De Franse connectie: België in 1830 gesticht door Franse Revolutionairen
De actuele vraag ‘Waarheen met België?’ kan niet los gezien worden van de historische vraag ‘Vanwaar komt België?’ Het antwoord op de tweede vraag kan wellicht een aantal antwoorden op de eerste vraag helpen uitsluiten; het versmalt de waaier van mogelijke wegen die het huidige België nog kan inslaan. Daarbij komt het er niet zozeer op aan om ‘lessen te …
De actuele vraag ‘Waarheen met België?’ kan niet los gezien worden van de historische vraag ‘Vanwaar komt België?’ Het antwoord op de tweede vraag kan wellicht een aantal antwoorden op de eerste vraag helpen uitsluiten; het versmalt de waaier van mogelijke wegen die het huidige België nog kan inslaan. Daarbij komt het er niet zozeer op aan om ‘lessen te leren’ uit de geschiedenis, maar eerder om achterliggende intellectuele processen en mentale structuren te begrijpen die de constructie ‘België’ van in het begin hebben geschraagd en waarvan we nu nog ‘padafhankelijk’ zijn. De doodzonden van het Belgische Koninkrijk waren toen in de kern al aanwezig.
Welnu, uit Els Wittes recente boek over het ontstaan van België[1] komen er zeker geen bemoedigende antwoorden tevoorschijn, noch op de eerste noch op de tweede vraag. Niet dat zij ooit een persoonlijk antwoord zal geven op de vraag ‘Waarheen met België’. Maar de malaise waarin deze staat nu al een kwarteeuw verkeert, heeft nu eenmaal zijn oorsprong in de manier waarop hij gesticht is. Haar verhaal daarover is ontluisterend.
Historica Belgarum
Het is lang geleden dat een historicus nog eens de moeite heeft genomen om die oorsprongsvraag niet alleen te stellen, maar er ook een omstandig antwoord op te geven in de vorm van een indringende studie en een heus boek. De huidige generatie historici (gefixeerd op de deconstructie van Vlaanderen) mijdt dit thema. Dat Els Witte dat nu heeft willen doen, en het ook heeft klaargespeeld, is niet te verwonderen. België is immers haar onderwerp. Zij is de Vlaamse historica met het grootste aantal studies over België op de teller. Van in het begin van haar carrière is zij, op haar eentje of in samenwerking met anderen, gegaan voor de algemene overzichten en de beredeneerde syntheses, altijd met oog voor verschillende gezichtspunten die ze historiografisch verwerkte, en ook voor de evoluerende tendensen in de geschiedschrijving. Haar wetenschappelijke neutraliteit is zeker geen vermomming van een verholen België-legitimerende ideologie. Zij is geen ‘belgicistische’ geschiedschrijfster; dat adjectief hanteert ze zelf graag om andere historici te karakteriseren.
Haar boek over de Radicalen kan beschouwd worden als het tweede deel van een project waarin ze de politieke actoren van ‘1830’ in het vizier neemt, waarbij ze vooral mikt op de verliezers. In 2014 verscheen haar studie over de Oranjeklanten van die tijd[2], de oude elite van de Belgische (meestal Franstalige) orangisten die zich tegen de nieuwe staat hardnekkig hadden verzet – maar die in 1850 het pleit definitief verloren. Nu in 2020 verschijnt haar studie over die andere verliezersgroep, ditmaal de nieuwe (en eveneens Franstalige) elite van advocaten, journalisten en ambtenaars die samen de Republikeinen of de Radicalen genoemd worden en die ten slotte eveneens rond 1850 door het liberale bestel werden uitgeschakeld – maar dan wel nadat ze de Belgische staat hadden gesticht. Beide boeken vullen elkaar uitmuntend aan. Geen van beide kan zomaar weggeredeneerd worden: ze zijn uitmuntend gerechercheerd. Dit is grondig en baanbrekend bronnenwerk.
