Jan Wolkers: ‘Zoals hij beeldhouwde met woorden, zo dichtte hij met verf’
Een recensie van de recente biografie over Jan Wolkers, die zowat alles aangreep in zijn leven om over te schrijven.
Het werk van de Nederlandse succes- en schandaalschrijver Jan Wolkers (1925-2007) heeft altijd zeer gemengde reacties opgeroepen. Sommigen, onder wie Marnix Gijsen, vonden dat hij ‘vuiligheid’ en ‘vulgaire pornografie’ schreef. Anderen prezen hem de hemel in om zijn zinnenprikkelende natuurbeschrijvingen en zijn grote vertelkracht. Bij het grote publiek is Wolkers wel het meest bekend van zijn roman Turks Fruit (1969), door Paul Verhoeven verfilmd in 1973, met in de hoofdrollen Rutger Hauer en Monique van de Ven. Het boek handelt over de stormachtige relatie tussen een beeldhouwer en zijn veel jongere geliefde, die uiteindelijk aan een hersentumor overlijdt. Wolkers, die zelf beeldhouwer (en schilder) was, baseerde zich voor het boek onder meer op zijn tweede huwelijk met Annemarie Nauta. Met de autobiografische roman Terug naar Oegstgeest (1965) leverde hij zijn onbetwistbare meesterwerk af. Daarin staan zijn jeugdherinneringen centraal in een streng gereformeerd gezin waarin het woord van de bijbel wet was. Andere bekende romans van hem zijn Kort Amerikaans (1962), Een roos van vlees (1963), De walgvogel (1974), De kus (1977) en Brandende liefde (1981). Wolkers schreef daarnaast ook verhalen, essays, gedichten, sprookjes en columns, die alle in boekvorm verschenen. Recent verscheen het zeer lijvige Het litteken van de dood. De biografie van Jan Wolkers (2017) van de Nederlandse literair journalist Onno Blom, die eerder al boeken publiceerde over Wolkers, Harry Mulisch en Gerrit Komrij.
Autofictie
Onno Blom deed er zo’n tien jaar over om Het litteken van de dood te schrijven. Hij heeft zijn materiaalstof dan ook uitvoerig behandeld en werkelijk niets aan het toeval overgelaten. Hij kon bovendien naar believen putten uit Wolkers’ buitengewoon omvangrijke persoonlijk archief. Daar komt nog bij dat nagenoeg alle romans en verhalenbundels van Wolkers autobiografisch van inslag zijn. Met dat laatste is het nochtans oppassen geblazen. De werkelijkheid in een literair werk stemt immers niet per definitie overeen met de werkelijkheid zoals ze zich ‘in het echt’ heeft voorgedaan. Blom is zich daar terdege van bewust en stelt het in de proloog van zijn biografie zo: ‘Bij het gebruik van literair werk als bron voor de beschrijving van een kunstenaarsleven moet voorzichtigheid worden betracht.’ En voegt er ter conclusie aan toe: ‘Op het snijvlak van Wolkers’ twee levens, het feitelijke en het fictieve, bevindt zich deze biografie.’ In de epiloog heeft Blom het er nogmaals over: ‘In de literatuurwetenschap zou men zeggen dat Wolkers “autofictie” bedreef. In Oprecht gelogen heeft de Vlaamse letterkundige Lut Missinne autofictie beschreven als een tekst waarin de identiteit van een schrijver en held hetzelfde zijn – er wordt dus gerefereerd aan een herkenbare werkelijkheid – maar waarin de schrijver bewust tegenstrijdige fictieve elementen heeft toegevoegd.’
De titel van het boek, Het litteken van de dood, verwijst naar een leverkleurig litteken op Wolkers’ linkerslaap na een ongeluk met een kroepketel toen hij ongeveer zes maanden oud was. Het verhaal ervan heeft hij verwerkt in zijn debuutroman Kort Amerikaans. Waren zijn ouders er niet snel genoeg bij geweest, dan had het ongeval fataal kunnen aflopen. Hoewel het litteken tijdens Wolkers’ volwassen leven zo goed als onzichtbaar was, lichtte het vlak na zijn overlijden helder op.
