JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Vriend en vijand

Mostafa SedMorteza15/10/2019Leestijd 4 minuten
Maryam Rajavi, leidster van MEK en voorzitster van NCRI tijdens een videospeech
op een NCRI-protest in Berlijn.

Maryam Rajavi, leidster van MEK en voorzitster van NCRI tijdens een videospeech op een NCRI-protest in Berlijn.

foto © Reporters / DPA

Sed Morteza reageert op het artikel De vijand van een vijand en stelt een aantal vooronderstellingen die hij er in terugvindt aan de kaak.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op 25 juli van dit jaar publiceert Doorbraak.be het artikel De vijand van een vijand  naar aanleiding van de demonstratie van Iraniërs in Brussel die MEK/NCRI heeft georganiseerd. De eenzijdige benadering van het artikel vraagt om een weerwoord en correcties.

Het artikel pretendeert een bijdrage te leveren aan het debat. Een debat dat de tegenstander niet aan het woord laat. De benadering van het artikel komt overeen met de bekende lijn die de westerse, vooral de Europese, media al langer volgen ten opzichte van MEK/NCRI. Er wordt doorgaans óver de MEK/NCRI gesproken en niet met hen. Verder komen er veel beschuldigingen aan bod zonder feitelijke onderbouwing of gebruik van gezond verstand.

Iraanse propaganda

Het lijkt erop dat de auteur zich te gemakkelijk laat leiden door de voor de hand liggende ‘informatie’ (lees desinformatie) die vooral afkomstig is van het regime. Het Iraanse regime investeert al decennialang grof geld om de MEK niet alleen fysiek te elimineren (bombardementen en aanslagen op hun verblijfplaats in Irak of de verijdelde aanslag in Parijs in 2018 tijdens een MEK-bijeenkomst, beraamd door een Iraans-Belgisch echtpaar) maar ook er een karaktermoord op te plegen.

Dat laatste is tot dusverre goed gelukt. Er wordt niet alleen geld gestoken in smeercampagnes, ook wordt er gebruik gemaakt van politieke en diplomatieke middelen. Van Aartsen, voormalig Nederlands minister van Buitenlandse Zaken, zei het een keer in de Tweede Kamer: bij elk contact (van de Nederlandse regering) met Iran op welk niveau en over welk onderwerp dan ook, MEK staat op de agenda. Ook recent was dat het geval, op 3 september in een ontmoeting tussen het MENA-directoraat van het Nederlandse ministerie en de vicevoorzitter van de veiligheidscommissie van de Iraanse Majlis (Iraans parlement – nvdr.). Daar werd zowel Nederland als de EU gevraagd om MEK in Europa aan te pakken.

Soft power

Sinds het aantreden van Khatami in 1997 heeft het regime voor een nieuwe zachte aanpak naar het Westen toe gekozen. Zo sturen ze duizenden (PhD-)studenten per jaar naar westerse landen zodat ze  van daaruit opiniemakers, journalisten en influencers  te creëren. Zodoende besluipen ze media en denktanks om de publieke opinie te beïnvloeden in het voordeel van het regime.

Dit was niet mogelijk zonder westerse ontvankelijkheid. Het Westen maakt een zelfverzonnen onderscheid tussen de hardliners  en de gematigden van het regime. Daarbij volgen ze al veertig jaar het onvruchtbaar beleid om de ‘gematigden’ in het regime te versterken. Zo heeft de westerse handelsgeest wel een rechtvaardiging voor haar contacten met een barbaars regime.

Hieruit is een discours ontstaan waarin de misdaden van het regime systematisch wordt gebagatelliseerd en de ‘democratische elementen’ in het systeem en ‘gematigde figuren’ in het regime de hemel in geprezen worden. Daarmee hangt ook het zwartmaken van MEK met een stortvloed aan beschuldigingen en frames  samen.

