De Bourgondiërs: vier hertogen en een hertogin die van haar paard valt
Hoe Bart Van Loo de dode Bourgondische hertogen van de 15de eeuw weer tot leven wekt in een historie die tot vandaag reikt. Met zijn verteltalent grijpt hij die tijd bij het nekvel.
Lang geleden dat ik met vreze de laatste hoofdstukken van een boek naderbij zag komen. Dat heeft Bart Van Loo’s historie van De Bourgondiërs me nu opnieuw aangedaan. Op bladzijde 300 begon ik het lezen te vertragen. Exponentieel trager zelfs naarmate bladzijde 400 naderde, want toen bleven er nog maar honderd over. Ik herinnerde me hoe ik als kind lichtjes depressief werd toen een stripverhaal als De Schat van Beersel uitgelezen dreigde te geraken. Met deze parel uit het oeuvre van Willy Vandersteen heeft De Bourgondiërs trouwens ook te maken. Het speelt zich af in dezelfde historische periode, in ‘onze’ Vlaamse en Brabantse contreien, grosso modo tussen 1350 en 1500, met uitlopers naar 1585. Waarlijk spijt dat het uit is. Ik ben er dus maar opnieuw aan begonnen, en nog blijft het spannend.
Dus, beste lezer, laat het u gezegd zijn: vijf sterren. En nu de redenen waarom.
’t Is geschiedenis, maar het is tegelijk een historische roman. Het enige wat eraan ontbreekt is een held die om allerlei gefingeerde redenen overal als een vertellend getuige bij kan zijn. Maar daarom niet getreurd: die held is immers schrijver Van Loo zelf. Hij had zich als kind al ingeleefd in de prenten van de Historia-reeks, en die kinderlijk historische nostalgie heeft de volwassen auteur heel wat inspiratie bezorgd.
Historische data als stapstenen
Met de Bourgondiërs van de titel bedoelt Van Loo de hertogen van Bourgondië die tussen 1369 en 1482 (of zelfs tot 1555) over de Lage Landen regeerden. In de ondertitel noemt hij ze ‘de aartsvaders van de Lage Landen’: de hertogen Filips de Stoute, diens zoon Jan Zonder Vrees, diens zoon Filips de Goede, diens zoon Karel de Stoute, diens dochter Maria van Bourgondië en haar kleinzoon Keizer Karel V. Zij hebben de Lage Landen een staatkundige vorm gegeven. En de kans had er dik ingezeten dat die Lage Landen vandaag nog een eenheid zouden gebleven zijn, ware het niet dat… ziedaar de stof voor een meeslepend verhaal.
Het allereerste begin van Bourgondië wordt zowaar in het Nibelungenlied verteld, zelf inspiratiebron van Wagners Der Ring des Nibelungen. Want waar en bij wie groeide vanaf het tweede kwatrijn van dit Siegfriedepos het ‘edel maagdelijn’ Kriemhilde op? In ‘Boergonden’! En waar woonden de Bourgondiërs in die tijd (de tijd van Attila, rond 470)? Aan de Rijn, zo tussen Xanten en Worms. En vanwaar waren ze gekomen? Van het Deens-Zweedse eiland Bornholm. En waar vestigen ze zich nadien, na veel wedervaren? In Bourgogne! Ziedaar Bart Van Loo’s eerste hoofdstuk. Daar moet de lezer doorheen om de resterende 450 bladzijden te verdienen. Voor mij was dat geen straf.
De Vlaams-Bourgondische geschiedenis
Onze ‘échte’ Bourgondische geschiedenis begint uiteraard later, ongeveer bij de grote pestepidemie van 1348, en je zou ze kunnen laten eindigen rond 1520, toen twee ordegenoten van Martin Luther op de Grote Markt in Brussel op de brandstapel stierven. Ze valt daarenboven samen met de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland (1346-1453). Tijdens diezelfde periode speelt zich nog eens het Westers Schisma af, toen er van 1378 tot 1417 twee, en op een gegeven moment zelfs drie pausen elkaar de wereldlijke en geestelijke macht betwistten. In 1453 valt Constantinopel. Het laatste restant van het Oost-Romeinse Rijk wordt dan ingenomen door de Turk, wat bij de Bourgondische hertog aanleiding geeft tot pompeuze edoch machteloze reacties. En dit boek, dat de groei naar eenheid van de Lage Landen wou beschrijven, eindigt met nog een andere Val die de scheiding der Nederlanden zou bezegelen: de Val van Antwerpen in 1585.
