JavaScript is required for this website to work.
radio

Een Russische fatwa over Poetin en ‘het lot van de regenkoning’

Aleksandr Doegin.

Aleksandr Doegin.

foto © Wikimedia Commons

Toen de Oekraïners hun stad Cherson van de Russen heroverden, verscheen op het Telegram-platform een merkwaardige tekst.

Toen de Oekraïners op 11 november hun stad Cherson heroverden, verscheen op het Telegram-platform een merkwaardige tekst van de Russische ideoloog Aleksandr Doegin, waarin hij Poetin bedreigde met tirannenmoord.

Merkwaardig omdat van Doegin altijd werd beweerd dat hij Poetins huisfilosoof was. ‘Poetins hersens heten Doegin’, had men met een verwijzing naar Himmler en Heydrich kunnen zeggen. Was Doegin nu naar een ander kamp overgelopen? En mocht dat het geval zijn, waarom was hij dan ondertussen niet van een balkon gevallen, het liefst van een tiende verdieping?

Verdwenen

Omdat de tekst met de bedreiging na enige tijd weer van Telegram verdwenen was, twijfelden sommigen aan Doegins auteurschap. Maar in wezen doet dat er niet zoveel toe. Ook als iemand zich in Doegins geest zou hebben verplaatst, dan nog is deze oproep tot tirannicide het onderzoeken waard.

Mij interesseert het feit dat de auteur zijn dreigement tegen Poetin probeert hard te maken met een verwijzing naar de eertijds wereldberoemde Britse antropoloog James Frazer, die net voor de Eerste Wereldoorlog een twaalfdelig werk had laten verschijnen waarin hij de magische gebruiken van primitieve en antieke volkeren in alle tijden en over de hele aardbol bestudeert. Het geheel heet The Golden Bough. In 1922 vatte Frazer zelf zijn twaalf boeken samen in een beknopte editie van slechts 950 bladzijden, en het is deze versie van het werk die ook in het Nederlands vertaald is als De gouden tak.

Volheid van verantwoordelijkheid

Maar wat schrijft Doegin nu letterlijk op Telegram? Ik vertaal hier de alinea, waarin hij naar The Golden Bough verwijst om te suggereren dat een falende Poetin het best kan gedood worden.

‘De autoriteiten’, schrijft Doegin, ‘zij zijn hier verantwoordelijk voor (namelijk voor de val van Cherson). Wat betekent immers autocratie, het regime waaronder we nu leven? Wel, het betekent dat we de Leider absolute volheid van macht verlenen, opdat hij ons allemaal, het volk, de staat, de mensen, de burgers zou beschermen in het uur van nood en gevaar. Ook en zelfs als hij zichzelf met tuig omringt of spuwt op ons sociaal rechtvaardigheidsgevoel – en dat is inderdaad niet aangenaam – dan nog kunnen we zeggen dat hij ons tenminste beschermt. Maar wat als hij dat niet doet? Wel, dan wacht hem het lot van de regenkoning (lees Frazer). Autocratie heeft immers haar keerzijde. Volheid van macht als de leider succes heeft, maar ook volheid van verantwoordelijkheid als hij faalt. Of dacht u dat het er hier anders aan toeging?’

De lezer en de toehoorder voelt zo de bedreiging die van deze alinea uitgaat. Er staat dat als we Frazer lezen, we zullen begrijpen wat hij, Doegin, met ‘het lot van de regenkoning’ bedoelt. We moeten dus gaan zoeken, zowel in de beknopte uitgave van 950 bladzijden, als in de volledige editie van twaalf delen (4.800 bladzijden).

Regicide bij primitieven

Daarom vooraf toch nog iets meer over De Gouden tak. De ondertitel van het volledige werk geeft aan dat het gaat om A Study in Magic and Religion. Maar dat zegt nog niets over wat Frazer eigenlijk bedoelt. Er had misschien moeten staan: ‘vegetatiemythen en riten bij de primitieve mens’.

Wie de lange gedetailleerde inhoudsopgave van de 69 hoofdstukken in de beknopte editie doorbladert, ontdekt een hele wereld van korengeesten, korenmoeders en korenmaagden, van vuurfeesten, van zondebokken en het doden van de boomgeest, van het eten van de god, van taboes op personen, zaken en woorden, maar opvallend ook van fenomenen rond het koningschap: het offeren van de koningszoon, de last van het koningschap en vooral het doden van de goddelijke koning. Hier zijn we waar we wezen moeten. Koningen doden. Regicide bij primitieven. Is dat het lot van de regenkoning? Is het dat waar Doegin naar verwijst?

Moordzuchtige bedoelingen

De Engelstalige pers had in Frazers boeken al snel een passage gevonden die beantwoordde aan Doegins moordzuchtige bedoelingen. Daarin lezen we dat tot laat in de negentiende eeuw aan de bovenloop van de Nijl stammen leefden die onder het gezag van een regenkoning stonden, een soort chef-en-tovenaar ineen. Deze mensen geloofden dat hun regenkoning het kon laten regenen in de periodes waarin het normaal zou moeten regenen – geen kunst – maar ze schreven het aan zijn macht toe.

Ze waren bereid hem vele offergaven te brengen, zodanig dat hij de grootste veestapel van de stam bezat. Zo werden regenkoningen rijk en machtig. Ze persten hun mensen ook af door te beweren dat de regen uitbleef, omdat ze hem minderwaardige koeien hadden gebracht. Maar als de smoezen opgebruikt waren en het toevallig nog langere tijd niet regende en de velden dor stonden, en de regenkoning dus niet presteerde, kwamen de mensen in opstand en sneden ze de regenkoning zijn buik open, om er de zo begeerde regenstormen uit te bevrijden die hij daar vasthield. Het openrijten van de buik van de regenkoning haalde meteen de kranten. Ziedaar ‘het lot van de regenkoning’ dat ook Poetin te wachten staat, nog steeds volgens Doegin.

Bijbel voor modernisten

Ik verwachtte niet om in 2022 nog eens met Frazers Golden Bough geconfronteerd te worden. Het boek behoort tot de meest invloedrijke geschriften van de twintigste eeuw, iets wat veel hedendaagse antropologen betreuren, want Frazer was een witte Victoriaan die maar al te vaak het woord ‘savages’ of ‘wilden’ in de pen nam. Nochtans wilde hij aantonen dat de mensheid evolueerde van magie over religie naar wetenschap, een theorie waar velen nog achter staan.

In laatste instantie had hij het op het chrsitendom gemunt, dat tenslotte ook maar een ‘primitieve’ vegetatiegodsdienst was met een stervende god. The Golden Bough is dan ook naast een seculariseringsverhaal, eveneens een narratief van onttovering – ook al niet sympathiek in een academische woke sfeer waar men (sinds de komst van de islam naar Europa) onttovering en secularisering niet meer ernstig wenst te nemen. Frazers aantoonbare invloed ligt dan ook bijna volledig aan de literaire kant: die gaat van Sigmund Freud (Totem en taboe) tot een song van Jim Morrison van The Doors.

De Amerikaans-Engelse dichter T.S. Eliot gaf in zijn eigen notenapparaat bij zijn lange gedicht The Waste Land zelf aan waar The Golden Bough hem als inspiratie had gediend. Minder bekend is dat het oeuvre van Hugo Claus er zonder de invloed van Frazer thematisch veel dunner of ijler had uitgezien, of zelfs onbestaande was geweest. Specialist in deze materie is de onvolprezen Paul Claes die aantoonde dat niet alleen De Oostakkerse gedichten, maar ook romans als Omtrent Deedee en Het verlangen en toneelwerk als Vrijdag schatplichtig zijn aan de Gouden Tak-verhalen. Hugo Claus schreef zelfs een gedicht dat ‘De regenkoning’ heet. Hij geeft er een uiteraard Clausiaanse draai aan het concept van de regenkoning.

De Shilluk-stam bij Frazer en Saul Bellow

De Engelstalige pers had zich toch wel snel tevreden gesteld met dat ene citaat uit Frazers Golden Bough. Er is nog wel meer in te vinden dan de horror met de opengereten buik, waaruit dan de opgespaarde stormregens ontsnappen die de velden weer vruchtbaar moeten maken.

Het verhaal dat ik vond staat in het vierde deel, en het heeft als inspiratiebron gediend voor een wonderlijke Amerikaanse koloniale roman, apart ook al omdat de Verenigde Staten nooit kolonies hadden en zich officieel altijd tegen het Europese kolonialisme hebben verzet. Ik bedoel de roman van Saul Bellow, Henderson the Rain King (Henderson de regenkoning), verschenen in 1959. Henderson is een Hemingway-achtige figuur die, op queeste op zoek naar zichzelf, in de Soedan belandt en er de filosoof-regenkoning Dahfu ontmoet die hem dwingt zijn opvolger als regenmaker te worden. Alle antropologische premissen van de roman komen uit de passage bij Frazer die ik nu zal samenvatten.

De koning verraden door zijn vrouwen

Frazers verhaal gaat naar de kern van wat Doegin bedoelt met het ‘lot van de regenkoning’. Het gaat over het Shilluk-volk dat leefde (en nog leeft, maar nu anders) aan de oevers van de Witte Nijl in het huidige Zuid-Soedan. De mensen verbouwden er tropische graangewassen zoals sorghum of kafferkoren. Hun koning, die zetelde in de hoofdplaats Fashoda, is een regenkoning, want in hem huist de geest van de regengevende halfgod en stichter van de dynastie Nyakang. De koning incarneerde Nyakang. Door bemiddeling van Nyakang kon de koning het doen regenen, zodat de sorghum welig tierde, het vee gedijde en de mensen dus genoeg te eten hadden.

