Van Joris Van Severen tot Pablo Picasso
Manu van der Aa schreef een pracht van een biografie over Paul Meral, een artistieke charlatan.
Vlamingen? Je vindt ze overal. In alle maten en gewichten. Oost-Vlamingen in het bijzonder. Niet toevallig ging Gent, de echte hoofdstad van Vlaanderen, om de week over de tong aan het Franse hof. Het was altijd wat met die koppigaards. Zelfs toen de koning plaats had gemaakt voor een president, was Gent nooit ver uit de buurt. François Mitterrand hield van de stroppenstad zoals geen andere Fransman ooit heeft gedaan. Toen de schilder Frank Liefooghe per brief aan Mitterrand vroeg om hem te mogen portretteren, en duidelijk vermeldde dat hij een Gentenaar was, kreeg hij binnen de kortste keren een invitatie in de bus.
Eigen kot en erf
Over een andere Gentenaar die niet genoeg had aan het eigen kot en erf verscheen onlangs een boek. De man in kwestie is Paul Méral. Nooit van gehoord? Haal dan als de bliksem bij de boekhandel Bedelen bij Picasso. Een leven aardig gevuld met drift, vrouwen, artiesten, politici in alle geuren en kleuren. Overgoten met liters alcohol en kilo’s drugs.
Literatuurhistoricus Manu van der Aa verdiepte zich in het leven van de Gentenaar. Hij reisde er meermaals Europa voor rond, al is het actieterrein van Paul Méral te vinden binnen de driehoek Brussel, Parijs en Londen. Het resultaat van al zijn gereis leverde een vlot leesbare en boeiende biografie op. Er zit een heerlijke vaart in het verhaal over een man die zich overal binnen lulde, er geld of goederen wist af te troggelen, in ruil voor beloften bij het zoeken naar de juiste springplank voor een internationale carrière.
Negen op tien keer werkten de beloften eerder contra- dan proactief. Dat hij nooit door een van zijn slachtoffers werd neergeknald, kwam doordat hij een grand charmeur was. Deed een slachtoffer zijn beklag bij een kennis, haalde die zijn schouders op, gevolgd met de opmerking: Paul [Méral] is nu eenmaal wie Paul is: een mooiprater, een gokker en een anarchistisch communist.
Kort bestaan
Maar, voor we verder gaan met klaroengeschal over dit boek, wie was Paul Méral precies? En hoe komt het dat hij in de hoogste regionen van de literaire en artistieke milieus van Europa wist door te dringen?
Paul Méral was het pseudoniem van Herman de Guchtenaere. Hij werd in 1895 geboren in Gent en overleed op 51-jarige leeftijd in Brussel. Een alcoholverslaving heeft waarschijnlijk bijgedragen tot zijn vroege dood, maar evengoed heeft het tempo waaraan hij leefde.
Paul Méral had er een neus voor de juiste mensen te vinden. Bij de aanvang althans. Eenmaal op dreef, wist Méral echter geen maat te houden. De kost steeg boven de baat uit, tot er een bankroet volgde, artistiek en/of economisch. Door zijn verbeelding en tomeloze energie wist hij toch dertig jaar te flaneren in artistieke of politieke kringen. Om een voorbeeld uit de politieke entourage van deze bon vivant te noemen: met Joris Van Severen, dandy, politicus en militaire leider van het Verdinaso was Paul goed bevriend. Tot ook die genoeg had van de strapatsen van de Gentenaar.
Telkens weer
Letterkundigen en kunstenaars die begin vorige eeuw furore maakten, en in het bijzonder in Parijs, dat toen de culturele hoofdstad van Europa was, buitelen over elkaar heen. Méral wist ze allemaal te strikken. Met als lokaas een nieuw tijdschrift of theaterproject, waar ze – uiteraard – financieel baat bij zouden hebben. Wat zelden tot nooit het geval was, en toch wist de Gentse charmeur telkens weer artistieke zwervers te lijmen voor een volgend initiatief.
André Gide, Jean Cocteau, Paul Claudel, Man Ray, Arthur Honeger, Jan Greshoff, Michel de Ghelderode, Edgar du Perron, Gaston Gallimard, George Simenon, Johan Daisne, René Magritte enzovoorts. Ze stortten zich met hun talent in een bizar avontuur. Het gebeurde niet zelden dat ze Méral geld leenden. Il faut le faire! Dat was zelfs het geval met Picasso, toch bekend voor zijn schraapzucht.
Voor een uitgever vertaalde hij politieromans, zo staat te lezen in dit geschiedenisboek dat leest als een thriller, en ik citeer Manu van der Aa, die op zijn beurt auteur Pascal Pia citeert: ‘… waarvan hij koudweg twee of drie hoofdstukken wegliet. Het boek zal er alleen maar beter op worden, want de plot is nu veel mysterieuzer.’ Einde citaat.
Kwartier van wereldberoemdheid
De grote doorbraak voor Paul Méral vond plaats op 2 december 1918. Die avond zal zijn toneelstuk ‘Le dit des yeux du monde’ opgevoerd worden. De muziek is van de jonge componist Arthur Honegger, die hiermee, en ik citeer Manu van de Aa: ‘… zijn eerste karakteristieke compositie aflevert.’ Het is de avond dat Edmond Rostand zijn laatste adem uitblies en met hem kwam er een eind aan de romantiek. Alle macht aan de verbeelding. En dat had de Gentenaar. In zoverre dat de meeste aanwezigen niets begrepen van wat er op het toneel gebeurde.
Het publiek kwam in opstand en de recensies waren vernietigend. Maar het leverde Méral het etiket ‘genie’ op. Er volgden nog vier voorstellingen. Dat o.m. Maurice Maeterlinck, Jean Cocteau en Maurice Ravel in de zaal gespot waren, droeg bij aan Mérals wereldbekendheid. De jaren die volgen zijn een langzame neergang, weliswaar gevuld met gulzige drift en mateloze durf. Tot die niet meer op eigen kracht geleverd kon worden. Er moest alcohol aan te pas komen om actief te worden. Met een fataal gevolg dat zijn beslag kreeg op 5 december 1946, in een Brussels ziekenhuis.
Eén minpunt
Een prachtboek dus, met maar één minpunt: de uitgave als boek. Het verhaal, gebracht op verteltoon, is samengeperst in een reuzenpocket. Een kleine letter en te weinig witruimte voor de lopende tekst. Is het uit kostenbesparing dat uitgevers vergeten dat het wit van een pagina in sterke mate bijdraagt tot het leesplezier?
Enfin, de goede lezer mag zich door dit minpunt niet laten afschrikken. Heerlijke leesuren staan hem te wachten. Hij vergeet zowaar in welke barre tijd we leven.
Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.
Milo Rau vertrekt bij het NT Gent. Hij zag zijn benoeming enkel zag als een tussenstap op de weg naar zonniger bestemmingen.