De gruwel van de spiegel: ‘Mensen achter de dijk’
Een gruwelijk eerlijke roman over een man die zichzelf een spiegel voorhoudt en weinig verkwikkelijke conclusies trekt.
De Vlaamse schrijver Filip De Pillecyn (1891-1962) komt stilaan weer onder de aandacht. De Prins der Nederlandse Letteren verdient het ook. Vorig jaar nog verscheen Tegen de muur, de ongecensureerde versie van De Pillecyns gevangenisdagboek, dat zijn wedervaren vertelt tijdens de repressie — De Pillecyn zat vast vanwege collaboratie. Dit jaar ziet een ongecensureerde roman van ’s mans hand het licht; Mensen achter de dijk, geschreven tijdens zijn verblijf in verschillende strafinrichtingen en verschenen in 1949. Net als Tegen de muur is ook dit werk bezorgd door Jean-Pierre Rondas en Emmanuel Waegemans, voorzitter van het De Pillecyn-comité.
Het immemoriale Hamme
Mensen achter de dijk speelt zich af in een godverlaten hoek waar de Durme in de Schelde vloeit, een gehucht vlakbij ‘het dorp’, waarin we De Pillecyns geboortedorp Hamme kunnen herkennen. Het is een plek zoals Vlaanderen aan het einde van de negentiende eeuw er zoveel kende. Armtierig, godvrezend, onderdrukt door pastoor en patroon. Het is daar dat protagonist Henri opgroeit.
De verhaallijn is niet echt spectaculair. Henri groeit op als begaafde jongen, krijgt daardoor verschillende kansen en ontdekt gaandeweg dat achter de idylle van poldervelden en rivieroevers verhalen schuilgaan die het daglicht niet mogen zien. We kennen ze uit talloze andere Vlaamse romans: de pastoor is schijnheilig, de fabrieksbaas en notaris zijn gierig met andermans geld en kwistig met eigen zaad. En de weinige echt moreel rechtvaardigen eindigen gebroken. Wie een catharsis verwacht, of een blij, bevredigend einde is eraan voor de moeite. Henri trekt zijn eigen lessen: het is beter zich af te zonderen van al dat gekonkel, in zijn huis ‘achter de dijk’. L’enfer, c’est les autres.
Wél vernieuwend is de manier waarop De Pillecyn zijn verhaal vertelt: in een wirwar van getuigenissen en perspectieven komen stilaan de duistere geheimen van verschillende dorpelingen aan het licht. Dit spel met standpunten en het achterhouden van informatie geeft de roman een labyrintische kwaliteit die tot verder lezen en herlezen uitnodigt. En dat is de grote verdienste van deze editie: die kwaliteit in ere herstellen.
Censuur en herstel
De editie afficheert ‘ongecensureerd’ te zijn. Dat doet meer bloot en onbetamelijks vermoeden dan er ooit werd weggelaten. Afgaande op het aantal herstelde passages in het boek, hadden jezuïeten in 1949 andere dingen aan hun hoofd dan de lezer behoeden voor immorele beelden. Zoveel was er eigenlijk niet geschrapt: hier een borst, daar een oksel en een enkele binnenkant van een dij. Soms deed de censuur zelfs de onmiskenbaar geniale stijl van De Pillecyn recht door nogal hyperbolische beschrijvingen te schrappen. Of wat denkt u van een zin als deze: ‘zij ligt alsof zij in het vernietigende verlangen naar de verzadigende omhelzing wacht’.
Herstel is waar deze editie beter mee uitpakt. Niet alleen voor de bekendheid van een groot Vlaams schrijver, maar ook voor de prachtige opbouw van de roman. Het is niet meer dan terecht dat Rondas en Waegemans er voor hebben gekozen terug te keren naar het oorspronkelijke eerste hoofdstuk, en niet naar de gemutileerde versie die ons via het Verzameld Proza werd overgeleverd. Het is een correcte beslissing van de bezorgers die het opzet van de roman meer recht doet. Niet alleen zet het de raamvertelling die de roman in feite is beter in de verf — de gemutileerde versie maakte dit ook duidelijk — maar de rijkdom aan vertelperspectieven doet zo meteen haar intrede.
Voyeurisme
We kijken mee over de schouders van verschillende dorpelingen, in hun hoofden zelfs. Maar deze ingreep maakt ons tegelijk tot de bemoeizuchtige voyeur die De Pillecyn in het werk op de korrel neemt. Echter, ook Henri zelf ontsnapt niet aan die kritiek. Dit maakt De Pillecyn duidelijk met de introductie van de boud-mysterieuze Jeanette. Deze sterke vrouw blijft zelfs voor de alwetende ‘meneer Henri’ on(be)grijpbaar, hoe hard hij ook probeert. Wie is hier dan de ‘mens achter de dijk’?
Het voyeurisme, het meedogenloze blootleggen van de kleinburgerlijke psyche, de quasi mise-en-abyme die Jeanette initieert geeft deze roman een ontegensprekelijke aantrekkingskracht. Niet alleen zijn dit modernistische procedés waarmee Mensen achter de dijk een soort voorafschaduwing van Hugo Claus’ De Verwondering kan zijn. Ze hebben ook een duidelijke functie: ze ondersteunen De Pillecyns deconstructie van het al te veel als romantisch gekenschetste dorpsleven. Daarmee echoot de roman de tragedies die zich ongetwijfeld in vele Vlaamse dorpen afspeelden tijdens de post WO II-repressie, zoals de bezorgers terecht opmerken.
Mensen achter de dijk is echter vooral een gruwelijk eerlijke roman over een man die zichzelf een spiegel voorhoudt en weinig verkwikkelijke conclusies trekt over zijn plaats in de gemeenschap. Of is het een werk ván een man die niet anders kan dan zijn gemeenschap liefhebben, ook al spuwt die hem uit? Leeft ‘meneer Henri’ zoals De Pillecyn wilde, maar niet kon? Wat er ook van zij, een aanrader.
Laurens Verrelst is filosoof en literatuurwetenschapper. Hij interesseert zich voor alles wat met gemeenschapsvorming en groepsidentiteit heeft te maken.
Marie-Elisabeth Belpaire, alias ‘de Plannenrijke’, is een vrouw die veel heeft verwezenlijkt, maar over wie weinig is geschreven. Tot nu.