JavaScript is required for this website to work.
Ethiek

Rondas las Koen Lemmens’ boek De dwaling van de beeldenstormer

foto © boekomslag

Rondas over Koen Lemmens’ boek over traditie, waarin de auteur zich tegen beeldenstormers kant en respect voor de overlevering bepleit

Koen Lemmens is een moedig man.

Hij heeft namelijk een boek geschreven over traditie: iets wat volgens modieuze maar gezaghebbende denkers niet eens bestaat maar waarop, mocht het tegen beter weten in toch bestaan, door diezelfde modieuze denkers geringschattend wordt neergekeken. Van in de Oudheid hebben conservatieven betreurd dat tradities veronachtzaamd werden; maar vandaag trekken activistische en ‘woke’ generaties er radicaal tegen ten strijde. Zij zijn niet van plan de traditie zomaar stilzwijgend voorbij te laten trekken, zij willen haar vernietigen. Zij gaan tegen tradities ‘in het verzet’. Volgens hen zijn vooral ‘autochtone’ tradities immers kwalijk, achterlijk en gevaarlijk.

Zij zijn de dwalende beeldenstormers over wie Koen Lemmens het in zijn boek heeft.[1] Met een pleidooi voor een bewuste omgang met de traditie gaat hij dus stevig in tegen de huidige traditie van traditieverwerping, en dat is vandaag niet zonder gevaar voor naam, faam en beroep, zeker aan universiteiten. En Koen Lemmens doceert aan twee universiteiten.

Daarom noem ik hem een moedig man.

Lemmens (1976) is een bekend jurist, advocaat en hoogleraar publiekrecht die zich vooral bezighoudt met mensenrechten. Hij heeft een indrukwekkend aantal professionele publicaties op zijn naam staan. Ik twitter zelf niet, maar in de wereld der getsjilpte boodschappen schijnt hij een bekende vogel te zijn, die daar luistert naar de naam ‘Uw Dienstwillige’ (dat is een advocatenstreek!) Met dit boek over traditie zet hij zich op de kaart als publiek intellectueel. Dat is niet zo verwonderlijk: het recht is namelijk uit traditie opgetrokken, en in zijn boek werkt hij daar op boeiende wijze twee voorbeelden van uit, over de naam die wij dragen en over de toga die hij mag dragen. Maar dat doet hij slechts en passant, want in wezen wil hij vat krijgen op iets veel complexers.

(De) traditie(s)

Jammer genoeg heeft traditie geen handvatten. Traditie is een glibberige realiteit. Traditie is proteïsch (naar de Griekse zeegod Proteus): ze is onbestendig en kan alle gedaanten aannemen. Het woord is een collectivum. Als ik er een lidwoord voor plaats, de traditie dus, dan lijkt het om iets vaststaands te gaan, dat van de ene generatie aan de andere onveranderd wordt doorgegeven. Maar als ik er een meervoud van maak, tradities, dan gaat het al heel snel over ‘slechts’ folkloristische gebruiken zoals kleiduifschieten. Hoe dan ook, in de overdracht wordt (de) traditie juist iets erg veranderlijks, proteïsch. Traditie is helemaal niet ‘het traditionele’ of het verouderde. In het transmissieproces ondergaat traditie immers de ene verjongingskuur na de andere.

Alles kan traditie worden, zeker ook de wreedaardigste gebruiken, denk maar aan clitoridectomie. Goed of kwaad, alles wat we hebben of zijn, onze hele materiële en geestelijke wereld is ons overgeleverd. Alles maar dan ook alles wat ons onder handen komt is het resultaat van culturele overdracht. De mens moet alles leren. Ergens wijst de Nederlandse jurist Paul Cliteur erop dat de mens wel beschikt over een aangeboren (evolutionair verworven) vermogen tot spreken, maar dat de taal zelf slechts van generatie op generatie kan worden overgedragen. Taal is traditie. Zonder taal sterft de mens.

In twee openingshoofdstukken zegt Koen Lemmens dit alles uitgebreider en met enigszins andere klemtonen. De volgende acht hoofdstukken van het boek bestaan in de uitwerking van één onderliggende redenering die al vervat zit in de titel, en die hij toetst aan wat ik ‘traditiedragers’ noem: identiteit en canon, onderwijs, taal en religie.

De redenering bestaat telkens uit vier stappen.

Stap een is de eenvoudige sociologische constatering die ik kan samenvatten in de boutade dat we niet meer leven in Willy Vandersteens fictieve staat Bazaria van Suske en WiskeDe speelgoedzaaier, waar de nationale industrie bestaat in het schilderen van telloren. We leven nu eenmaal in posttraditionele maatschappijen. Traditie is niet meer de allesbeheersende factor van ons bestaan zoals ze dat was in ‘primitieve’ maatschappijen. Deze overgang schetsen is het begin van elke sociologie.

Alles Ständische und Stehende verdampft

De tweede stap in de redenering is eveneens een vaststelling, maar dan een die nog meer weerstand oproept dan de eerste. Het is namelijk een onweerlegbaar feit dat niet alleen de traditionalisering een voortdurend proces is. Haar pendant, de detraditionalisering, stopt al evenmin. Zelfs in een alreeds gedetraditionaliseerde maatschappij zoals de onze zijn er nog altijd voldoende tradities over, of zelfs nieuwe tradities, die ofwel vanzelf verdwijnen ofwel aangevallen worden opdat ze zouden verdwijnen. De intrigerendste formule van dit verschijnsel staat in Marx’ en Engels’ Communistisch Manifest, die in het Engels een treffende vertaling heeft gekregen: All that is solid melts into air. Al het vaststaande en eeuwige gaat in rook op. En dit niet één keer en voorgoed, maar telkens weer. Uit onze verondersteld solide samenlevingen zijn liquide maatschappijen gegroeid, zoals de socioloog Zygmunt Bauman in ettelijke publicaties heeft beschreven.