Onbekend maakt onbemind

Wat in het artikel opvalt zijn de feitelijke onjuistheden. Zo wordt de MEK beschreven als een ‘soennitische verzetsbeweging’ terwijl het een sjiitische verzetsbeweging is met een eigen progressieve interpretatie van islam. De NCRI is een parapluorganisatie waar sjiieten, soennieten, joden, christenen, maar ook atheïsten en communisten zijn ondergebracht. In de statuten van de NCRI staat: er is scheiding tussen religie en staat. Een ander voorbeeld is: ‘de leiding van de NCRI kwam stevig in handen van Massoud Rajavi en zijn vrouw Maryam’. Maryam Rajavi kwam pas enkele jaren na het stichten van NCRI in beeld.

MEK wordt marxistisch genoemd in het artikel. Het label ‘marxisme’ kreeg MEK opgeplakt door de Sjah om hen makkelijker als communisten te kunnen bestrijden. Later heeft Khomeini dat overgenomen om hen te kunnen bestrijden onder het mom, geen zuivere moslims te zijn. Vreemd genoeg mag MEK, zelfs in een vrije samenleving als hier, zelf niet bepalen waar zij in gelooft en hóe zij ergens in gelooft. Hun onbekendheid maakt hen echter onbemind. Zo onbekend dat het artikel hen verwijten maakt à la ‘Zo surfen ze mee op de trend van een algemeen westers onbehagen met de islam’. Terwijl ze praktiserende moslims zijn met alle uiterlijke kenmerken. Of is het dat hun strijd tegen het fundamentalisme van het Iraanse regime en daarbuiten als ‘anti-islam’ wordt gezien?

Gender en Saddam

Ruim 30 jaar leiden vrouwen MEK. De vrouwen namen de leiding en braken radicaal met de masculiene tradities in verzetsbewegingen. Tegenover de vijand, het regime van Khomeini, dat bij uitstek vrouwvijandig is, kan je als man niet tot het uiterste gaan in het verzet. Hoe dan ook heb je als man (in tegenstelling tot vrouwen) enige (culturele, sekse) overeenkomsten met je vijand. Om de finale strijd te kunnen aangaan met je vijand moet je eerst die ‘Khomeini’ in jezelf bestrijden. Daarom hebben de strijders van MEK ervoor gekozen om in hun strijd de hegemonie van vrouwen te accepteren. Gendergelijkheid in MEK aan het marxisme toeschrijven, is niet te onderbouwen met voorbeelden uit andere marxistische bewegingen en/of regeringen en daardoor niet relevant.

De andere terugkerende beschuldiging is de vermeende samenwerking met Saddam. Een duik in de kranten van die tijd laat een ander beeld zien. In Trouw  van 11 november 1986 zegt een woordvoerder van MEK: ‘De mensen hebben ons begrepen. Als het Iraanse publiek negatief had gereageerd op onze verhuizing naar Bagdad had Khomeini dat uitgebuit in zijn propaganda’.

Of Het vrije volk  op 23 september 1986, meldt dat ‘uit de gegevens van westerse geheime diensten blijkt dat het verzet groeit en de populariteit van de progressief-islamitische verzetsbeweging Mujahedien Khalq onder leiding van Massoud Rajavi een stijgende lijn vertoont.’

In 1999 maakt een Koerdische leider, Hoshyar Zebari, van KDP een einde aan de aantijging aan het adres van MEK dat ze betrokken zouden zijn in de onderdrukking van de Koerden in Irak. In een brief schrijft hij: ‘The KDP can confirm that the Mujahedin were not involved in suppressing the Kurdish people neither during uprising nor in its aftermath.

Actie-reactie

Er zijn genoeg feiten en omstandigheden bekend die de propaganda van het regime hebben ontkracht. Het punt is dat de westerse media daarin kennelijk niet zijn geïnteresseerd. De publicatie van deze reeks aan beschuldigingen richting MEK hebben een hoge vlucht genomen in de afgelopen maanden, in tientallen kranten en websites in diverse talen. De logische conclusie is dat het verzet lijkt te groeien en aan (politiek) terrein wint. Het is daartegen dat het regime de propagandamachine harder laat draaien.

Mostafa SedMorteza is het pseudoniem van een Iraniër die woont en werkt in Nederland. Van daaruit volgt hij de Iraanse politiek op de voet.

Commentaren en reacties