JavaScript is required for this website to work.

Economie in een eeuw van overvloed en schaarste

Lawrence Urbain30/4/2017Leestijd 3 minuten

Uitgeverij Lannoo Campus publiceert wel vaker economische geschriften. Kenmerkend bij deze uitgaven is steevast het positivisme dat van de boeken uitgaat. Eerder verschenen onder andere We kunnen winnen: optimistisch over onze welvaart, van VBO-voorman Pieter Timmermans, en Groei maakt gelukkig van Peter Dekeyzer (Hoofdeconoom bij public affairs bureau ‘Growth Inc’). Ook Groei of schaarste: de cruciale vraag in tijden van overvloed van Stijn Decock past in dit rijtje. Tussen schaarste en overvloed

Uitgeverij Lannoo Campus publiceert wel vaker economische geschriften. Kenmerkend bij deze uitgaven is steevast het positivisme dat van de boeken uitgaat. Eerder verschenen onder andere We kunnen winnen: optimistisch over onze welvaart, van VBO-voorman Pieter Timmermans, en Groei maakt gelukkig van Peter Dekeyzer (Hoofdeconoom bij public affairs bureau ‘Growth Inc’). Ook Groei of schaarste: de cruciale vraag in tijden van overvloed van Stijn Decock past in dit rijtje.

Tussen schaarste en overvloed

In de eerste hoofdstukken van zijn werk beschrijft de VOKA-econoom een interessante tegenstelling. De tegenstelling is zo alomtegenwoordig in politiek en media, en tevens zo voor de hand liggend, dat we er vaak argeloos aan voorbij gaan. Aan de ene kant wordt de huidige tijd gekenmerkt door pessimisme, veelal vanuit de hoek van economen. “De pessimistische econoom ziet een groeimodel dat zwaar onder drukt staat”, zo merkt Decock terecht op. Het beste lijkt achter ons te liggen. Immers: “De gloriejaren van de economische groei, zowel aan productie- als vraagzijde, waren de naoorlogse decennia.” Vandaag kennen we een lage groei en worden we geconfronteerd met negatieve bijproducten: Er zijn te veel schulden, de overheidsfinanciën bevinden zich in belabberde toestand, de vergrijzing is slecht voorbereid en de ongelijkheid (in landen) loopt op.

In tijden van schaarste en pessimisme, is er anderzijds ook de ingenieur, die overal kansen ziet. Dit heeft weinig te maken met naïef en utopisch denken. “De digitalisering en communicatierevolutie weerspiegelen bij uitstek een tijdperk van overvloed”, aldus Stijn Decock, opnieuw terecht. Aan de hand van voorbeelden, zoals de dalende kostencurve voor dataopslag, de robot- en automatisering, de circulaire economie gekenmerkt door het hergebruiken van grondstoffen enz. toont de econoom aan dat er ook afdoende redenen zijn om positief de toekomst tegemoet te wandelen.

Een (on)overbrugbare paradox

Vanaf hoofdstuk drie gaat Decock verder in op de hierboven geschetste paradox. Onze huidige meetinstrumenten zijn niet meer in staat om economische ontwikkelingen (volledig) te berekenen. In een economie waarin zaken als de deeleconomie en de dienstensectoren steeds belangrijker worden, vallen productiviteit en economische groei soms lastig in kaart te brengen. “De hiervoor genoemde fenomenen vergroten de welvaart van velen maar worden niet goed weerspiegeld in de klassieke economische parameters”, zo merkt de auteur op. “Naast een onderschatting van het BBP zijn hier ook nieuwe mechanismen aan het werk waarvan we de welvaartswaarde niet goed kunnen inschatten. Zodoende onderschatten we de welvaartstoename”.

Toch stelt de hoofdeconoom van VOKA dat onze samenleving zware uitdagingen wacht. Tal van ‘oplossingen’ werken vandaag en in de toekomst niet meer, zo stelt hij. Zo is absolute robotisering, met bijgevolg een arbeidsloze samenleving, niet alleen onrealistisch maar ook onwenselijk. Ook het basisinkomen biedt volgens Decock weinig soelaas, wegens onbetaalbaar en weinig motiverend. Dit is interessant, nu Nele Lijnen (OpenVld/Vivant) net een boek publiceerde over dit onderwerp. Decock schreef zijn werk in eigen naam. Is VOKA echter wél voorstander van een basisinkomen? We betwijfelen het. Er moet volgens Stijn Decock ingezet worden op het tot stand brengen van meer toegevoegde waarde. “In de toekomst moeten we proberen beiden toegevoegde waarden, de financieel meetbare en de financieel niet-meetbare, te maximaliseren.” De oplossingen die de auteur geeft, om tot meer waardecreatie te komen, zijn juist maar ook weinig vernieuwend: Meer export, meer productiviteit en meer actievelingen op de arbeidsmarkt.

Macht aan centrale banken

Decock maakt een juiste analyse over het soepele monetaire beleid van de centrale banken: “Het effect op de reële economie, en dus het verhogen van de productie, is tot nu toe beperkt, omdat het geld van de centrale banken vooral de financiële economie ondersteunt.” Maar vervolgens pleit de auteur ervoor om centrale banken rechtstreeks in de economie te laten interveniëren, onder meer via het investeren in grootschalige infrastructuurprojecten. Het voorstel van de VOKA-econoom creëert bijgevolg nog meer monetaire en financiële Spielerei. We vragen ons verder af of Decock er zich van bewust is dat dit momenteel al daadwerkelijk gebeurt. Onder andere via obligaties van de Europese Investeringsbank (EIB), waarbij er ook een link met de Europese Centrale Bank (ECB) is.

Decock heeft haast om zich tegen kritieken in te dekken. “Voor velen lijkt dit idee nogal controversieel. Het maakt in hun ogen complete tovenaar-magiërs van de centrale banken.” Maar, zo vervolgt hij: “We zijn het erover eens dat er een zeer duidelijk kader gecreëerd moet worden waarbinnen centrale banken dergelijke politiek al dan niet kunnen voeren.” Een kader, door wie opgesteld? En waarom zou een bank als de ECB, die volgens haar statuten volledig onafhankelijk is van de politiek, zich hiermee (moeten) conformeren? Veel vraagtekens blijven. De uitspraak dat “als centrale banken die vrijheid niet krijgen, je nooit uit deze paradox geraakt”, klinkt meer als een hol dreigement dan als een wezenlijk onderbouwde analyse.

Toch pleit Decock in zijn boek ook voor betere, meer realistische oplossingen. Een overheid die meer waar voor haar geldt biedt, waarbij de maatschappelijke outcome gemaximaliseerd wordt tegen een lagere kost, is er een van. Een overheid dus al regisseur die enerzijds de randvoorwaarden schept en anderzijds haar schulden beter onder controle houdt. Stijn Decock besluit zijn boek trouwens met concrete tips voor individuele bedrijven. Deze aanbevelingen op microniveau zijn een welkome aanvulling op een boek dat voor het overige deel zich toespitst op een macro-analyse.

Lawrence Urbain (°1990) werkt als economisch adviseur. Hij is Ma.Sc. Internationale Betrekkingen en Diplomatie (Universiteit Antwerpen). In het voorjaar van 2017 publiceerde hij ‘De Chrono-Crisis’, een boek over 10 jaar economische malaise.

Commentaren en reacties