JavaScript is required for this website to work.
post

Pieter-Jan Verstraete: lezen en schrijven zonder taboes

Karl Drabbe16/7/2014Leestijd 10 minuten

De jongste twintig jaar grossiert hij in publicaties over de Vlaamse Beweging. Vooral dan tijdens het interbellum en Wereldoorlog II. En liefst van al biografisch. Pieter-Jan Verstraete, soms de biograaf van het Vlaams-nationalisme genoemd, schuwt de pers. Voor Doorbraak maakt hij een uitzondering. Zeker nu hij net verhuisde. Een nieuwbouw, met een eigen vleugel, vol boeken. ‘A dream come true’ voor de veelschrijver.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het is niet te verwonderen dat ik vooral veel geschiedenis in je bibliotheek zie staan.

‘De weinige romans die ik heb staan in de woonkamer. Ik ben in feite geen romanlezer. Ik raad iedereen wel aan om af en toe een goede detective of thriller te lezen als ontspanning.’

Welke auteurs lees je dan?

‘P.D. James, Elisabeth George. Recente auteurs.’

Geen historische romans?

‘Neen. Ik lees wel veel recensies over romans. Maar ik lees geen romans. Ik heb daar geen tijd voor. Ik heb andere dingen te lezen.’

Als ik rondkijk in je bibliotheek zie ik Vlaamse Beweging, Zuid-Afrika, Ierland, Bretagne, twee plankjes met je eigen publicaties, de jaarboeken van Zannekin … Het lijkt wel dat al wat je hier staan hebt in functie is van je eigen publicaties.

‘Ik verzamel enkel de boeken waarover ik wil schrijven. Ik heb zowat alle boeken die over de Vlaamse Beweging zijn verschenen over de periode tot de jaren 1950, die heb ik in huis.’

Te beginnen van 1830?

‘Laat ons zeggen, te beginnen van 1900. Want ik heb er ook enkele honderden die voor 1900 zijn verschenen, maar ik leg me vooral toe op de 20e eeuw.’

Vanwaar de cesuur in 1950?

‘Tegen dan was de repressie in hoofdzaak afgehandeld. Er zaten nog veel Vlamingen gevangen. Maar de procedures voor de krijgsraad waren tegen dan wel afgerond.’

Dus de jaren 1950 met de oprichting van de Volksunie en de Vlaamse Volksbeweging, hoort niet meer tot jouw terrein

‘Toch wel. Ook de jaren ‘60 zijn aanwezig. Goed, laat ons zeggen dat ik gestopt ben in 1977, na Egmont. Je zult maar weinig boeken vinden over de periode nadien. Het is te recent om daarover te schrijven. Ik heb dat een keer wel gedaan – ik verwijs naar mijn boek over Karel Dillen, dat was een biografie over een levende persoon, maar ik zou dat geen tweede keer doen.’

Waarom niet?

‘Ik wil Dillen niets ten kwade duiden, maar het was te recent, de afstand was te kort. Ze zwijgen dan meestal. Dillen wikte en woog zijn woorden als het over toestanden ging die de actualiteit benaderden.’

Is dat dan omdat jij als historicus alles wil kunnen blootleggen wat zich achter de schermen heeft afgespeeld?

‘Ja. Er zijn geen taboes.’

 

Underdogs

Er zijn ook geen taboes in je bibliotheek. Wie jou niet kent, zou denken dat het de bib is van een extreemrechts figuur. Hele schabben vol Ezra Pound, José Antiono Primo de Rivera en Franco, Mussolini, Hitler en zijn acolieten, Céline, Enoch Powell Pétain, Maurras …

‘Ik schrijf graag over de underdog, de verliezers.’

Dus de Vlaamse Beweging zijn verliezers?

‘Tot op heden toch? Heeft de Vlaamse Beweging nog zin? Ik beschouw de Vlaamse Beweging niet als een winnende partij. Wie houdt zich daar nog mee bezig? 2, 3% van de bevolking? Ze heeft haar nut gehad, maar is nu zodanig in partijpolitiek vaarwater gekomen, dat een culturele Vlaamse Beweging niet meer bestaat. Alle cultuurfondsen, wat stellen ze nog voor? Het OVV? Om te huilen met de pet op.’

De underdog dus.

‘Ik heb zelfs een hele reeks boeken over Leopold III.’

Leopold III als underdog? Pardon?

‘In politiek opzicht wel. Hij heeft toch wel troonsafstand moeten doen.’

Goed, maar Enoch Powell, Ernst Jünger, Charles De Gaulle kun je toch niet allen underdogs noemen? Heb je hier ook linkse auteurs en biografieën staan?