Telkens bevonden de Lage Landen zich in het oog van de storm van de vaart der volkeren… of eerder van de vaart der dynastieën, die in die tijd het enig denkbaar wettelijke, bijna goddelijke gezag uitmaakten. Dynastieën verwierven macht door territorium. En dat verkregen ze door huwelijkspolitiek. Tweemaal kwam een buitenlandse prins op ons erf om te dingen naar de hand van een door Vlaanderen erkende prinses-erfgename. Ze kregen die hand ook. De eerste keer (1369: toen trouwde de Bourgondiër Filips de Stoute met onze Margareta van Male) kwam Vlaanderen onder het bewind van de Bourgondische dynastie, de Franse heersers over Bourgogne. De tweede keer (1477: toen was het de Habsburger Maximiliaan van Oostenrijk die onze Maria van Bourgondië kwam halen) kwamen bijna de ‘volledige’ Lage Landen in de sfeer van het Duitse Rijk. Het resultaat was een pseudo-zelfstandig gebied dat de grens tussen het Franse koninkrijk en het Duitse keizerrijk (de Schelde) had uitgewist. Dit boek beschrijft hoe de Lage Landen / de Bourgondiërs zich van die grens ontdeden en van weerskanten naar eenheid groeiden.
Aartsmoeders
Daartoe moest eerst Maria van Bourgondië in 1482 nog van haar paard vallen en sterven. Maria, dus geen aartsvader maar een aartsmoeder. Er zijn trouwens nog wel meer aartsmoeders in dit boek. Van Loo portretteert ze allemaal en maakt er memorabele individuen van. Kunt u Maria van Bourgondië van Maria van Hongarije onderscheiden? Natuurlijk niet. Maar bij het volgende rijtje belangrijke dames uit onze geschiedenis gaat het ook mij duizelen: de Margareta’s van Male, van Beieren, van Bourgondië, van York en van Oostenrijk; invloedrijke dames, allemaal behorend tot eenzelfde clan. Om maar te zwijgen van Johanna de Waanzinnige die met het lijk van haar echtgenoot door de Spaanse landouwen trok, of van de dolle Jacoba van Beieren die in Holland van geen wijken wist en zich vrouwhaftig tegen Filips de Goede bleef verzetten. Of van Jeanne de Maagd die dacht dat, als ‘hij’ vuur was, zij dan wel noodzakelijkerwijze het hout moest zijn… Waar zijn ze nu? Waar zijn ze heengegaan? Maar ja, je kan je evengoed vragen waar de sneeuw van weleer zich bevindt…
Het is inderdaad de tijd van François Villon, maar ook van Charles d’Orléans (over wie Hella Haasse Het woud der verwachting schreef) en van de chroniqueurs Jean Froissart, Olivier de la Marche en Jean Molinet. Niet zo gek veel ‘literaire’ literatuur dus. Maar daartussen schilderen wél de schilders. Eerst op schilden en daarna op hout. De hele productie van Jan Van Eyck, Rogier van der Weyden, Hugo van der Goes en Hans Memling ligt tussen 1430 een 1490. Wat een tijd! En Bart Van Loo weet hem te pakken te krijgen. Hij vertelt een historisch verhaal.