Duizend radicalen
Tweemaal de laatste recalcitranten in een zich consoliderend België. En toch waren deze radicalen de oorspronkelijke overwinnaars. Deze groep van een duizendtal radicale mannen is er als enige in Europa in geslaagd om in het revolutiejaar 1830 binneneuropese grenzen te hertekenen. Zij zijn het die de afscheuring van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden hebben bewerkstelligd; zij zijn het die een nieuwe staat, Belgique genaamd, hebben gesticht. Zij waren het die van de oude Oostenrijkse Nederlanden (en Luik) een republiek wilden maken, geen monarchie. Daarin zijn ze niet geslaagd.
Voor het eerst krijgen we hier een zicht op wie ze waren, hoe ze zich organiseerden en hoe ze ten slotte hun plannen bijna allemaal uitgevoerd kregen.
Rebellie, charivari of operette?
De zogenaamde ‘Belgische Revolutie’ is grotendeels hun werk. Heinrich Heine, die de zaak van uit Parijs opvolgde, betwistte dat het om een ‘revolutie’ ging; volgens hem was het ding slechts de naam ‘rebellie’ waardig. Volgens nog anderen was het slechts een charivari. Tot vandaag wordt deze rebellie, omwille van het lichtjes ridicule van het Hollandse weerwerk, eerder met een operette geassocieerd dan met een heuse oorlog. De operette-associatie werd nog versterkt doordat de aanleiding tot de Brusselse opstand ook echt de opvoering van een operette/melodrama was: De Stomme van Portici, na afloop waarvan het opgezweepte volk ‘spontaan’ naar de wapens greep en het Hollandse leger uit een parkje verjoeg.
Uit Wittes boek blijkt dat de hele ‘operette’ in scène was gezet, dat de radicalen in de Brusselse arbeiderswijken mensen hadden geronseld om tegen betaling sociaal protest te ontketenen. De radicalen hadden een smeulend ongenoegen in verband met werkloosheid, lage lonen en honger voor hun kar gespannen. Zij leidden ‘het volk’ naar de regeringsgezinde drukkerijen, zij stookten ‘het volk’ op om het huis van de Hollandse minister van justitie in brand te steken. Verder wisten ze van ‘het volk’ niets. Dit volk had het na de rebellie ook niet beter dan voordien. In die zin kan men wel degelijk spreken van een ‘gestolen revolutie’.
In haar epiloog kan de auteur niet duidelijker zijn. De rellen van augustus 1830; de rekrutering van vrijwilligers uit het potentieel van la sainte canaille; de professionele revolutionairen die in korpsen werden ingedeeld; de radicalisering tot terreur toe; de gewelddadige machtsovername; de zuiveringen en lynchpartijen achteraf, kortom de hele gevechts- en geweldsscène was in handen van deze radicalen en gestuurd vanuit hun ‘club’ Réunion Centrale. Deze club was het die de prins van Oranje via geweld de pas had afgesneden, en deze club was het ook die het initiatief had genomen tot het Voorlopig Bewind. Zij waren zowel de aanstichters als de uitvoerders van de gewelddadige scheiding: de ware separatisten.
Van de nobele oorsprongsmythe van België blijft niets over. De revolutionairen waren helemaal niet geliefd bij het volk. De elite van het Zuiden, meestal bestaande uit orangisten, moest niets van hen weten. Het heeft lang geduurd vooraleer de revolutionairen overal in Vlaanderen de macht konden veroveren, vaak met behulp van pure terreur.
The French Connection
Het ontstaan van België komt hier niet fraai uit. De besluiten uit dit boek dat aan de radicalen is gewijd zijn desastreus voor de perceptie van de oorsprong van de staat. De Belgische staat ontbeert een legitieme stichting. Democratie kwam hier niet aan te pas. Door op de radicalen te focussen heeft Els Witte beter dan ooit hun rol kunnen uittekenen, en heeft ze ontdekt dat zij ook de belangrijkste verantwoordelijken waren voor de scheiding. Meteen kon de auteur ook niet anders dan de Franse Connectie blootleggen. Want de enige Europese staat die belang had bij de halvering van het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden was … Frankrijk. De Belgische revolutie was Franse import.
