Een politiek-correcte perfecte storm
Titel | Cachez-moi cet islamisme |
---|---|
Subtitel | Voile et laïcité à l'épreuve du cancel-culture |
Auteur | Florence Bergeaud-Blackler |
Uitgever | La Boîte à Pandore (Parijs) |
ISBN | 9782875574879 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 241 |
Twee columns veroorzaakten een nooit geziene virtuele oorlog in Franstalig België. Het werd een perfect voorbeeld van cancelcultuur
Het is allemaal begonnen met een vrije tribune in Le Soir. Zo begint het verhaal dat de Franse antropologe Florence Bergeaud-Blackler vertelt in het collectief werk Cachez-moi cet islamisme (Verberg me dat islamisme). De titel alludeert op het stuk dat journaliste Florence Hainaut op de website van de krant had geschreven, ‘Cachez ce foulard’ (‘Verberg die hoofddoek’).
Daarin argumenteerde Hainaut dat het nu maar eens gedaan moest zijn met het verzet tegen de hoofddoek. Dat is geen opgelegd religieus symbool, stelde ze. Om hem te dragen zijn er zoveel redenen als er vrouwen zijn. En uiteindelijk maakt het niets uit als een vrouw in openbare functie een hijab draagt. Dat stelt niet meer voor dan iemand die een T-shirt draagt met een afbeelding van Boeddha erop. Vrouwen hebben nu eenmaal het recht zich al of niet te tooien met een hoofddeksel.
Halal
De bekende Franse antropologe Florence Bergeaud-Blackler reageerde een dag later met een scherpe tekst. Omdat ze volgens de krant Hainaut in te scherpe persoonlijke termen aanviel, werd haar bijdrage na enkele uren weggehaald. Le Soir vroeg Bergeaud-Blackler haar repliek aan te passen.
Dat leek een bepaald merkwaardige vraag voor de gereputeerde Française, die al decennialang hoogstaand wetenschappelijk onderzoek doet over het islamisme. Een paar jaar geleden schreef ze een spraakmakend boek over de oorsprong van de halal-regels. Daarin toonde ze aan dat die eeuwenlang veel soepeler waren en nu vooral gebruikt worden in het kader van een radicaliserende geloofsbelevenis.
Censuur
Volgers van Bergeaud-Blackler zagen in het weghalen van de eerste tekst meteen censuur. De bekende publicist en blogger Marcel Sel suggereerde dat Hainaut zelf een hand had in het weghalen van de tekst van Bergeaud-Blackler. Die zou later inderdaad bevestigen dat ze met de redactie van Le Soir gebeld had om haar onvrede te melden over de toon van de repliek op haar tekst. Blijkbaar had zij voldoende invloed om het stuk te laten verwijderen.
Maar Bergeaud-Blackler slikte haar verbazing in en deed wat de redactie haar gevraagd had, paste haar tekst aan en die kwam opnieuw online. Haar argumentatie tegen het betoog van Hainaut had ze evenwel even scherp gehouden: volgens haar is elke relativering van het dragen van de hoofddoek gevaarlijk. Het feit dat steeds meer gelovige vrouwen die dragen is net het bewijs dat dit het gevolg is van de toenemende invloed van islamisten en deel uitmaakt van een duidelijke strategie. Een hoofddoek past in het wereldbeeld van de fundamentalisten, die willen dat vrouwen een teken van hun vroomheid en hun onderwerping aan religieuze regels tonen.
Storm op de sociale media
Tot daar was er dus eigenlijk niet veel aan de hand: twee tegenovergestelde visies over de hijab. In een debat over een maatschappelijk verschijnsel kan dit alleen maar toegejuicht worden. Maar door de vermeende censuur begon het te stormen op de sociale media. Dat verergerde nog, toen Florence Hainaut op haar Facebookpagina de wetenschappelijkheid van haar tekst meende te moeten verdedigen, door te zeggen dat ze die had laten nalezen door Hafida Hammouti.
Die mededeling deed dan weer het Observatoire des Fondamentalismes reageren. Dat is een klein, maar actief centrum dat onderzoek doet naar radicalisering binnen de islam, opgericht door Bergeaud-Blackler samen met de Belgisch-Marokkaanse Fadila Maaroufi. Het Observatoire vond het vreemd dat Hainaut een beroep had gedaan op Hammouti, omdat die duidelijke banden heeft met de radicale moslimbroeders.
Cancelcultuur
Op dat moment breekt een waar virtueel onweer uit op het internet, met grote gevolgen. Bergeaud-Blackler analyseert die virtuele oorlog op de sociale media als een perfect voorbeeld van cancelcultuur. Ze toont aan hoe Hainauts verdedigers haar beginnen voor te stellen als een slachtoffer van stalking vanwege het Observatoire. Dat wordt ervan beschuldigd ‘walgelijke methodes’ te gebruiken en een ‘leugenmachine’ te zijn. Van enige nuance is geen sprake meer; er wordt alleen nog met de voeten vooruit getackeld.