Maar dat kan allemaal slechts zolang de koning gezond blijft. Hij moet maar niet zwak of oud of seniel worden, want met zijn verminderende kracht zou ook de goddelijke koningsgeest van Nyakang die in hem woont mee verzwakken, regen zou uitblijven en dus zouden ook de gewassen verdorren, het vee de pest krijgen en de mensen van honger sterven. Zo’n koning is geen blijvertje. Er moet ook vermeden worden dat hij van ouderdom sterft, want dan is het met de koningsgeest die in zijn opvolger moet incarneren nog erger gesteld. Om nu het ogenblik van ‘het lot van de regenkoning’ te kunnen vaststellen, komt het er dus op aan om te exact bepalen wanneer de eerste symptomen van achteruitgang zich manifesteren.

Daartoe bestaat een eenvoudige graadmeter. De koning heeft namelijk een groot aantal vrouwen tot zijn beschikking, die verspreid wonen in een groot aantal hutten rondom het paleis in Fashoda. In zijn roman noemt Saul Bellow het getal van zevenenzestig. De koning is gezond als hij ze allemaal geregeld kan bevredigen. Van zodra zijn krachten beginnen af te nemen, van bij het eerste spoor of zweem van verminderde potentie, gaan die vrouwen dit droevige feit rapporteren aan de tovenaars of de stamoudsten. En die weten wat hen te doen staat.

Nothing personal

Als Doegins analogie klopt, dan is Poetins ondergang begonnen op de dag dat hij niet meer met naakt bovenlijf op een pony werd gezien. Nu al verschijnen in de kranten overzichten en lijstjes van de vrouwen in Poetins leven, die de waarheid allang aan de Russische oligarchen hebben gerapporteerd. De Russische ziel verblijft liefst niet in een kapot lichaam – het wachten is dus alleen nog op die ene overlevende oligarch die precies door te overleven bewezen heeft de Russische ziel op een gezonde wijze te kunnen incarneren. Want wat de regengeest is voor de Shilluk, is de Russische ziel of de Russische idee of de Russische ideologie voor Doegin. Geesten en zielen blijven, lichamen vergaan.

De stamoudsten laten de regenkoning hun beslissing weten door een wit doek op hem te leggen, terwijl hij aan zijn middagdutje bezig is. De executie volgt snel op het doodsvonnis. Ze bouwen er een speciale hut voor en sluiten er de koning erin op, samen met een huwbare maagd, en ze wachten tot ze de eerste worm uit hun mond zien kruipen. Toen onder de invloed van het christendom deze methode te wreed werd geacht, gingen ze over tot simpele wurging. De leeftijd van de regenkoningen lag door de band tussen de veertig en de vijftig jaar. Sterven van ouderdom was taboe. Wie het toch overkwam, werd nog net levend met vier speren aan zijn sterfbed gespiesd. Een heroïsche dood verzekerde immers de toekomst.

De terechtstelling betekende niets persoonlijks, ‘nothing personal’ zoals in The Godfather, in die zin dat ze niets te maken had met antipathie of wraakzucht, maar gewoon met de verzwakking van de vleselijke huls van de regenkoning die het niet meer waard was de behuizing van de goddelijke regengeest te zijn. De praktijk van de koningsmoord was het beste bewijs van de eerbied die de Shilluks koesterden voor het koningschap.

Le roi ne meurt jamais

Voor wat Frazer en Saul Bellow beschreven als primitieve gebruiken en overtuigingen, bestaat in de Europese geschiedenis nog een andere metafoor, namelijk die van het dubbele lichaam van de koning. In zijn studie The King’s Two Bodies zag Ernst Kantorowicz dat Engelse juristen vanaf de 16de eeuw een onderscheid maakten tussen de twee koninklijke lichamen van een en dezelfde mens, namelijk the body politic en the body natural, de koning als instituut en de koning als persoon.

Volgens deze mystieke fictie is het de persoon die sterft. De koning als bediening of instituut is onsterfelijk. In de redenering van de Soedanese Shilluk wordt de idee van de koning als instituut juist versterkt door de niet meer dienstige koning als persoon te doden. Dat lijkt Doegin dus ook te denken. En ook Frazers allerlaatste zin in zijn Golden Bough, zowel in de beknopte als in de volledige versie, luidt: Le roi est mort, vive le roi!

Toch is het in Doegins interpretatie geen geruststellend idee. De falende koning moet immers afgezet en gedood worden opdat een nog fanatiekere opvolger zijn verwaarloosde taak eindelijk helemaal zou afmaken, in dienst van de Russische ziel. In die zin mag Poetin gerust nog een paar jaartjes aan de macht blijven.

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.

Commentaren en reacties