De tweedeling tussen radicalen en reformisten, tussen radicale en liberale verlichters dateert al van in het begin van de Franse Revolutie zelf. Tussen de radicale nadruk op de zogenaamde gelijkheid en de reformistische nadruk op de zogenaamde vrijheid. De radicalen gaan voor een republiek, de reformisten voor een constitutionele monarchie. De radicalen verkiezen zelfs een Europese republiek, de reformisten zien hun idealen in de natie gerealiseerd. De radicalen hebben zowel in Frankrijk als in België af te rekenen met het imago van terreur dat aan hen kleeft. De mensen zijn Robespierre niet vergeten.
Toch komt de Belgische radicale stroming linea recta voort uit het republikeinse denken van de Parijse jakobijnse clubs en van het Directoire. Dit denken verhuist niet zomaar in abstracto naar België. Het zijn levende Franse activisten die het na de napoleontische periode naar België meebrengen. En levende Belgische radicalen gaan het zelf in Parijs halen.
In de ‘Belgische’ rebellie hebben Frankrijk en Fransen een disproportioneel groot aandeel gehad, en in dit boek komt dit tot uiting. La Belgique is gesticht door Franse regimenten uit Parijs, met een meerderheid van Franse aanvoerders, in een geweldsscène waar Franse oud-militairen domineerden. In eerste instantie ging het om oudere jakobijnen uit de tijd van de Franse Republiek op het einde van de 18de eeuw en om verbannen Conventie-leden (die immers de terdoodveroordeling van Louis XVI hadden gestemd). Belgische radicalen die aansluiting bij Frankrijk wilden, zochten steun bij de oude Franse generaal Lafayette; en allerlei saint-simonisten en fouriëristen lagen mee aan de basis van de laatste opstoot van de Belgische radicalen in 1848. De stichting van Belgique was niet zomaar een Franse geopolitieke overwinning; ze was in feite de mislukking van iets veel ambitieuzers, namelijk een Franse annexatiepoging. Kortom, de oude flamingantische interpretatie van het ontstaan van België als een Franse constructie was correct. Ze wordt hier gedetailleerd bevestigd.
Een Belgische natiestaat?
Bij de stichting was het volk niet betrokken. Deze staat is in elk geval niet ontstaan uit een natiegevoel. ‘Belgen’ zijn de inwoners van onze contreien alleen in de ogen van Fransen, Hollanders of Engelsen. In 1830 weten zijzelf nog van niets. Er is geen sprake van natiegevoelens onder de vrijwilligers, zelfs niet bij de echte republikeinen. De ‘natie’ is een trein waarop deze republikeinen pas veel later zijn gesprongen. Tussen 1830 en 1839 ‘bestaat’ België niet als natie. Belgique blijft een pure constructie – zie ook Els Wittes overzicht in De constructie van België 1828-1847.[3] De staat België is ontstaan door toedoen van alreeds ‘bestaande’ Belgen – in werkelijkheid dat duizendtal radicalen over wie ik het al had, van wie meer dan de helft eigenlijk Fransman wilde worden… De realiteit is dat een Franstalige groep Waalse, Franse en Brusselse radicalen deze natieloze staat in het leven heeft geroepen, en nadien geprobeerd heeft hem met de versierselen van een natie op te tuigen. De zogenaamde ‘wilsnatie’ is een would-be-natie.
De winst van de scheiding en verlies voor Vlaanderen
In 2007 hadden Frank Judo en Stijn Van de Perre het over de prijs van de scheiding.[4]. Wat heeft het uiteenvallen van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden aan de uiteengevallen componenten gekost? Ik zou de vraag graag anders formuleren: wat was nu de winst van de scheiding?