‘Trotsky en Stalin.’

Vanwaar je interesse?

‘Er bestaat over linkse figuren zo veel meer literatuur dan over rechtse figuren.’

In Spanje en Italië vind je toch genoeg over Franco en over het fascisme?

‘Maar in het Nederlands bestaat er niets. Zeg mij wat er bestaat over Primo de Rivera.’

 Ik zie ook een hele plank Churchill staan.

‘Daar heb ik ook een band mee. De manier waarop die man werkte, brieven dicteerde, speeches voorbereidde, artikels schreef, en tegelijk historisch werk doen. Een zeer intelligent man. Zijn memoires, zijn geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, over zijn voorvaderen, zijn geschiedenis van de Engelse volkeren.’

 

Van De Leeuw tot Daens

 Hoe of wat ben je beginnen lezen?

‘Ik ben geboren en getogen in Duitsland en toen ik twaalf was heb ik op het atheneum De Leeuw van Vlaanderen gelezen.’

Voor alle duidelijkheid: je komt niet uit een Vlaams-nationaal milieu.

‘Neen, uit een belgicistisch milieu. Mijn vader was overtuigd Belgisch militair, en mijn moeder nog meer. Op mijn zeventiende las ik De Vlamingen van Manu Ruys. Dat was toevallig aanwezig in het atheneum van Bensberg. Dat deed m’n hart sneller kloppen. Ik vind dat het dringend tijd wordt dat zo’n boek wordt bijgewerkt en heruitgegeven. Het is prettige lectuur en al lezende raak je als het ware een met de Vlaamse strijd. Dat een Vlaamse meerderheid – en dat is uniek – zich laat ringeloren door een minderheid. Dat vind je nergens anders, dat bestaat niet. Wat ik in die periode nog heb gelezen was Sinn Féin van Arthur De Bruyne. Als ik dan op mijn achttiende naar Vlaanderen ging om er te gaan studeren, zag ik op de Boekenbeurs de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging liggen. Ik heb dat dan gekregen als nieuwjaarscadeau en las daar elke dag twee à drie lemma’s uit. 

En toen is het fout gelopen met je.

‘Dan ben ik toevallig in contact gekomen met wijlen Kris Barrezeele en mocht ik recensies schrijven voor zijn tijdschrift Nieuw Vlaanderen. Tevoren schreef ik wel in het schoolkrantje, onder andere over de NAVO. Er was toen grote discussie in 1974-’75 of België nieuwe gevechtsvliegtuigen moest aanschaffen. Ik was toen een van de weinigen die die aankoop verdedigden. Zo ben ik beginnen schrijven en tegendraads te doen. Ik ben nooit conform de anderen geweest. Ik heb veel moeilijkheden gehad met mijn vader, die wou thuis ook commandant zijn, maar dat lukte niet bij mij. Ik ben altijd een beetje een rebel geweest.’

‘Tegelijk met de Encyclopedie heb ik Pieter Daens van Louis Paul Boon gelezen. Dat heeft ook een diepe indruk op mij nagelaten.’

Heeft dat je ertoe gebracht geschiedenis te studeren?

‘Neen, dat was al lang bepaald. Ik had al langer interesse in de Tweede Wereldoorlog, het Derde Rijk. Toen ik op mijn achttiende in Vlaanderen kwam wonen, kende ik haast niets van de Vlaamse Beweging.’

En nu ben je zowat de biograaf van de Vlaamse Beweging.

‘Dat is lichtjes overdreven.’ 

Overdreven? Als ik naar de plank kijk met jouw publicaties zie ik toch vooral biografieën en biografische schetsen.

‘Het ene boek vloeide uit het andere.’

‘Aan de universiteit leerde ik ‘t Pallieterke kennen. En ik las elke week de stukken van E. de V., pseudoniem van Arhur De Bruyne. 

Jouw voorganger als biograaf en historicus van de Vlaamse Beweging.

‘In alle bescheidenheid, ik denk dat ik het wel een beetje beter doe dan De Bruyne. Want De Bruyne verzweeg altijd zijn bronnen.’

Jij gaat inderdaad wetenschappelijk tewerk.

‘Maar ik heb veel van De Bruyne geleerd: al vertellend schrijven.’

Anekdotiek? Ik heb ooit jouw Reimond Tollenare-biografie gerecenseerd en had toen nogal kritiek voor de vele kleine details die in het grote verhaal van ‘s mans leven weinig belang hadden … Het lijkt erop dat je alle informatie die je hebt, wilt delen met je lezers.