Wanneer dit herhaaldelijke detraditionaliseren opzettelijk gebeurt, gaan de mensen die het proces moeten ondergaan zich schrap zetten. Een kwarteeuw geleden waren het de zogenaamde ‘redelijke aanpassingen’ van autochtonen aan allochtonen die ergernis opwekten omdat we hadden verwacht dat nieuwkomers zich aan onze gebruiken zouden aanpassen. In plaats daarvan werd de ingezetenen gevraagd om bepaalde symbolen die de nieuwkomers ergerden uit de openbare ruimte te verwijderen (genre kruisbeelden, kerststallen en Zwarte Pieten).

Vandaag is er van ‘redelijkheid’ geen sprake meer en gaat het over onredelijke eisen tot verwijdering van tradities. Elke week doet er zich wel een majeur incident voor in verband met de ‘woke’ eisenbundel die de westerse folklore aanvalt, die zich bemoeit met de naam die we onszelf geven omdat we onszelf zo zien (namelijk als ‘blank’ en niet ‘wit’), die zelf wil bepalen door wie de literaire producten ‘van kleur’ zullen worden vertaald, en die ‘witte auteurs’ in het curriculum wil zuiveren van alles wat de woke-woordvoerders niet aanstaat. In elk hoofdstuk van zijn boek behandelt Koen Lemmens een of ander doelwit van deze permanente agressie tegen traditie die mijns inziens bedoeld is om inclusie en integratie onmogelijk te maken.

Het linkse debacle

Vandaar de volgende, derde stap in Lemmens’ onderliggende redenering: dit alles roept weerwerk op, weerstand, reactie, radicalisering en polarisering. De linkse partijen hebben hun al te ruime begrip voor de politieke correctheid met hun eigenheid bekocht. Bij verkiezingen in heel Europa lopen hun kiezers nu al veertig jaar over naar de populistische partijen. Waarschuwingen van klassiek linkse denkers zoals Marc Elchardus werden in de wind geslagen. Aan beide kanten van de nieuwe breuklijnen vormden zich nieuwe verzuilingen. Sommige analisten en auteurs waarschuwen voor nieuwe burgeroorlogen.

Koen Lemmens is zeker geen alarmist, en mijn bovenstaande parafrase drukt de zaken zeker scherper uit dan hij zou doen. Toch is het precies deze toestand die hem verontrust en die hem heeft aangezet tot het schrijven van zijn boek. Daarom hebben de beeldenstormers uit zijn titel ongelijk, en daarom moeten ‘wij’ bewuster met de traditie omgaan. Want het is aan de opzettelijke beeldenstormerij dat zich de geesten scheiden. Het neerhalen van allerlei monumenten en standbeelden door de zogenaamde dekolonisatoren is slechts het symbool van een veel ruimere beweging. Lemmens vindt dat ze overdrijven.

Bewust omgaan met traditieverandering

Vandaar ook zijn demarche, het vierde punt in deze redenering, het actiepunt dat hij uit de drie vorige stellingen afleidt. Ik probeer het genuanceerd te parafraseren. Het gaat als volgt: Het onvermijdelijke verdwijnen van de traditie moet vriendelijk en zachtaardig begeleid worden opdat de gewone autochtone mensen die daaronder lijden, naast de schok die ze ervaren niet ook nog eens beledigingen en verwijten van achterlijkheid van de kant van de politiek correcten zouden moeten incasseren. ‘We’ moeten het dedain achterwege laten. Als ‘we’ dat proces begeleiden en dus bewust met veranderende traditie omgaan (ondertitel) dan zullen die mensen zich misschien niet bij extreemrechts aansluiten of polariseren.

Welnu, dit boek is zelf zo’n vriendelijke begeleiding. Zoals gezegd handelen de essays over die ene grote breuklijn die zich op alle grote traditieterreinen manifesteert: taal, onderwijs, religie en identiteit. Deze opstellen behoren tot het beste wat daarover tegenwoordig geschreven wordt: beredeneerd, toegankelijk, vlot leesbaar, inspirerend.

Koen Lemmens is een equilibrist. Het koord waarop hij danst, loopt parallel met de nieuwe culturele breuklijn. Lichtjes balancerend met zijn koorddansersstok, overhellend nu eens naar links en dan weer naar rechts, loopt hij gestaag naar de overkant. Onderweg is hij voortdurend met zijn lezer in gesprek. De dwaling van de beeldenstormer is een dialoogboek dat ook aanzet tot dialoog in de echte wereld.

Precies daarom heb ik hem enkele vragen te stellen, onder meer over dat ‘wij’. Die spaar ik op voor volgende week. Tegen die tijd hebt u dit boek toch achter de kiezen, beste luisteraar?

___________

[1] Koen Lemmens, De dwaling van de beeldenstormer. Waarom we bewust moeten omgaan met de traditie. Lannoo, Tielt, 2021.

 

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.

Commentaren en reacties