De restauratiepolitiek van Willem I was gericht op de verzoening van traditionele en nieuwe, liberale inzichten. Maar wat was het liberale België anders dan eveneens een restauratiestaat, met dat verschil dat de secularisering zelfs terug werd gedraaid en dat de Katholieke Kerk in naam van de vrijheid veel meer te zeggen kreeg dan onder Willem I? Was dat dan ‘vooruitgang’? Noch in het nieuwe Nederland, noch in het nieuwe België was erin voorzien dat de bevolking een zeg zou hebben. Wat was er dan veranderd? Het pure bestaan van een preliberale grondwet in België veranderde niet veel aan het praktische leven van de ‘Belgen’. Integendeel. Geen winst. Dan toch maar verlies?
De radicalen waren Brusselse en Luikse publicisten, doorgevers van nieuwe ideologie, scheppers van discoursen. Heel vaak blijft het bij gebabbel. Maar heel hun lopende discussie over vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid wordt vanuit Brussels opzicht gevoerd. En ze verloopt in het Frans. Zijn ‘zien’ Vlaanderen niet. Omgekeerd gaat deze discussie aan Vlaanderen voorbij. Wat echter niet aan Vlaanderen voorbijgaat, is de sociale crisis bij de arbeidersklasse, die het gelag betaalt dat mede door de rebellie wordt veroorzaakt. Als agrarische regio wordt Vlaanderen perifeer in de Belgische nationale economie. Daarenboven is de revolutie een ramp voor de Antwerpse haven. En de scheiding kost het nieuwe België een verdubbeling van zijn langetermijnschuld.[5]
Maar op middellange termijn was de prijs voor Vlaanderen nog veel hoger. Het land kwam terecht in een toestand die met Ierland in de 19de eeuw kan vergeleken worden – inclusief de gevolgen van mislukte aardappeloogsten, de hoge emigratie, het Daens-scenario en het driewerf ‘Arme Vlaanderen’ zoals het honderd jaar nadien zou geëvoceerd worden in Filip de Pillecyns roman Mensen achter de dijk.[6] Dit ‘Arme Vlaanderen’ was niet alleen het gevolg van anonieme ontwikkelingen, maar concreet van de radicaal liberale inrichting van de Belgische staat.
Het is best mogelijk dat de auteur het niet helemaal eens is met de conclusies die ik hier uit haar werk trek. Maar ze heeft er wel zelf het materiaal voor aangedragen.
‘Taalbarrière’ voor Franstaligen…
De ondergang van het unitaire België werd veroorzaakt door het taalnationalisme. Het is alleen maar de vraag wiens taalnationalisme hiervoor verantwoordelijk is. De diepste grieven van de Franstalige minderheid tegen Willems politiek waren taalgrieven en een diepgeworteld verzet tegen tweetaligheid. Het ging om een taalprobleem dat vooral bij Franstaligen te situeren was. Hun nieuwe staat zou dan ook een Franstalige staat zijn. In dit boek gaat Els Witte hier slechts sporadisch op in. Niet dat ze onverschillig voorbijgaat aan dit thema dat ze trouwens heel goed kent.[7]
Deze Franstalige radicalen hebben inderdaad een barbaars eentaligheidsregime geïnstalleerd waarvoor een eeuw niet voldoende was om het weer afgeschaft te krijgen. Historici zijn nogal voorzichtig in deze materie: ze spreken meestal over de taalbarrière die het Franstaligen onder het Hollands bewind moeilijk tot onmogelijk had gemaakt om in alle gemak en in vrijheid te functioneren. Deze zogenaamde taalbarrière (in goed Nederlands: de weigering om Nederlands te leren) was een beslissende factor in de aanloop naar de radicalenrebellie, maar ook in de organisatie van de nieuwe Belgische staat. Nederlands/Vlaams werd belast met het odium van de taal van de vijand; Frans was de taal van de nieuwe vrije staat. Tweetaligheid spoorde niet met het unionistische, jakobijnse denken. Tweetaligheid zou het federatieve in de hand werken en niet het universele. Deze francofone suprematie in naam van de universaliteit is in elk geval de erfzonde van deze staat gebleken. Ze was er al van in het begin, en ze is er anno 2020 nog altijd. Al heel snel (Conscience!) werden de sprekers van de geminoriseerde meerderheidstaal zich daarvan bewust; en vanaf het algemeen stemrecht was ze niet meer weg te redeneren. De Belgische geschiedenis vanaf 1839 is dan ook mee de geschiedenis van de langzaam afkalvende macht van de francofonie die België als haar terrein beschouwde.