Terugblik en vooruitblik
Van Loo is een meester in de kunst van de recapitulatie. De lezer hoeft dat niet eens te merken, zoals in die passage waar een Vlaamse opvoeder de toekomstige tweede hertog, de nog jonge Jan Zonder Vrees, kennis laat maken met de geschiedenis van diens vader Filips de Stoute en van de Lage Landen in het algemeen. Iets wat de auteur ons vanuit een ander standpunt al had verteld, maar nu nog eens door een tijdgenoot laat vertellen want deze verhalen worden later deel van de motivatie van de volwassen Jan Zonder Vrees…
Ook van deze tweede hertog maakt Van Loo een man met een profiel dat zijn functie overstijgt en veel van zijn daden verklaart. Telkens weer laat hij zijn protagonisten een grote entree maken. Met deze vier formidabele karakters lijkt dit onmogelijk, maar toch is het hem gelukt: geen van hen stelt zijn voorganger in de schaduw, en toch kondigen ze allen telkens weer het licht van een nieuwe tijd aan. In deze vertelwijze gaat niets volledig ten onder, alvast niet voor ‘de geschiedenis’. Daarom spreekt er een zeker optimisme uit de stijl van deze auteur. Zelfs de meesterlijk en pakkend geschetste doldwaze ondergang van Karel de Stoute wordt hier niet alleen als collaps en catastrofe voorgesteld, maar tegelijk ook als apotheose waaruit de Lage Landen uiteindelijk versterkt te voorschijn komen.
In dit boek is er geen terugblik zonder vooruitblik. Jawel, de verteller is alwetend, weet wat er op zijn protagonisten afkomt, en hij zegt het ook. Dat komt nog het best tot uiting in het 19de-eeuwse procedé van de ‘of hoe’-ondertitels bij elk hoofdstuk. Ze houden de lezer bij de les. Als je ze na elkaar zou afdrukken kom je tot een behoorlijk aantal bladzijden die de essentie van De Bourgondiërs zou weergeven. Hier is er zo eentje:
Grafkuil en brandstapel
Of hoe het oude hertogdom Brabant ten grave werd gedragen, en hoe Filips de Goede en Jeanne d’Arc plots oog in oog tegenover elkaar stonden, maar vooral hoe de Maagd van Orléans voor altijd een zwartgeblakerde stempel op de Franse geschiedenis zou drukken.
Tegelijkertijd zien we de formuleringskracht van deze thuiswerkende historicus , een kracht waaraan de meeste academische historici een punt kunnen zuigen. Wat anderen slechts in dorre lijsten gezegd krijgen (van steenkappers, overlijdens, veldslagen of feesten) weet hij telkens weer in pareltjes van alinea’s te transformeren. Of in zinnetjes die een heel fenomeen samenvatten: ‘Tijd en geloof waren draagbaar geworden’… moet u in zijn boek maar eens opzoeken wat hierin allemaal samenkomt. Een tip: het heeft iets met de jacquemart te maken, maar ook met het immer reizende Bourgondische hof.
Het Lam Gods als tableau vivant
In ‘normale’ geschiedwerken krijg je steevast een apart hoofdstuk over cultuur. Cultuur wordt apart van de ter zake doende geschiedenis behandeld. Niet zo bij Van Loo. Waar hij themata aansnijdt (zoals bijvoorbeeld de rol van de vrouw) weet hij ze perfect in zijn chronologie te verweven. Is het de tijd die zich daartoe leent? Gedeeltelijk wel. Een van de functies van Hubert en Jan van Eyck hun Lam Gods was, de geestelijke dimensie van de Bourgondische staatsridderorde het Gulden Vlies te benadrukken. Van Eyck, in dienst bij het hof, deed zijn baas daar plezier mee. Deze Filips de Goede werd in Gent dan ook getrakteerd op een tableau vivant met levende lijven, gekopieerd naar het beroemde veelluik (Milo Rau was niet de eerste die zoiets deed). Daar zie je de verwevenheid tussen politiek en wat toen nog geen ‘kunst’ mocht heten in heel sterke mate. Maar ook waar dat in mindere mate het geval is (bij de mysticus Hugo van der Goes bijvoorbeeld), speelt Van Loo de integratie van thematiek en tijd in één doorlopend verhaal klaar.
Genoeg Bart Van Loo’s stijl geprezen nu! In de tweede aflevering van deze bespreking werpen we een blik op zijn idee van de Lage Landen, en vooral hoe hij de scheiding van die Nederlanden betreurt.
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).
Na een in memoriam voor zijn leerling Luc De Vos, herdenkt J.P. Rondas zijn poësisleraar Paul Heirwegh die dit jaar overleed. Opdat verleden lessen niet verloren zouden gaan.