MEK versus Iran
Moet het Westen achteloos meelopen in een propaganda-oorlog?
NCRI-protest in Berlijn
foto © Reporters / DPA
Mostafa SedMorteza schreef een reactie op het Doorbraak-artikel ‘De vijand van een vijand’. De auteur van dat artikel verduidelijkt één en ander.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet lijkt me niet meer dan billijk een reactie te publiceren op het weerwoord van SedMorteza op Doorbraak, naar aanleiding van een eerder artikel dat ik over de Iraanse verzetsbeweging MEK/NCRI had geschreven. We hebben afgesproken dat we hiermee de discussie over mijn tekst afsluiten en dat de lezers zelf hun oordeel mogen vellen. Dit betekent niet dat de discussie gesloten is over waar het met Iran naartoe moet, noch de discussie over wie de beste partner is.
Woord & weerwoord
Opvallend aan de reactie van SedMorteza is zijn aanklacht dat mijn stuk een éénzijdige visie op de Iraanse kwestie biedt. Daaruit meent hij af te mogen leiden dat het stuk geen bijdrage aan het debat levert en dat ik niet bereid ben een weerwoord te aanvaarden. De publicatie van SedMorteza’s weerwoord ontkracht alvast de tweede afleiding. De eerste komt mijns inziens voort uit een misverstand: ik had met mijn stuk over de MEK slechts een opiniestuk op het oog over de werkwijze van MEK zélf, en niet over de ongetwijfeld bittere propagandastrijd die MEK en het Iraanse regime met elkaar uitvechten.
Dat er nooit mét MEK wordt gesproken en slechts óver hen in of via de media, kan ik ook al uit eigen ervaring ontkennen. Ik heb al met leden van MEK/NCRI gesproken, waarbij ze uitgebreid de kans kregen hun standpunten duidelijk te maken. Zeer leerrijk, dat zeker. En een cruciale aanvulling op de discussie over de mate waarin ons land, en bij uitbreiding de Europese Unie, zich al dan niet omwille van economische gewin, moet of mag brouilleren met een brutaal theocratisch regime. Met dat soort gesprekken heb ik dan ook geen probleem: alle informatie is nuttig om tot een uitgebalanceerd standpunt te komen.
De andere kant?
Dit gezegd zijnde, wil ik aangeven waar het mij in de kern om ging: pas op met wie je je inlaat. Terecht wijst SedMorteza op de propagandamachine van het Iraanse regime, die op volle toeren draait. Om een banaal voorbeeld te geven: de Engelstalige Wikipediapagina over MEK wordt om de haverklap geredigeerd. Zowel door gebruikers die op de hand van het regime zijn als door pro-MEK-gebruikers. Men moet dus elke zin op die pagina met een korrel zout nemen – of eerder een hele zak. MEK en Iran voeren naast een gewapende strijd ook een hevige propagandaoorlog. Tot op het punt dat een leek (waartoe ik mezelf in fine reken) door het bos de bomen niet meer kan zien. Dat leidt me tot de conclusie dat enige terughoudendheid van onze beleidsmakers geboden is.
Want informatie verstrekken over het regime van de ayatollahs is één zaak, deze gebruiken om beleidsmakers te winnen voor de zaak van MEK is een andere. Dat is evenzeer propaganda. Net dit aspect lijkt SedMorteza te ontgaan. Hij kadert de perceptiestrijd tussen MEK en het Iraanse regime in morele termen: goed versus kwaad; wie niet met ons is, is tegen ons. Elke opening van de EU naar het regime toe wordt meteen gezien als een kaakslag voor MEK/NCRI, en een gevolg van ‘desinformatiecampagnes’. En andersom.
Maar de vraag die ik stel is: moeten wij als ‘het Westen’ kritiekloos meedraaien in een zero sum perceptiestrijd, waarbij aanzien voor de ene partij gezichtsverlies voor de andere betekent? Mijn antwoord: nee, afstandelijkheid is hier geboden. We mogen niet in de val van de tovenaarsleerling trappen en ons bemoeien met dingen die we niet ten volle begrijpen. In weerwil van wat de Guilianis en Boltons van deze wereld wensen.
Complexiteit vergt voorzichtigheid
Daarom denk ik dat het weinig zin heeft hier alle elementen van het weerwoord van SedMorteza te ontleden en eventueel tegen te spreken, zoals gebruikelijk in dit soort stukken. Waarschijnlijk heb ik hier en daar de bal mis geslagen. De MEK/NCRI is inderdaad niet exclusief soennitisch, zoals mijn artikel liet uitschijnen. Het is goed mogelijk dat in de beknoptheid ervan de chronologie verloren ging. Maryam Rajavi was niet meteen in beeld binnen de MEK. Ze verscheen pas helemaal op de voorgrond na de nog steeds onopgeloste verdwijning van haar echtgenoot Massoud Rajavi in 2003. We kunnen discussiëren over de mate waarin de term ‘marxisme’ pejoratief dan wel neutraal is, of over de precieze mate van gendergelijkheid binnen MEK/NCRI. Er kan ongetwijfeld heel wat meer geschreven worden over de precieze verhoudingen van MEK, Irak onder Saddam Hoessein en de Koerdische opstanden in de periode 1988-1992.
Dat wens ik dus niet te doen, omdat het afleidt van de essentie van mijn boodschap: wees kritisch, beste politici. Het Midden-Oosten is vandaag meer dan ooit een kruitvat, een hyperexplosieve mengeling van belangen en ideologieën die nog moeten uitkristalliseren. Hapklare tegenstellingen die ‘de goeden’ van ‘de slechten’ kunnen onderscheiden, bestaan niet. Het lijkt momenteel verleidelijk om de hele situatie te plaatsen in een regionale machtsstrijd tussen Turkije, Saoedi-Arabië en Iran. Wie is daarbij de goede en wie de slechte? Niemand die het weet.
Ik twijfel er geen moment aan dat het Iraanse regime mensenrechten schendt én dat MEK in de loop van de jaren strafbare activiteiten heeft ondernomen. Alvorens stelling te nemen in een propagandaoorlog, doen we er volgens mij beter aan eerst de actoren gedetailleerd in kaart te brengen. Mijn eerdere stuk betrachtte net dat. Het levert alleszins vruchtbare discussies op, zoals de correspondentie tussen SedMorteza en mezelf bewijst.
Categorieën |
---|
Laurens Verrelst is filosoof en literatuurwetenschapper. Hij interesseert zich voor alles wat met gemeenschapsvorming en groepsidentiteit heeft te maken.
Een gruwelijk eerlijke roman over een man die zichzelf een spiegel voorhoudt en weinig verkwikkelijke conclusies trekt.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.