‘Dat klopt. En zonder taboes. En met voetnoten.’

Ik zie hier de jaarboeken van Zannekin staan. Het irredentisme van Pieter Jan Verstraete?

‘Neen hoor. Er zijn wel wat nostalgici die willen dat alles dat ooit Nederlands was terug tot de Nederlanden zou behouden. Maar dat is volledig uit de tijd. Aan Zannekin ben ik beginnen meewerken van het begin tot voor vijf, zes jaren. Zo heb ik ook meegewerkt aan de jaarboeken Joris van Severen en aan de Verschaeviana.’

‘Ik heb twee leermeesters gehad: Arthur De Bruyne, die ik persoonlijk heb leren kennen, was de belangrijkste. Overigens staat er deze week in Humo een interview met zijn zoon Kris De Bruyne die beweert dat Karel Dillen zijn vader niet meer bezocht heeft op zijn sterfbed. Maar dat klopt niet, want er bestaat een foto met Rudi Van der Paal, Mia Brans en Karel Dillen Arthur De Bruyne op zijn sterfbed heeft bezocht. Waarom vertelt Kris De Bruyne dat? Dat strookt niet met de waarheid. Ik heb dat op mijn blog overgenomen, maar fijntjes tussen haakjes “sic.” toegevoegd.’

Even terug naar Zannekin. Je hebt ook een bijzondere interesse voor Friesland, waar je al vaker over schreef.

‘Zoveel jaar geleden heb ik met mijn echtgenote een reis gemaakt naar Friesland. Ik wist dat er zoiets bestond als een Fries letterkundig museum en archief. Tevoren had ik daarmee contact opgenomen met Tinneke Steenmeyer. We zijn daar allerhartelijkst ontvangen, en toen heb ik besloten om een aantal figuren uit de Friese Beweging te behandelen en bekend te maken in Vlaanderen omdat er hier haast niets te vinden is over de Friese Beweging. Zo heb ik ongeveer achttien portretjes gemaakt. Nu is dat allemaal bescheiden hoor. Zo’n Zannekin jaarboek, daarvan worden er 300 verkocht. Ik haal voldoende voldoening uit het schrijven voor een geïnteresseerd publiek. 

Meer voldoening uit het schrijven dan uit het succes dat een publicatie kent?

‘Er bestaat een klassieke uitspraak “ik schrijf graag de boeken die ik zelf zou willen lezen”. Die geldt voor mij ook. Er zijn in het Nederlands nog zo veel leemtes die ik zou willen opvullen. José Antonio Primo de Rivera of Sir Roger Casement bijvoorbeeld. Binnen een aantal jaren publiceer ik een boekje met de titel Twee rebellen over beide heren.’

Samen? Wat hebben die dan met elkaar te maken?

‘Niets.’ (lacht minzaam, schouderophalend)

Nu valt mijn oog op Goethe en Goering, broederlijk naast elkaar in je kast. Er zit toch logica in.

‘En daarnaast Guderian, wat verder Himmler en dan een hele kast Hitler. Trouwens, een van de boeken die ik iedereen zou willen aanraden te lezen uit interesse voor de geschiedenis is van Sebastian Haffner, Anmerkungen zu Hitler. Ik heb hier de eerste druk in het Duits, dat ik in 1978 gelezen heb.’

Dat boek is een tiental jaar geleden in het Nederlands opnieuw uitgegeven door Mets & Schilt.

‘Als begin, als inleiding op de figuur Hitler en de episode Derde Rijk: schitterende lectuur. Dat leest zeer vlot. Het verveelt nog altijd niet.’

 

Geen speculatie

Het is gebaseerd op zijn waarnemingen. In jouw boeken peil je ook maar zelden naar de ziel, de geest, de psyche van je gebiografeerden.

‘Ik vertik het om psychologische analyses uit te voeren op mijn onderwerpen. Feiten zijn feiten en je moet niet beginnen speculeren.’

Het ideaal van Leopold von Ranke: ‘bloss zeigen wie es eigenlich gewesen ist’. En dan nog eens zonder taboes.

‘Ja, zonder taboes. En zonder gespeculeer.’

Ook geen counterfactual history, wat als-geschiedenis? Mocht Staf De Clercq in 1942 niet overleden zijn …

‘Ik doe het niet graag, maar omdat je nu aandringt. Het is niet mijn genre. Neem nu dat Reimond Tollenaere niet is gesneuveld, maar overladen met medailles terugkeert naar Vlaanderen. Staf De Clercq overlijdt. Vanzelfsprekend wordt Tollenaere de opvolger, en niet Elias. Dan zou er nooit een DeVlag politiek ontwikkeld zijn. Tollenaere zou voor de SS gekozen hebben en het VNV zou zodanig geradicaliseerd zijn dat er Nederlandse toestanden zouden zijn ontstaan.’

