Een 18de-eeuwse Baedeker/Michelin voor citytrips in coronatijden
Het frisse reisjournaal van een Rus die in 1789 en 1790 Europa rondtoert, alle deuren opent en met zijn kritische bewondering geen weg weet…
Karamzin is de naam, Nikolaj Karamzin. Duidelijk een Rus, maar dan een Rus op de wip tussen de 18de en de 19de eeuw. Nooit van gehoord? Ik ook niet, tot voor kort. Hij blijkt een gat in mijn cultuur geweest te zijn. Want na lectuur van zijn reisdagboek door Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Engeland zal ik hem niet licht vergeten. Slavist Emmanuel Waegemans heeft onlangs de eerste Nederlandse vertaling gepubliceerd in een mooi uitgegeven turf van 560 pagina’s. Het resultaat is een revelatie. Het boek genereert ware historische sensaties in die zin dat je door Karamzins ogen steden en plekken bekijkt die je zelf ook bereisd hebt – het besef van de continuïteit van Europa door alle radicale veranderingen heen is niet minder dan, nu ja, ontroerend.
De uit Siberië afkomstige edelman Nicolai Karamzin had in Moskou een klassieke, op West-Europa gerichte opvoeding genoten. Hij las, sprak en schreef vloeiend Frans en Duits; Engels kon hij lezen, begrijpen en zelfs vertalen maar hij kon het niet spreken. Hij was pas 22 jaar oud toen hij zich rijp achtte om in West-Europa niet alleen de plaatsen te verkennen waarover hij in deze talen had gelezen, maar ook om bij zijn geliefkoosde Duits- en Franstalige auteurs te gaan aanbellen om met hen een soort interviewgesprekken te voeren.
Hij vertrok in de lente van het Revolutiejaar 1789; voor de winter van 1790 zette hij weer voet op Russische bodem. Ondertussen had hij Duitsland doorkruist, Duits- en Franstalig Zwitserland verkend, vijf maand lang in Genève overwinterd, en zijn modelsteden Parijs en Londen mentaal veroverd. Reizen per koets van herberg naar herberg is geen pretje, maar hij is jong en sterk en hij heeft voldoende geld op zak om in de steden in hotels of appartementen te logeren en nu en dan een knecht in dienst te nemen. Onderweg leert hij andere Bildungsreizigers van allerlei nationaliteiten kennen die soms maandenlang samen met hem optrekken. En dan zijn er natuurlijk de Russische consuls of ambassadeurs om hem wegwijs te maken. Hij is natuur- en stedenliefhebber tegelijk: komt hij na de middag in een stad toe, dan zit hij ’s avonds al in een theater om van een of andere modieuze opera te genieten – en er nadien excellente recensies over te schrijven. Pas in Londen aangekomen, maakt hij er een uitvoering mee van Handels Messiah met driehonderd stemmen en zeshonderd instrumenten…
Visite, een huis vol visite
In zijn reisjournaal toont hij levendig aan hoe de pan-Europese République des Lettres tijdens de vroege Goethezeit functioneerde: niet alleen door briefwisseling en publicaties in tijdschriften, maar door de goede gewoonte van visites in de late voormiddag of na de noen. Belezen reizigers worden geacht bij beroemdheden om belet te vragen; bekende auteurs worden geacht een deel van de dag voor die bezoekjes te reserveren. Valt het bezoek mee, dan wordt de passerende reiziger ook nog eens op het diner geïnviteerd. Het overkomt Karamzin geregeld dat hij, als vervolg op zo’n visite, meer dan een week lang deel uitmaakt van het huishouden van een Bewonderd Auteur. Wat het reizen aanzienlijk vergemakkelijkte. De bezoeker krijgt dan introductiebrieven mee bij weer andere beroemdheden. Het systeem heeft een vermenigvuldigend effect. De République des Lettres is een netwerk dat zich over heel Europa uitstrekt.
Toch is Karamzin niet te beschroomd om ongevraagd bij Immanuel Kant in Koningsbergen binnen te vallen. Kant vindt het goed en praat drie uur lang met hem – het verslag daarvan had gerust wat langer mogen zijn. Het valt trouwens op dat Karamzin langs zijn neus weg bij Kant auteurs ter sprake brengt die hij over een maand of het jaar daarop in Zwitserland denkt te zullen bezoeken (en voor wie hij dus wel degelijk introductiebrieven heeft). Op die manier gaan in Berlijn, Weimar, Zürich en Genève vele deuren voor hem open. In Berlijn spreekt hij met de uitgever Nicolai en met Goethes vriend en reisgenoot Karl Philipp Moritz, en in Weimar met de filosoof Herder en de humoristische verlichter Wieland. Het verhaal over het gesprek met Wieland verdient een plaats in een bloemlezing over interviews: Wieland wijst hem nors af maar Karamzin weet hem te overtuigen met het argument dat hij geen gewone journalist is… Goethe (zelf pas thuis van zijn tweejarige Italienische Reise) was afwezig toen hij hem wou bezoeken. In Zürich verblijft hij bij de fysionomist-gelaatsdeskundige Lavater.
Revolutie
Toen hij in mei 1789 vanuit Moskou op zijn lange studiereis door West-Europa vertrok, was het natuurlijk niet de bedoeling dat hij midden in de Franse Revolutie terecht zou komen. Hij bevond zich in Leipzig toen het nieuws van de bestorming en de inname van de Bastille op 14 juli 1789 hem bereikte. In de zogenaamde ‘brieven’ aan zijn ‘vrienden’ van het Russische thuisfront kan de lezer vandaag trouwens goed volgen hoe zijn oordeel over die Revolutie evolueerde. Hoe langer hij erover nadenkt, hoe meer hij de conservatieve posities van een Edmund Burke benadert. Hij merkt hoe iemand die verklaart ‘te spuwen op la nation’ bijna gelyncht wordt. Hij is goed op de hoogte van het wedervaren van de vele Franse emigranten. In Parijs constateert hij dat hooguit één op de honderd mensen met de revolutierage meedoet. En in brief nummer 124 oppert hij dat de door hem aanbeden Jean-Jacques Rousseau (gestorven in 1778) de eerste vijand van deze revolutie zou geweest zijn.
Designer van het huidige Russisch
Gezamenlijk vormen de brieven het reisdagboek dat hij van zijn wedervaren bijhield. Hij begon ze onmiddellijk bij zijn terugkeer in Moskou in 1790 te publiceren. Wie dit nu in vertaling leest, maakt kennis met een egodocument van eerste klasse, een stuk wereldliteratuur zoals Goethe die opvatte. Wie Russisch leest (zo vertellen ons zowel Emmanuel Waegemans in zijn inleiding alsook Orlando Figes) maakt kennis met een tekst die alle volgende generaties Russische auteurs tot vandaag de dag taalkundig heeft beïnvloed. Van Poesjkin tot Nabokov bekennen ze een ereschuld aan Karamzin te moeten inlossen want die man blijkt het Russisch bevrijd te hebben van allerlei formulaire, Kerkslavische uitdrukkingen en er een ‘geschreven spreektaal’ van te hebben gemaakt. Zonder hem zou veel van de ‘klassieke’, negentiende-eeuwse Russische literatuur niet eens bestaan hebben, gewoon omdat de taal er nog niet klaar voor was.
Een sentimentele reisgids
Daarenboven hebben tot diep in de twintigste eeuw Russische reizigers Karamzins journaal als een toeristische gids gebruikt. Sommige ‘brieven’ lenen zich daar meer toe dan andere; maar het schijnt dat in 1925 Majakovski Parijs kon verkennen met zijn Karamzin als leidraad.
Je kan Karamzin ook genieten terwijl je hem volgt al mijmerend op een weide aan de Elbe bij Dresden, of ‘biddend op een berg alleen’ in het Berner Oberland, of huiverend bij de Rheinfall in de buurt van Schaffhausen. Uit deze voorbeelden blijkt dat Karamzin in de natuur enerzijds het arcadisch gevoel opzocht, uitgelokt door landschappen die hij uit zijn romans kende; en zich anderzijds wou laten overdonderen door de sublieme ‘schoonheid’ van brullende watervallen en diepe afgronden – soms lijkt het alsof hij wil controleren of het werkelijk zo arcadisch of subliem is wat in zijn eigen ‘baedekers’ beschreven stond. Meestal is hij bereid de passende gevoelens te voelen die hij verondersteld wordt te voelen, en dat komt door dat fameuze ‘sentimentalisme’ – het ‘isme’ waarin hij gepokt en gemazeld is.