O zo voorzichtig
Blom heeft zijn chronologisch opgevatte biografie in zeven hoofdstukken onderverdeeld, voorafgegaan en gevolgd door een proloog en een epiloog. Na de epiloog volgen nog een notenapparaat, een bibliografie, een personenregister, dankbetuigingen en het colofon. De zeven hoofdstukken ‘bevatten de perioden waarin Wolkers leefde en werkte aan de zijde van en met “zijn” vrouwen op verschillende plaatsen’, zoals zijn moeder in Oegstgeest, zijn eerste vriendinnetjes in Oegstgeest en Leiden, en zijn derde vrouw Karina Gnirrep in Amsterdam en op Texel.
De epiloog is zowat het enige onderdeel van Wolkers’ biografie waarin Blom op beschouwend vlak een klein gedeelte van het achterste van zijn tong laat zien, dit is zich enigszins maar o toch zo voorzichtig kritisch uitspreekt over bepaalde facetten van Wolkers’ leven en werk. Zo legt hij er de nadruk op dat Wolkers wel héél ver ging in het vergaren van materiaal van zijn leven: ‘Hij zorgde er in 1957 en 1960, na de scheidingen van zijn eerste twee vrouwen, Maria de Roo en Annemarie Nauta, voor dat hij de brieven in handen kreeg die hij hun had geschreven. Hij borg ze veilig op in zijn archief bij de brieven die hij van hen had ontvangen. Zo had hij de correspondentie compleet – en kon hij die gebruiken voor Een roos van vlees en Turks fruit.’ Wolkers greep werkelijk alles in zijn leven aan om over te schrijven. Soms lokte hij zelfs situaties uit om erover te kunnen schrijven.
Voor het overige laat Blom vooral Wolkers zelf en talloze getuigen aan het woord. Als je alle citaten in Het litteken van de dood zou schrappen, dan houd je een boek van hoogstens driehonderd bladzijden over. Dat is een wel erg magere oogst voor zo’n lang en veelzijdig kunstenaarsleven. Daartegenover staat dat Het litteken van de dood met beheerste pen geschreven is, erg vlot leest, gelijkmatig van toon is en nergens inzakt. Dat is al een prestatie op zich, maar weegt niet helemaal op tegen het gebrek aan kritische insteken. Wat dat betreft is deze biografie in hetzelfde bedje ziek als Toen met een lijst van nu errond (2017), de biografie van de dichter en essayist Herman de Coninck van Thomas Eyskens. Ook Eyskens koos er in zijn voor het overige uitstekend gedocumenteerde biografie voor om de feiten voor zich te laten spreken, eerder dan het object van zijn belangstelling als het ware met de punt van zijn pen oordeelkundig te lijf te gaan.
Wolkers als kunstenaar
Blom legt in zijn biografie verder de nadruk op het feit dat de drie disciplines die Wolkers beoefende – beeldhouw- en schilderkunst en schrijven – niet voor elkaar moesten onderdoen. ‘Wolkers was zeer nadrukkelijk alle drie tegelijk: beeldhouwer, schilder én schrijver, het ene in het andere. In alles werd hij door beelden voortgedreven. Zoals hij beeldhouwde met woorden, zo dichtte hij met verf.’ Over de structurele relatie tussen Wolkers’ literaire en beeldende werk laat Blom Wolkers andermaal zelf aan het woord: ‘In beide gevallen gaat het om het opbouwen van kleine elementen, het samenstellen van gegevens tot een overzichtelijk bouwwerk.’
Met Het litteken van de dood. De biografie van Jan Wolkers voltooide Onno Blom zelf een lovenswaardig overzichtelijk bouwwerk. Of hij er ook de definitieve biografie van het kleurrijke dubbeltalent uit Oegstgeest mee geschreven heeft, is echter zeer de vraag. Wellicht heeft Wolkers een tweede, meer academisch ingestelde en afstandelijker biograaf nodig die het plaatje dat Blom geschetst heeft naar behoren kan vervolledigen. Eén op feiten gebaseerde (Blom) en één kritische (?) biografie voor een geboren kunstenaar als Wolkers? Fair, toch?
Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.
In Waasmunster kan je nog tot 17 december kennismaken met een 25-tal vertegenwoordigers van de Dendermondse Schildersschool.