Bergeaud-Blackler verklaart dit eerder agressief dan assertief offensief van de linkerzijde omdat die niet wil horen van ‘islamisme’, het bestaan ervan zelfs ontkent en een verwijzing in die richting genoeg is om als extreemrechts weggezet te worden. Snel kan Florence Hainaut zich dan ook voorstellen als slachtoffer van het islamofobisch Observatoire.
Hainaut wordt onvoorwaardelijk gesteund door haar volgers, waaronder veel journalisten. Bergeaud-Blackler merkt terecht op dat die kritiekloos de versie van Hainaut overnemen, zonder enig eigen onderzoek. Dat had kunnen uitwijzen dat de stalking van Hainaut niet veel voorstelt en zeker niet te vergelijken is met wat critici van het islamisme over zich heen krijgen. Essayiste Céline Pia, die een zeer interessante analyse van het gebeuren schrijft in het boek, aarzelt niet om de klachten over stalking van Hainaut ‘intellectuele oplichterij en manipulatie’ te noemen.
Academische steun
Het eigenlijke debat over de functie van de hoofddoek verdwijnt; de aanval wordt volledig gericht op personen, die gediaboliseerd worden. Die blinde steun wordt overgenomen door heel veel militanten van Ecolo, en zelfs door de Franstalige (groene) minister van Cultuur.
Ook de academische wereld volgt de kwaadaardige stroom. ULB-prof Corinne Torrekens, gespecialiseerd in de islam, ziet in de onthullingen van het Observatoire een strategie van extreemrechts. Enkele jaren geleden deed zij de dreiging van het islamisme denigrerend af als een ‘monster van Loch Ness’, dat door islamofoben af en toe boven water wordt gehaald. Torrekens’ steun aan Hainaut ging zo ver dat ze een tijd op haar Facebookpagina een bericht over de kinderen van publicist Marcel Sel liet staan, een duidelijk strafbaar feit. Sel was ondertussen als extreemrechts gecatalogeerd, omdat hij kritisch stond tegenover Hainaut. Dat was genoeg voor haar verdedigers om een totale oorlog tegen hem te beginnen, met bepaald vuile wapens.
Macht van de netwerken
Bergeaud-Blackler toont in haar analyse aan hoe in tijden van sociale media een gerichte aanval tegen afwijkende meningen werkt. De verschillende netwerken van activisten, academici en journalisten versterken elkaar en niemand stelt nog kritische vragen. Het Observatoire des Fondamentalismes is meteen verdacht gemaakt en krijgt zo geen toegang meer tot de media, terwijl Florence Hainaut dat wel heeft.
Zo kon het gebeuren dat de Belg Ricardo Gutierrez, via de beroepsbond van Franstalige journalisten, de ‘stalking’ van Hainaut aanhangig maakte bij het Europees verbond van journalisten — waar hij aan het hoofd van staat. Meer nog: hij diende klacht in bij de Raad van Europa. Resultaat: Hainaut kreeg het statuut van vervolgde journaliste, en werd in een adem genoemd met confraters die voor hun leven moeten vrezen. Niemand die enig voorbehoud had bij die groteske demarche.
Molenbeek
In een andere bijdrage vertelt cdH-politicus Georges Dallemagne, die lid is van het Observatoire, hoe hij ooit op RTL Molenbeekse moskeeën had aangeklaagd omdat ze jongeren voor Syrië mobiliseerden. Hij werd daarna hard op de vingers getikt door hogergenoemde Gutierrez, toen nog journalist bij Le Soir. Die verweet hem stigmatisering en ‘de rode lijn overschreden te hebben.’ Kort daarna zou het OCAD (het coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, nvda) de bevindingen van Dallemagne echter bevestigen.
De parlementair Dallemagne vertelt hoe hij veel steun kreeg van journalisten, die evenwel anoniem wensten te blijven. Want wie openlijk spreekt over een islamistische dreiging, wordt meteen geklasseerd als fascist. Wie zich niet onderwerpt aan het eenheidsdenken, wordt uitgesloten.
Ayaan Hirsi Ali
Hoever de invloed van de weldenkenden wel gaat, mocht Fadila Maaroufi, medeoprichter van het Observatoire, ondervinden. In een bijdrage in het boek vertelt ze zelf hoe ze als Marokkaans-Belgische in het kader van een wetenschappelijk onderzoek drie jaar lang aan participerende observatie deed in allochtone milieus in de Brusselse Marollen.