Even verder wandelen door je bibliotheek, ik zie Wagner en Wilhelm II, veel over de Spaanse Burgeroorlog, het Derde Rijk …

‘Hier komen we bij geschiedenis algemeen: Napoleon, Pruisen, Eerste Wereldoorlog. Die is zeer belangrijk want zonder WO I geen Versailles, geen Hitler, geen Stalin, geen communisme enzovoort. En dan daar de Tweede Wereldoorlog, Nederland, de Balkan, Peter Scholl Latour …’

 

Biografieën

Je schrijft vooral biografieën.

‘Dat doe ik het liefst. Met passie. Maar ik schrijf ook kleinere boekjes over feiten uit en rond de Tweede Wereldoorlog waar nog niet veel over geweten is.’

Omdat je daar informatie over hebt. Hoe komt die tot bij jou? Via familie? Interviews?

‘Ik heb honderden mensen geïnterviewd. Ik heb ook een goede vriend die thuis is in Oostfronterskringen en tonnen informatie heeft. Van hem krijg ik dan stapels materiaal.’

Dan ben je van plan nog veel te schrijven.

‘Ja hoor. Ik moet dan vooral kunnen plannen maken. Zo’n boek moet vooraf ook al in mijn hoofd zitten. Terwijl ik aan het schrijven ben, vloeit dat eruit.’

Hoeveel boeken en brochures schrijf je jaarlijks?

‘Gemiddeld twee. Maar soms is er een stevige biografie, zoals onlangs die over Vindevogel. Daar heb ik twee jaar aan gewerkt.’

Dat is dan ook een omvangrijk werk. Tegelijkertijd verschijnen er dan nog twee Cahiers Staf De Clercq van jouw hand …

‘Volgend jaar verschijnt deel negen daarvan. Dan komt er nog één en een register. En dan begin ik aan mijn grote – tweedelige – biografie van Staf De Clercq.’

Welke vijf boeken zijn voor jou belangrijk geweest, hebben jouw publicaties bepaald, of jouw intellectuele pad geëffend?

‘Mag ik eerst mijn twee belangrijkste leermeesters vermelden? We hadden het al over Arthur De Bruyne. En wie mij historisch wetenschappelijk heeft leren schrijven is Romain Vanlandschoot. In het begin was hij resoluut, hij schrapte met zijn rode pen, maar al doende heb ik bijgeleerd. En ik ben hem heel dankbaar dat ik aan Verschaeviana heb mogen meewerken. Dat was in 1983, mijn eerste historisch-wetenschappelijk artikel ging over het weekblad Jong Dietschland. Dat was een heel mooie periode.’

Heimwee?

‘Neen, wat gebeurd is, is gedaan. Natuurlijk je kunt altijd een paar dingen beter doen. Had ik bijvoorbeeld maar mijn aandacht meer kunnen vestigen op mijn studie Geschiedenis in Gent en ervoor gezorgd dat ik mijn licentiaatsdiploma had en dan pas beginnen publiceren en mensen interviewen en boekhandels en archieven afschuimen …’

Heb je daar geen spijt van?

‘Neen. Absoluut niet.’

Zou je de dingen anders gedaan hebben mét diploma op zak?

‘Ik denk het niet. Ik ging zeker geen leraar geworden zijn, want dat is niets voor mij. Ik zou waarschijnlijk in de journalistiek of in het uitgeversleven zijn terechtgekomen.’

 

Leestips

Bon, terug naar een vorige vraag wat zijn die vijf belangrijkste boeken voor jou, die iedereen zou moeten gelezen hebben?

‘Eerst en vooral De Vlamingen van Manu Ruys. Dan Aanmerkingen bij Hitler van Sebastian Haffner, niet alleen omwille van Hitler, maar omdat het goed geschreven is en een goed beeld geeft van een belangrijke periode van de 20e-eeuwse geschiedenis. Dan is er het boekje van Arthur De Bruyne over Sinn Féin en de Bolland-biografie van Willem Otterspeer. Een Nederlandse filosoof , uit het niets begonnen, heeft nog een tijd in de gevangenis doorgebracht, en is geëindigd als hoogleraar filosofie in Leiden. Hij had veel aandacht voor de Vlaamse Beweging en heeft trouwens ook een lemma in de Encyclopedie. Hij heeft zich ingezet voor de bevordering van de Nederlandse taal rond de eeuwwisseling. Het is prachtig geschreven, en een dikke biografie. En ik ben verknocht aan dikke biografieën. Ik heb zopas de biografie gelezen van Loe De Jong, meer dan 900 blz. En – ook vermeld – de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging is belangrijk voor mij, en Louis Paul Boon, de Bijbel en af en toe een thriller.’

