JavaScript is required for this website to work.

‘Koop de dikste votiefkaars in de Sint-Pieter…’

Patrick Auwelaert16/2/2020Leestijd 3 minuten
TitelEerst de bries, daarna de bomen
AuteurJan van der Haar
UitgeverIJzer
ISBN978-9-08-684190-5
Onze beoordeling
Aantal bladzijden64
Prijs€ 16.5

Met ‘Eerst de bries, daarna de bomen’ schreef de Nederlandse dichter Jan van der Haar een dichtbundel waar het taalplezier vanaf spat.

De Nederlandse dichter en literair vertaler Jan van der Haar (1960, St.-Maartensdijk, NL) is met zijn jongste bundel niet aan zijn proefstuk toe. Na Vrolijk scheppen (2012) en Ouderliefde (2014) is Eerst de bries, daarna de bomen zijn derde bundel. Als ik afga op de woorden van lof op de achterflap, is de vertaler van onder meer Elsa Morante, Curzio Malaparte en Roberto Saviano een dichter die ‘behendige verzen’ (Tom Lanoye) schrijft en ‘mooie, oude woorden voor de nieuwe wereld’ (Ingmar Heytze).

Taalplezier

Jan van der Haar schrijft gedichten die zich als een hazewind naar de eindstreep haasten. Je hebt zijn bundel zó uit, in een oogwenk. Dat ligt deels aan het helse ritme dat hij zijn gedichten oplegt en dat je als lezer soms amechtig naar adem doet happen. Lees maar:

De ware

Iemand met de juiste vleesverdeling over de

juiste botten en een natte-droomcombinatie

van levende en dode huidcellen op de juiste

plaatsen bij een ideaal gewicht en een ideale

lengte ziet er in de volksmond smakelijk uit.

 

Maar is diegene zoetgevooisd en hoog-

begaafd, -gevoelig, blakend van jewelste?

Zonder verslavingsproblematiek en veel

complexen en obsessies en chagrijn – dat

schuilevinkje speelt met opgekropte humor?

 

En ruikt diegene naar muziek, de toekomst

versgebakken focaccia, triumphatorlelies?

Heeft hij of zij een ademloze uitstraling die

slapeloze nachten geeft die je inhaalt met de

meest verrukkelijk denkbare dagdromen?

Ik ben de laatste om te beweren dat dit grote poëzie is, maar één ding is zeker: het taalplezier spat er van af. Van der Haar is een dichter die hoog durft in te zetten – op het gevaar af dat zijn taalbouwsels instorten, wat ze in Eerst de bries, daarna de bomen niet één keer doen – en dat alleen al neemt me voor hem in. Als je als taalsmulpaap moet kiezen tussen Alice Nahon en Lucebert, dan kies je toch voor de laatste?

Vleesverdeling, natte-droomcombinatie, verslavingsproblematiek, focaccia [= Italiaans plat brood], triumphatorlelies [= Afrikaanse lelies]… Een dichter die erin slaagt om met deze woorden, die qua betekenis mijlenver uit elkaar liggen, een consistent gedicht te schrijven dat op taalacrobatische wijze ook nog eens een besmuikte lach op de lippen van de lezer weet te toveren, die mag terecht een virtuoos genoemd worden. Wat een bravoure!

Eruditie

Eerst de bries, daarna de bomen telt drie titelloze cycli van respectievelijk zeventien, tien en zeventien vormvaste gedichten. De bundel behandelt de meest uiteenlopende onderwerpen. Geen anekdote zo onbetekenend of Van der Haar schrijft er een gedicht over. Of zoals Tom Lanoye schrijft op de achterflap: ‘Van mus over mens tot mystiek: niets is te klein of te buitenissig om aan te treden in de behendige verzen van Jan van der Haar.’

Toch bevat de bundel relatief veel gedichten waarin eenzelfde thematiek terugkeert, zoals de erotiek, de herenliefde, de Kerk, de Allerhoogste en Italië. De tweede cyclus van de bundel is zelfs geheel aan dat land gewijd, met onder meer drie Caravaggio-gedichten. Het schilderij Narcissus van de Italiaanse grootmeester siert overigens het voorplat van de bundel. Het mag dan ook niet verbazen dat Eerst de bries, daarna de bomen wemelt van de cultureel-artistieke verwijzingen. Als literair vertaler uit het Italiaans is Van der Haar als geen ander belezen en dus geplaatst om zijn eruditie ter zake tentoon te spreiden.

Idioom

Enkele namen en culturele verwijzingen die in de bundel de revue passeren: Frescobaldi, de zangeres Madonna, het televisieprogramma Temptation Island, de Pietà van Michelangelo, het Palazzo Barberini, The Passion of the Christ (een film van Mel Gibson), de Galleria Borghese, Florence Nightingale, de schrijvers Mishima en Malaparte, Nebukadnezar, Eyes Wide Shut  (film van Stanley Kubrick), de dichter Jan Engelman en de Bach-motetten.

Een heerlijke mix van hoge en lage cultuur. Meegenomen daarbij is dat de vermelding van al die namen en verwijzingen nergens belerend of koketterend overkomt. Hetzelfde geldt voor het relatief grote aantal ‘moeilijke’ woorden waar je als lezer op stuit, zoals anachoreet, lucullisch, samoem, esinti en anacreontisch. Van der Haar weet ze allemaal behendig in te passen in zijn hoogstpersoonlijk idioom.

Votiefkaars

Niet alleen het taalplezier spat van deze bundel af, maar ook de humor en de ironie. Van der Haars esprit is soms zelfs ronduit hilarisch, zoals in de volgende verzen: ‘Ze klaagde over eczeem tussen haar borsten. / Doe er je voordeel mee, dacht ik. Ik kwam / op mijn beurt met psoriasis tussen mijn billen.’

Ook oneerbiedige scherts schuwt hij niet, zoals in de laatste strofe van het lange gedicht ‘Advies I’, over een Italiaanse werkster:

Dat ze niet mijn ruimte schoon mocht maken

maar dat stiekem deed en ik mijn mond moest

houden. En: Jean, laat maar, dat doe ik wel

als ik afwaste. Luid en martiaal weerklonk haar

stem, die zich weersprak met al haar regelmatig

verzuchte: Ja, lieve God, wat moet je, wat wil je

wat moet ik zeggen, wat kun je doen? En ik

meelevend mauwend: Mja, weinig, Patrizia. Je

kunt alleen het beste ervan hopen. Denkbeeldig

luidde mijn advies: Koop de dikste votiefkaars

in de Sint-Pieter en steek de paus die in zijn reet!

Vermakelijk

Bovenstaande versregels in ogenschouw genomen, mag het een wonder heten dat in de bundel ook nog zoiets als een ‘universele waarheid’ voorkomt, zoals in het gedicht ‘Overzicht’: ‘Zolang we overzicht houden / is het goed. Maar we willen meer… // Daarin schuilt het menselijk tekort. / Hoeveel gras dient er nog gegeten // totdat onvolkomenheid is verteerd?’ (p. 40)

Eindconclusie: een vermakelijke bundel zoals er te weinig worden geschreven. Met als enig minpunt dat sommige gedichten te anekdotisch zijn voor woorden of inhoudelijk van dusdanig particuliere aard dat je er als lezer weinig aan hebt. Voor het overige niets dan lof!

Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.

Commentaren en reacties