat ik hierna Franstalige disconnectedness zal noemen – ‘on a marre des bêtises nationalistes des flamands’ – dat de lagere-middenklasse-Vlaming moe-tergt. Moegetergdheid die nog groter is geworden sinds deze federale minderheidsregering – zodra ze in het zadel was geholpen door de wanhopige Vlaamse traditionele partijen – prompt een belastingoorlog begon tegen het landsdeel dat niet voor haar heeft gestemd, maar wel het enige is dat in staat is haar voortbestaan te financieren.

(De auteur is moe van België)

Morgen: antwoord 6. Osceola schreef hier eerder al de bijdrage ‘treinen van schaamte en andere grensgevoelens’.

Deel 1 van dit essay verscheen gisteren.

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties