JavaScript is required for this website to work.
post

Raoul Servais, de nestor van de Vlaamse film overleden

Freddy Sartor26/3/2023Leestijd 3 minuten
Raoul Servais in 2018.

Raoul Servais in 2018.

foto © Belga Image

Ondanks 15 animatiefilms en vele prijzen, kende de recent overleden Raoul Servais in zijn carrière heel wat tegenslagen. Een portret.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Vorige week overleed Raoul Servais (1 mei 1928-17 maart 2023). De  innemende animatiefilmer die zijn tijd ver vooruit was, werd 94 jaar en laat een uniek oeuvre van 15 korte films en een langspeelfilm na waarin het magisch realisme zeer present was. Tot driemaal toe werd zijn carrière gefnuikt.

De magiër van Oostende

“Ik teken nog elke dag!” Zo liet Raoul Servais in oktober nog optekenen bij de wereldpremière van zijn laatste korte animatiefilm Der lange Kerl – een gewonde Franse soldaat komt in 1914 oog in oog te staan met een reus van een Duitser – tijdens de voorbije editie van Film Fest Gent. Ook al stelde deze laatste animatiefilm die hij nog samen met biograaf/assistent Rudy Pinceel had kunnen maken – zijn zwanenzang – veeleer teleur. Het idee was er nog wel maar de uitwerking miste de vaste hand van de meester, zijn perfectionisme.

Vredesapostel

In de eerste oorlogsdagen van 1940 werd het ouderlijk huis, een winkel in porselein, vernield. Het gezin moest vluchten en kon met de grootste moeite de eindjes aan elkaar knopen. Raoul zou er een trauma aan overhouden. Toen al was hij in de ban van de film, van animatiefilm in het bijzonder.

Zijn vader, een fervent filmliefhebber had hem als kind al laten kennismaken met films van Charlie Chaplin en Harold Lloyd. En de tekenfilm Felix de kat. Dat fascineerde hem. Servais’ gehele oeuvre is doordesemd van een anti-oorlogsthematiek en anti-autocratische regimes. Dat heeft enkele, nog altijd actuele pareltjes opgeleverd zoals Chromophobia (1966) waarin soldaten alle kleur uit een stad schieten.

Pionier

Raoul Servais, in Oostende geboren – de stad van James Ensor en Leon Spillizert – was autodidact. Hij leerde het vak van animatiefilmer al doende. Havenlichten (1960) – de titel van de film geeft veel prijs – was zijn eerste korte film, gevolgd door Omleiding november (1962), De valse noot (1963) en Chromophobia (1965). Vanaf halfweg de jaren ‘60 zou hij als stichter/bezieler van de afdeling animatiefilm aan de KASK in Gent zijn kennis aan generaties studenten doorgeven.

Daarna maakte Raoul Servais nog pareltjes zoals To speak or not to speak (1970), Pegasus (1973) en Harpya (1979), goed voor de Gouden Palm op het Filmfestival van Cannes. In de bioscoop hier werd Harpya vertoond samen met de langspeelfilm Prova d’orchestra van Federico Fellini: een uniek tweeluik. Met het oog op Harpya – tijdens een avondwandeling is meneer Oscar getuige van een aanranding; het slachtoffer blijkt een niet ongevaarlijke harpij – had Servais al geëxperimenteerd met zijn zogenaamde Servaisgrafie, een filmtechniek waarmee hij acteurs perfect in een animatiefilmdecor kon integreren. Verbluffend baanbrekend werk dat Servais hoopte nog te kunnen perfectioneren voor zijn eerste langspeelfilm: Taxandria.

Door filmcritici werd Harpya verkozen tot een van de 15 beste animatiefilms aller tijden. In de top 100 prijkte Harpya op de 14de plaats.

Korte film op apegapen

Toen Patrick Dewael als jonge gemeenschapsminister voor Cultuur aantrad in 1985 werd er door bepaalde mensen uit de filmsector zo op hem ingepraat dat hij begin de jaren ‘90 de detaxatiepremie voor de korte film afschafte. Dat systeem voorzag in een premie in de vorm van een bepaald percentage op de bruto-recette van de hoofdfilm. En dat kon oplopen als de korte film gekoppeld werd aan bijvoorbeeld een (Amerikaanse) succesfilm.

De bedoeling was nobel. Want op die manier kon een filmproducent een volgend korte filmproject opzetten. Maar te vaak bleek er onderweg geld te verdwijnen. De belangen waren groot en dus was er misbruik. Met het nieuwe filmdecreet werd evenwel het kind met het badwater weggegooid. En vermits een animatiefilm per definitie altijd kort is, heeft het jaren geduurd vooraleer dat genre in Vlaanderen opnieuw op niveau zou komen. Zelfs een crack zoals Servais kreeg geen korte film meer gefinancierd. En dus werd een langspeelfilm pure noodzaak.

Taxandria

Dankzij de vernieuwende techniek van de Servaisgrafie moest deze langspeelfilm Taxandria (1994) – een dictatuur waar de tijd is blijven stilstaan – Servais’ magnum opus worden. Maar productionele strubbelingen – een deel van het geld bleek ineens verdwenen – en een teveel aan filmproducenten (5) die zich allemaal met de inhoud gingen bemoeien, zorgde ervoor dat Taxandria niet het verhoopte meesterwerk werd, veeleer een lijdensweg. 14 jaar lang was Servais met deze film bezig geweest. Het had de artiest in Servais de adem afgesneden.

Met Nachtvlinders (1998) – Servais op zijn best, een majestueuze ode aan het werk van schilder Paul Delvaux – filmde hij de artistieke flop Taxandria van zich af.

VAF

Hoewel hij begin deze eeuw een van de oprichters van het verzelfstandigde filmfonds was, het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) kreeg Servais met een stevige reputatie in het buitenland nochtans – jammer genoeg – in eigen land geen kansen meer en kwam nog amper aan film maken toe. Een enkele keer kon men het talent van Raoul Servais nog bewonderen toen hij als mentor Tom Van Avermaet begeleidde met de creatie van diens merkwaardige dromerige fantasy (met Matthias Schoenaerts) Dood van een schaduw (2012), goed voor de Europese Filmprijs en een Oscarnominatie.

En in 2015 kon Servais eindelijk zelf nog eens een korte film maken: Tank, dat zich afspeelde in de loopgraven aan de Ijzer tijdens de Grote Oorlog. Al die jaren had Raoul Servais projecten zat maar het VAF wou er niet van weten.

Behalve een begenadigd tekenaar was Raoul Servais ook een meer dan verdienstelijke graficus en schilder.

Freddy Sartor (1952) is beroepsjournalist, oud-hoofdredacteur van de filmtijdschriften Cinemagie (ex-MediaFilm) en het maandblad Filmmagie, tot 2006 bekend als Film & Televisie. Hij heeft een hart voor de Europese film en wereldcinema.

Commentaren en reacties