De Bijbel? Ligt die op jouw nachtkastje?

‘Op m’n bureau naast m’n bed.’

Je komt van een atheneum. Is het de eerste keer dat je de Bijbel leest?

‘Ja. Mijn grootouders waren nochtans katholiek. Mijn grootvader ging in de jaren 1930 trouwens naar de IJzerbedevaart. Iedere keer dat hij mij daarover wou vertellen, werd hij afgesnauwd door mijn vader, dat hij zijn mond moest houden. En dus vergezelde ik mijn grootvader tijdens lange wandelingen in de buurt van Ieper. Dan vertelde hij honderduit verhalen. Dat is dan de microbe … Ik was toen tien, elf jaar.’

Maar dus geen recente boeken die je kunt aanraden?

‘Toch eentje, dat recente boek van Stefan Hartmans (Oorlog en terpentijn – red.).

Dat heb je gelezen? Nochtans grotendeels fictie en geen thriller …

‘Ik heb dat graag gelezen, ja.’

Moeten we ons vandaag nog aan Verschaeve wagen?

‘Neen. En er moet nog veel geschreven worden over hem.’

Er is toch een biografie van de hand van jouw leermeester Romain Vanlandschoot?

‘Het was oorspronkelijk de bedoeling dat dat twee dikke boekdelen zouden zijn. Maar die biografie is nu onleesbaar voor buitenstaanders. Vanlandschoot had te veel bladzijden voor de éne boekband die de uitgeverij wou brengen. En dan heeft een jonge germanist daar zomaar eventjes 300 blz. uit geschrapt. Iemand die nog nooit iets van Verschaeve had gehoord, blijft bij het lezen van dit boek op zijn honger zitten. Het boekje van De Bruyne over Verschaeve is daardoor prettiger leesbaar dan het wetenschappelijk doorwroete werk van Romain Vanlandschoot.’

En Elias, moeten we die nog lezen?

‘Voor De Vlaamse gedachte, voor de 19e eeuw: ja, toch wel. Maar zijn 25 jaar Vlaamse Beweging niet, die is echt wel getekend door de tijd. Er bestaan nu wel degelijker studies over het begin van de 20e eeuw.’

Dus voor de nog niet goed gekende 19e eeuw: allen naar Elias. Ik heb anders vorig jaar heel graag de nieuwe biografie over Jan Frans Willems gelezen, die geeft ook een goede staalkaart van de 19e-eeuwse Vlaamse Beweging.

‘Een prachtig boek, inderdaad. Maar veel te weinig in de belangstelling gekomen. Nu had ik zelf ooit plannen om een biografie te wijden aan August Snieders, een van de eerste Vlaamse journalisten. Maar wie leest dat nog, vandaag?’

Kun je dat niet van alle historische, biografische werken zeggen?

‘Er is nog altijd vraag naar mijn biografie over Odiel Spruytte en Leo Vindevogel is nog geen jaar oud en bijna uitverkocht.’

Enkele andere aanraders: De Frontbeweging van Daniel Vanacker. Lode Wils’ Flamenpolitik en Aktivisme, maar zijn stelling is niet te verdedigen. Bruno De Wever zijn Greep naar de macht, dat vult Elias aan, dat vormt een geheel. Dan is er een heel goede inleiding van Rik Van Cauwelaert, Ils nous ont pris la Flandre. Heel goed geschreven. In feite zouden we Van Cauwelaert in een klooster moeten onderbrengen gedurende een paar jaar, dat zijn vrouw op bezoek mag met wat levensmiddelen, en zijn kinderen ook en voor de rest in afzondering. Niemand kan beter schrijven over Léon Degrelle en Rex als hij. Hij heeft dat meegemaakt. Hij en zijn familie hebben een hele brok tijdsgeschiedenis meegemaakt. Hij heeft een uitstekende pen. Journalistieke memoires ten tijde dat hij hoofdredacteur-directeur was van Knack. Want dat hebben we veel te weinig in ons land, dat zijn autobiografieën en levensbeschrijvingen van journalisten, en politici.’

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties