JavaScript is required for this website to work.

Functionele ficties

Laurens Verrelst30/11/2018Leestijd 4 minuten
TitelEen verzonnen koninkrijk
SubtitelHet verhaal van onze nationale mythe
AuteurFlip van Doorn
UitgeverThomas Rap
ISBN9789400400245
Onze beoordeling
Aantal bladzijden304
Prijs€ 19.99

In ‘Een verzonnen koninkrijk’ betoogt Flip van Doorn dat de nationale identiteit van Nederland een fictie is. Daarin slaagt hij onvoldoende.

Flip van Doorn is wandelaar en fietser. In die hoedanigheid schrijft hij regelmatig bijdragen voor verschillende Nederlandse magazines, waaronder de kranten Algemeen Dagblad en Trouw. Al 20 jaar lang. Hij kent Nederland dus op zijn duimpje en neemt ons in Een verzonnen koninkrijk mee op sleeptouw langs verschillende markante plekken bij onze noorderburen. Dat werkt aanstekelijk: van Doorn weet er op zo’n manier over te vertellen dat je wat graag zélf naar die plaatsen wil trekken. Al is het maar om te controleren of het weidse gevoel of de diepe sereniteit die uit zijn beschrijvingen spreekt daar ook echt aanwezig is.

Tegelijkertijd brengt hij zijn rondreis door Nederland op een hoger plan door haar te koppelen aan een pertinente vraag in een tijd waar identiteit en gemeenschap hete hangijzers zijn: wat is Nederland? De titel van zijn boek geeft zijn antwoord al voor een flink deel weg. De student van het nationalisme zal bij die titel trouwens meteen denken aan Imagined Communities van Benedict Anderson. Het is ook de teneur van Anderson, en van Eric Hobsbawm, bekend van The Invention of Tradition, die hij in grote lijnen volgt. Samengevat: ‘panta rhei’ – alles beweegt. De Nederlandse identiteit is een samenvloeiing van verschillende volkeren, culturen, ideeën, technieken en zelfs geologie.

VVV 2.0

Van Doorn slaagt er in op toegankelijke wijze verschillende basiselementen van de Nederlandse identiteit te duiden aan de hand van de plaatsen die hij bezoekt. Daartoe heeft hij zijn boek ingedeeld in verschillende thema’s, gaande van geologie en geografie over taal, religie en tradities tot patriottisme. Die keuze heeft wel tot gevolg dat de schrijver kris kras door Nederland rijdt, wandelt en trapt. Het valt voor dat van Doorn op een paar alinea’s tijd van de Waddeneilanden naar het uiterste zuiden van Nederlands Limburg reist. Een landkaart bij de hand is dus geen overbodige luxe wanneer je dit boek leest. Gelukkig heeft van Doorn de nodige info voorzien op een website, net zo handig.

Het is bijzonder fijn aan de hand van begenadigd verteller van Doorn verschillende plaatsen in Nederland aan te doen. Van sommige plekken of woorden heb je waarschijnlijk nog nooit gehoord; ik weet nu wat een kwelder is. Meermaals zal de weetjesman of –vrouw zijn of haar honger gestild weten. Hoogste punt, middelpunt, oudste prehistorische vindplaats, begraven funderingen en zelfs de ontstaansplek van het woord ‘Holland’, ze passeren allemaal de revue. Al deze gelegenheden grijpt hij aan om zijn punt over de identiteit van Nederland te maken. Jammer genoeg repetitief-irritant vaak, tot op het moraliserende af.

Sjabloon

Bij het lezen merk je dat van Doorn gewoonlijk eerder korte stukjes te schrijft over een plaats, een thema, een weetje. In Een verzonnen koninkrijk waagt hij een poging een heleboel van die korte stukjes aan elkaar te breien tot één groot lappendeken. Het zou me trouwens niet verbazen dat nogal wat van het materiaal uit dit boek eerder is verschenen in één van de tijdschriften waar hij voor schrijft. Een manier van werken die we wel vaker terugzien bij columnisten.

Het sjabloon dat van Doorn daarbij toepast is nogal éénvormig. Een interessant stukje, aangevuld met telkens dezelfde conclusie: de Nederlandse identiteit is een geassembleerd iets, een vluchtig gegeven. Dit toont één van twee dingen aan: óf van Doorn schiet als schrijver tekort in het opzetten van een groter werk, óf dit boek is het resultaat van haastwerk. In elk geval: de interessante vraagstelling en het al even interessante uitgangspunt – de invloed op de Nederlandse identiteit van uiteenlopende factoren als landschap, technologie en taal – verdient een betere uitwerking.

Een bijkomende vaststelling versterkte mijn mening over dit werk. Naar het einde van het boek toe trapt van Doorn in net die val waar hij heel de tijd voor waarschuwt. Hij liet niet af te benadrukken dat (nationale) identiteit een illusie is, een construct. De al te menselijke drang tot synthese geeft inderdaad meer wel dan niet aanleiding tot de creatie van een sluitend – teleologisch — verhaal. Dat geldt voor religies, filosofische systemen, geschiedschrijving… Telkens weer, grijnzend als Mephisto, loert de drogredenering dat een reeks gebeurtenissen onherroepelijk leidde tot de huidige situatie om de hoek.

Typisch Nederlands

Het pleit voor van Doorn dat hij de ‘inductive fallacy’ benoemt en de nadruk legt op het contingente en veranderlijke van de Nederlandse geschiedenis. Des te vreemder is het dat hij dan toch in de verleiding is gekomen om een antwoord te geven op zijn initiële vraag. Hij wijst op het veranderlijke zelf als essentieel Nederlands. Daarvoor verwijst hij naar het spel tussen zee en land dat een soort organische vaagheid creëert. Of haalt hij de evolutie naar abstractie bij Mondriaan aan als metafoor voor de eeuwenlange vormgeving van Nederland door zijn eigen bewoners. Dat koppelt van Doorn dan aan een relativeringsvermogen en een weerzin tegen al te militante invullingen van de natie die ‘typisch Nederlands’ zou moeten zijn.

‘We hebben Nederland zelf bedacht’ is de slagzin die hij hanteert bij het uitpuren van een Nederlandse volksaard. Meer zelfs, ‘Nederland [zou] voorop kunnen gaan bij het ontmantelen van de natiestaat’, net vanwege zijn geschiedenis en volksaard. Het poldermodel, weet u wel. Ik vraag me af of van Doorn daarbij beseft dat hij zo zijn eigen premisse onderuit schopt. In Een verzonnen koninkrijk staaft hij met allerlei argumenten dat een volksaard een verzinsel is, een functionele fictie. Om dan vervolgens boud het besef van dat constructivisme als nieuwe fictie naar voren te schuiven. Dat is niet minder dan een stevige politieke stellingname. Mij niet gelaten, maar dat zet de populair wetenschappelijke insteek van het boek helemaal op de helling – van descriptief naar normatief. Heel de tijd hinkt van Doorn op deze twee poten. Een duidelijke keuze had het boek – leesbaar als het op zich is – ten goede gekomen.

Laurens Verrelst is filosoof en literatuurwetenschapper. Hij interesseert zich voor alles wat met gemeenschapsvorming en groepsidentiteit heeft te maken.

Meer van Laurens Verrelst

Een gruwelijk eerlijke roman over een man die zichzelf een spiegel voorhoudt en weinig verkwikkelijke conclusies trekt.

Commentaren en reacties