De Internationale van het Sentimentalisme
In de literaire overzichten staat altijd dat Karamzin het sentimentalisme naar Rusland heeft gebracht. Maar wat was voor Karamzin sentimentalisme? Iets met sentimenten: zeker. Sentimenten die in het sentimentele vervallen: volop. Zoals ik al suggereerde, zoekt hij sentimenten-uitlokkende situaties op. Hij beweert bijvoorbeeld aan ‘melancholie’ te lijden. Van in het begin van het journaal – hij moet nog vertrekken – richt hij zich tot zijn hart. O hart! Halfweg suggereert hij dat reizen een medicijn betekent tegen zijn hypochondrie en misantropie. Het is duidelijk dat het sentimentalisme waaraan hij lijdt deel uitmaakt van een tranencultuur. ’s Morgens al weet hij dat hij ’s avonds ‘zal lezen, voelen en misschien wenen’.
Maar ook zonder tranen geven zijn overwegingen (in kathedralen, op bergen en in concertzalen) blijk van een gevoelscultuur die de romantiek aankondigde en als dusdanig modern was. Stel dat hij Goethe wel had ontmoet, dan was Karamzin ongetwijfeld begonnen over Die Leiden des jungen Werther en dan had Goethe, die dat stadium allang voorbij was en het onderwerp haatte, hem misschien beleefd de deur gewezen. Feit is dat Karamzin in Duitsland en Zwitserland op zoek is naar de Internationale van het Sentimentalisme (op de grens tussen Verlichting en Romantiek) en dat de meeste auteurs ervan ofwel dood ofwel zeer oud zijn – en dat de nog levenden die hij nog kan interviewen het vooral hebben over de overleden Klopstock, de overleden Gessner, de overleden Thomson, Richardson, Rousseau en Laurence Sterne…
Van Sterne heeft Karamzin alles gelezen. Hij houdt van Tristram Shandy maar nog meer van zijn A Sentimental Journey through France and Italy (1768). Dat is namelijk ook een reisdagboek, met het alter ego van Sterne, Yorick genaamd, als hoofdfiguur. In Calais verzint (of rapporteert) Karamzin een ontmoeting met een vreemdeling met wie het gesprek uitsluitend uit citaten uit A Sentimental Journey bestaat. En Sternes Journey heet Sentimental omdat hij over gevoelens handelt, doodgewone mensengevoelens waarover voordien niet geschreven werd en nu wel, en dat was het punt. Humoristisch en niet sentimenteel: dat wil Karamzin uiteindelijk ook.
Russisch-Europees conservatisme
Het leuke aan dit soort sentimentalisme is dat het geen conservatisme uitsluit. Achter Karamzins melancholieke buien schuilt zelfs een harde conservatief. Tegen de revolutie, maar soms ermee gelijklopend. Sommigen, onder wie Orlando Figes, zien in hem zelfs de stichter van het moderne Russische conservatisme dat zich traditiebewust op Europa richtte. Feit is dat Karamzin zich na zijn terugkeer snel ontpopte als publicist en verdediger van het autoritaire tsarisme. Hij zou zelfs bevriend worden met tsaar Alexander aan wie hij zijn geschiedenis van Rusland mocht voorlezen.
Brandend naspel
In 1812 valt Napoleon, de erfgenaam van de Franse Revolutie, Rusland binnen en bereikt Moskou. Om hem te beletten zich daar te installeren steken de Russen hun stad in brand. Ook Karamzins huis, met zijn waardevolle bibliotheek, gaat in de vlammen op. Op zijn smadelijke terugtocht komt Napoleon ’s nachts aan het stadje Weimar voorbij, en laat hij Goethe de groeten doen. Deze laatste moest toen nog beginnen aan de literaire herwerking van zijn reisnotities van 1786-1788, net zoals Karamzins brieven een autobiografisch reisjournaal. Tussen Goethes Italiaanse reis en de publicatie van Italienische Reise ligt een tijdspanne van veertig jaar. Karamzin was onmiddellijk na zijn thuiskomst aan de publicatie begonnen.
In Rusland heeft dit boek zijn reputatie gevestigd, met nog een opstoot tijdens de perestrojka. Vandaag mag Emmanuel Waegemans’ vertaling gerust een Europese prijs krijgen. Toont dit reisdagboek immers niet aan dat Rusland tot Europa behoort?
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).
Na een in memoriam voor zijn leerling Luc De Vos, herdenkt J.P. Rondas zijn poësisleraar Paul Heirwegh die dit jaar overleed. Opdat verleden lessen niet verloren zouden gaan.