Dendermondse Schildersschool
Titel | Utopia aan de Schelde |
---|---|
Subtitel | Het pleinairisme en de Dendermondse Schilderschool |
Organisator | Freddy Huylenbroeck |
Data | Nog tot 17 december |
Onze beoordeling |
In Waasmunster kan je nog tot 17 december kennismaken met een 25-tal vertegenwoordigers van de Dendermondse Schildersschool.
In kunstforum De Koolputten in Waasmunster kan je nog tot 17 december kennismaken met vijfentwintig vertegenwoordigers van de ten ontrechte in de vergetelheid geraakte Dendermondse Schildersschool. Een parel van een tentoonstelling. Niet te missen!
Geen enkele stroming of school in de beeldende kunsten komt uit de lucht vallen. Ze treden allemaal in de voetsporen van anderen of zijn er zijdelings mee verbonden. Dat geldt ook voor de Dendermondse Schildersschool die ontstond rond 1860.
De School van Barbizon
De Dendermondse Schildersschool is schatplichtig aan de School van Barbizon. Die werd opgericht door een groep Franse landschapsschilders met Théodore Rousseau als belangrijkste vertegenwoordiger. De kunstenaarskolonie was actief in de periode 1830-1870 en werkte in de omgeving van het Franse plaatsje Barbizon, ten zuiden van Parijs, aan de rand van het woud bij Fontainebleau.
De schilders van de School van Barbizon zetten zich af tegen het kunstmatige, geïdealiseerde landschap en tegen de heroïsche romantiek zoals die floreerden tussen het einde van de achttiende en het midden van de negentiende eeuw. Ze streefden naar een realistische weergave van landschappen zoals ze die met eigen ogen zagen ‘en plein air’.
Bij dat pleinairisme lag de nadruk op spelen met daglicht en het neerzetten van kleuren om een bepaalde stemming aan te geven. Op hun beurt werden de ‘pleinairisten’ beïnvloed door de Britse schilders John Constable en William Turner en door zeventiende-eeuwse, Nederlandse landschapschilders als Jacob van Ruisdael en Meindert Hobbema.
De Scholen van Tervuren en Kalmthout
De School van Barbizon was de eerste van een hele reeks kunstenaarskolonies die zich overal in West-Europa ontwikkelden. Allemaal wijdden ze zich aan ‘le paysage intime’ en hielden ze zich ver van het destijds gangbare academisme. Ze worden gezien als de voorlopers of gangmakers van het impressionisme.
Na het Salon van 1851 in Brussel – Salons waren toentertijd belangrijke periodieke tentoonstellingen met werk van levende kunstenaars, naar Parijs’ model – waar het werk van deze buitenlandse kunstenaars getoond werd, ontstonden ook in ons land de eerste kunstenaarskolonies. Rond het Zoniënwoud en de Antwerpse Kempen rezen zo de Scholen van Tervuren en Kalmthout uit de grond, en nog later, rond de eeuwwisseling, de eerste Latemse School.
De School van Kalmthout wordt ook wel de Grijze School genoemd, omdat de vertegenwoordigers ervan bij voorkeur grijze en zilverachtige tinten gebruikten. Tussen de School van Barbizon en die van Kalmthout bestond overigens een directe band, in die zin dat drie schilders van en uit de omgeving van de Kalmthoutse School die van Barbizon bezochten. Hun namen: François Lamorinière, Adrien Joseph Heymans en Isidore Meyers.
De Grijze School
Tussen de School van Kalmthout en die van Dendermonde valt een rechte lijn te trekken. Twee leden van de eerste school, de Antwerpenaars Jacques Rosseels en Isidore Meyers, verkasten naar Dendermonde. Beiden werden in 1865 aangesteld aan de lokale academie: Jacques Rosseels als directeur en Isidore Meyers als leraar. Hun benoeming opende de weg voor een nieuwe Grijze School, met de Schelde als voornaamste thema en met Franz Courtens als belangrijkste vertegenwoordiger.