Haar conclusie is dat het vrije woord verstikt wordt door wat zij een systeem noemt van gesloten ‘boîtes’ van familie, gemeenschap, verenigingen en de politieke wereld. Ze vertelt hoe jonge vrouwen worden geïndoctrineerd met een haast middeleeuws discours over het eeuwige hellevuur, dat het lot is van wie het geloof niet op een rigide manier beleeft. Sociale werkers gaan niet in tegen die indoctrinatie, vanuit een politiek-correct respect voor de regels van de islam. Zij blijven de fictie volhouden dat de hijab een emanciperende rol speelt die vrouwen uit hun isolement haalt. Maar Maaroufi vertelt uit haar eigen ervaring hoe haar vader de hoofddoek op een gewelddadige manier aan zijn dochter oplegde, omdat hij onder grote druk stond van zijn omgeving. Over die realiteit is elk gesprek verboden, door een zelfopgelegde omertà.
Maaroufi had een betrekking bij het Centre d’Action Laïque, maar werd daar, midden in de storm over Hainaut, om onduidelijke redenen ontslagen. Niet moeilijk om daarin een ‘Berufsverbot’ te zien. Het is cynisch dat een vrijgevochten Brusselse vrouw van Marokkaanse afkomst het slachtoffer is van de verdachtmakingen van zelfuitgeroepen verdedigers van die gemeenschap. Maar wie niet beantwoordt aan de politiek-correcte voorschriften, zoals Maaroufi deed door de hoofddoek kritisch in vraag te stellen, wordt meteen afgedaan als iemand die verkocht is aan het systeem.
De aanval op Maaroufi doet denken aan de bijzonder gewelddadige woorden van de Amerikaanse activiste Linda Sarsour over Ayaan Hirsi Ali, toen die vrouwenbesnijdenis aanklaagde: ‘Zij verdient het niet om vrouw te zijn; ik wou dat ik haar vagina kon wegnemen.’ Wie als moslima de islam durft aan te vallen, stelt zich bloot aan ongebreidelde agressie. Marcel Sel herinnert eraan dat echte godsdienstvrijheid enkel mogelijk is als elke kritiek op religie toegelaten wordt. Anders komt men in de inquisitie terecht, waarbij elke vrije denker zijn leven riskeert.
Brussel
Het Observatoire des Fondamentalismes voelde ook de gevolgen: Brussel weigert haar nog lokalen te verhuren omdat de vereniging ‘waarden verdedigt die onverenigbaar zijn met die van de stad’. Dat is een schokkend bewijs hoe efficiënt de strategie van verdachtmaking werkt: zelfs de verantwoordelijken van de stad Brussel durven het niet meer aan zelf uit te zoeken welke waarden het Observatoire echt verdedigt.
Ook de reputatie van Florence Bergeaud-Blackler is danig aangetast: de verdedigers van Hainaut hebben er alles aan gedaan om haar in de extreemrechtse hoek te duwen en haar jarenlang onderzoek naar radicalisering van de islam verdacht te maken. Dat is blijkbaar perfect mogelijk in België. Geen enkele Franstalig journalist vraagt zich af hoe het komt dat Bergeaud-Blackler hier straffeloos wordt afgebrand, terwijl haar werk zowat overal in de wereld gerespecteerd wordt.
Dat past volgens Céline Pia perfect het doel van de islamisten: het ontmenselijken en diaboliseren van tegenstanders en hun posities als immoreel afschilderen. Maar het zijn niet de islamisten zelf die deze strategie uitvoeren: dat laten ze over aan de weldenkenden aan de linkerzijde. Lenin zou hen de ‘nuttige idioten’ genoemd hebben. Die noemen zichzelf ‘progressief’, maar het is moeilijk in hun eerlijkheid te blijven geloven als men de realiteit van hun daden en de gevolgen ervan voor hun slachtoffers ziet. De fundamentalisten zullen hen eeuwig erkentelijk zijn. Pia herinnert er ook aan hoe de Algerijnse islamisten jonge meisjes vermoordden, alleen omdat ze geen hoofddoek droegen. Dat bewijst volgens haar dat het naïef is te geloven dat de hijab niet meer is dan een stuk textiel.
Er staat nog veel meer in Cachez-moi cet islamisme. Voile et laïcité à l’épreuve du cancel-culture van Florence Bergeaud-Blackler. Kara Mersch beschrijft in een lange bijdrage hoe de ‘intersectionaliteit’, een heden ten dage dogmatische doctrine in linkse kringen, eigenlijk niet meer is dan een anti-universalisme, een postmoderne vorm van racisme dat mensen op basis van hun afkomst insluit of afstoot. Het boek wordt — helaas voorspelbaar — bijna totaal genegeerd in de Franstalige media. Reden te meer om het te kopen en vooral: te lezen!
Luckas Vander Taelen (1958) werkte als tv-regisseur, en was voor Groen schepen, Vlaams en Europees Parlementslid en senator.
Bij de Franstalige partijen in Brussel steekt het franskiljonisme complexloos de kop op.