Geen narratieve geschiedschrijving
Ik moet de lezer wel attent maken op een belangrijk uitgangspunt van de auteur. Als een goede hoogleraar veronderstelt Els Witte de geschiedenis van 1830 and all that als bekend en gekend. Ze vertelt deze geschiedenis dus niet opnieuw. In een ander boek had ze zich ooit voorgenomen om de lezer ‘zo weinig mogelijk te desoriënteren in de tijd’, maar of dit de auteur ook hier is gelukt, is iets anders. Ze deelt haar materie wel op in zes tijdsblokken, netjes chronologisch achter elkaar en toch overlappend. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze binnen elk tijdsblok (variërend van twee tot acht jaar) het verloop van de gebeurtenissen verhaalt. Ze vertelt gewoon niet; ze behoort niet tot het gilde van de narratieve geschiedschrijving. Binnen de tijdsblokken heeft ze (zoals altijd al) gekozen voor een transversale aanpak. Ruimte voor korte biografische of evocerende alinea’s over de hoofdrolspelers maakt ze al evenmin. Zonder omwegen gaat ze naar de problematieken die ze wil behandelen, met behulp van het uitgebreide en vaak nooit eerder geraadpleegde bronnenmateriaal, en maakt ze de stand van zaken op. Met wat inspanning en een oud schoolboek over de geschiedenis van België moet een vruchtbare lectuur toch wel lukken.
Met deze restrictie kan ik haar boek alleen maar aanbevelen aan al wie op mijn twee uitgangsvragen een antwoord zoekt: waar komt België vandaan – en waar kunnen we met deze staat nog naartoe?
_____
[1] Els Witte, Belgische Republikeinen. Radicalen tussen twee revoluties (1830-1850). Polis, 2020.
[2] Els Witte, Het verloren koninkrijk. Het harde verzet van de Belgische Orangisten tegen de revolutie 1828-1850. De Bezige Bij, Antwerpen, 2014.
[3] Els Witte, De constructie van België 1828-1847. LannooCampus, Leuven, 2006. Onveranderd uit Els Witte e.a., Nieuwe Geschiedenis van België deel I 1830-1905, Lannoo; Tielt, 2005.
[4] Frank Judo en Stijn Van de Perre, De prijs van de Scheiding, Pelckmans, Kapellen, 2007.
[5] Alle voorbeelden uit Els Witte, ‘De prijs van de scheiding’, in: Frank Judo en Stijn Van de Perre, De prijs van de Scheiding, Pelckmans, Kapellen, 2007, blz. 253-264.
[6] Filip De Pillecyn, Mensen achter de dijk (1949), opgeleverd door Emmanuel Waegemans en Jean-Pierre Rondas, Doorbraak, 2020.
[7] Zie Els Witte en Harry Van Velthoven, Taal en Politiek. De Belgische casus in een historisch perspectief, VUBPress, 1998.
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).
Na een in memoriam voor zijn leerling Luc De Vos, herdenkt J.P. Rondas zijn poësisleraar Paul Heirwegh die dit jaar overleed. Opdat verleden lessen niet verloren zouden gaan.