Onder Courtens’ impuls werd de esthetiek van grijstoonwaarden vervangen door een helder kleurenpalet. In zijn kielzog volgden kunstenaars die niet alleen de Schelde, maar ook de Dender en de Durme picturaal verbeeldden. Gaandeweg ontstond zo een ‘Utopia aan de Schelde’: het gebied van Schelde, Durme en Dender als ideale wereld, als wensdroom. Met aan hun oevers kunstenaarsdorpen als Vlassenbroek, Sint-Amands, Mariekerke en Weert.
Uitgesproken atmosferisch
Courtens is in de expo in De Koolputten vertegenwoordigd met vier doeken, waarvan één De Schelde als titel heeft. Op de voorgrond, bijna in het midden van de voorstelling, is een kleine visserssloep met gehesen zeil te zien. Aan boord bevinden zich – minuscuul afgebeeld – twee mannen, met de rug naar de kijker gekeerd. De overheersende kleuren zijn bruin, grijs en appelblauwzeegroen. Dieper in het tafereel zijn de grijze contouren van een gelijkaardig schip zichtbaar.
De Schelde is nauwelijks herkenbaar. De rivier vormt één geheel met de lucht erboven. Herkenningspunten zijn er niet. Er is geen oever, geen boom en geen kerktoren te ontwaren. Voor- en achtergrond zijn wazig, alsof de zon zich een weg probeert te banen doorheen een mistbank en daar maar gedeeltelijk in slaagt. Het doek is uitgesproken atmosferisch en ademt ingetogenheid. Er minutenlang naar kijken verveelt geen seconde. Grote klasse.
Lust voor het oog
Van Isidore Meyers is onder meer het schilderij Visserssloepen te bewonderen. Het stelt drie sloepen zonder mast en zeil voor die aangemeerd liggen aan een drassige rivieroever. Dat het niet om de Schelde gaat, maar om de Durme, valt af te leiden uit de vegetatie. Die verschilt bij beide rivieren.
In tegenstelling tot De Schelde van Courtens is Visserssloepen niet in wazigheid gehuld. Zowel de rivier als de oevers zijn duidelijk zichtbaar. Het heldere, verstilde en van menselijke aanwezigheid verstoken tafereel baadt in een warm licht. Op het achterplan, aan de linkeroever, is een bomenrij te zien met daarboven een witte lucht. Dezelfde witpartijen zijn ook waarneembaar op het voorplan, waar ze de rivier deels ‘inkleuren’. Of liever: neutraliseren, als gevolg van het hevige zonlicht.
De kleuren op Visserssloepen zijn een lust voor het oog. Talloze schakeringen van bruin, groen, geel en oker strijden om de voorrang. Het is trouwens opmerkelijk hoeveel doeken in de expo verrassend hedendaags, kleurrijk en fris lijken, alsof ze pas geschilderd zijn. Dat geldt vooral voor doeken van Tony Van Os, Albert Baertsoen en Pieter Gorus.
Museale allure
Naast de eerder genoemde kunstenaars vallen er in de expo ook doeken te bewonderen van onder meer Jan Verhas, Oswald Poreau, Leo Spanoghe, Pros Bosteels en Ferdinand Willaert. En valt er te genieten van poëtische teksten en gedichten van onder anderen Filip De Pillecyn, Jan Hammenecker, Bert Peleman, Emile Verhaeren, Jo Gisekin, Lut De Block en Christina Guirlande.
Curator Freddy Huylenbroeck – kunstpromotor van het eerste uur tussen Dendermonde en Sint-Niklaas – is er andermaal in geslaagd in De Koolputten een tentoonstelling samen te stellen van museale allure.
Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.
Een nieuwe bundel van Etienne Colman en een bloemlezing als een staalkaart van wat de huidige Nederlandstalige poëzie te bieden heeft.