Love life: de joie de vivre van David Hockney in Bozar
Titel | Dubbelexpo Werken uit de Tate Collectie, 1954-2017 & De komst van de lente, Normandië, 2020 |
---|---|
Subtitel | Dubbelexpo David Hockney in BOZAR |
Organisator | BOZAR |
Data | T/m 23 januari 2022 |
Onze beoordeling |
Ook in 1992 stelde David Hockney zijn werk in Brussel tentoon. Vandaag pakt hij uit met een dubbelexpo waar veel ‘joie de vivre’ van uitgaat.
Love life: het is het eerste wat je leest als je het grote tentoonstellingscircuit in BOZAR betreedt voor de dubbelexpo van de Britse kunstenaar David Hockney. De woorden zijn op de wand geschilderd en illustreren Hockneys visie op het leven: ‘We hebben maar één leven, dus hou ervan.’ Het is een typische uitspraak van een van de grootste nog levende kunstenaars. Vierentachtig is hij inmiddels, maar hij heeft nog niets aan levenslust en werkkracht ingeboet. Dat merk je aan zijn werk: het straalt optimisme, vertrouwen in de toekomst en joie de vivre uit.
In de eerste tentoonstellingszaal bots je al meteen op een schilderij van twaalf meter breed en 4,5 meter hoog: Bigger Trees Near Warter (2007). Het stelt een twintigtal bomen, een weg en enkele huisjes voor. Hockney schilderde het in de open lucht in Yorkshire, zijn geboortestreek. Het werk is samengesteld uit 50 verschillende doeken van hetzelfde formaat die, in vijf rijen van tien aan elkaar bevestigd, samen één gigantisch schilderij vormen. Het is het grootste werk dat Hockney ooit maakte. Een binnenkomer van formaat die je achterlaat met de vraag ‘kan het hierna nog indrukwekkender?’
Bezoek de dubbelexpo Werken uit de Tate Collectie, 1954-2017 en De komst van de lente, Normandië, 2020, en je komt het antwoord te weten. Afgaand op het aantal tickets in voorverkoop, belooft het de succesrijkste tentoonstelling van het jaar te worden voor BOZAR.
‘Artist of all seasons’
David Hockney (1937, Bradford) is ‘an artist of all seasons’: net als Picasso hanteert hij verschillende stijlen (soms in één werk), media en materialen. Daarbij maakt hij gebruik van de nieuwste technologische snufjes. Zo begon hij in 2009 te tekenen op zijn iPhone en vanaf 2010 te schilderen op zijn iPad. Eerder al realiseerde hij polaroidcollages, creëerde hij homemade prints op fotokopieerapparaten en stuurde hij tekeningen naar vrienden en kennissen via fax en e-mail.
Hockneys carrière verliep van meet af aan onder een goed gesternte. Hij studeerde aan het befaamde Royal College of Art in Londen. Daar ontmoette hij onder meer R.B. Kitaj, Patrick Caulfield en Allen Jones. Samen vormden ze een generatie van radicale jonge kunstenaars die een nieuwe figuratieve beeldtaal voorstonden. Een beeldtaal die aansloot bij de popart uit die tijd, met dit verschil dat Hockney en zijn medestudenten abstracte details in hun werk aanbrachten.
Dankzij de ‘Young Contemporaries’-tentoonstellingen die destijds jaarlijks in Londen plaatsvonden, raakte Hockney snel bekend. Nog voor hij zijn studies aan het Royal College in 1962 afrondde, had hij al een deal met galeriehouder John Kasmin. Bij hem stelde hij in 1963 voor het eerst solo tentoon. Met succes, want alle werken vonden een nieuwe eigenaar. Hockney groeide in een mum van tijd uit tot een ‘BB’, een Bekende Brit, en begon een druk sociaal en publiek leven te leiden. Niet zelden haalde hij daarbij de krantenkolommen. Als ultieme bekroning van zijn kersverse kunstenaarschap kocht de befaamde Londense Tate Gallery in 1963 voor het eerst een werk van hem aan.
Zwembadschilderijen
Tate bezit vandaag meer dan honderd werken van Hockney. Ruim tachtig daarvan kan je bewonderen in Werken uit de Tate Collectie, 1954-2017, de eerste van de twee expo’s in BOZAR. Het gaat om schilderijen, tekeningen, grafiek en één driedimensionaal werk. Het oudste is de kleurenlitho Woman with a Sewing Machine (1954). Dit werk doet qua verfijnde tekenstijl denken aan de publiciteitstekeningen uit de jaren vijftig van Andy Warhol — de popartkunstenaar bij uitstek. Hockneys immense tekentalent kan zich overigens moeiteloos meten met dat van groten als Rembrandt, Ingres en Schiele.
Hockneys vroege schilderijen ondergingen de invloed van onder meer Jean Dubuffet, Alan Davie, Francis Bacon en Larry Rivers. Gaandeweg wonnen ze aan realisme. Schitterende voorbeelden daarvan in BOZAR zijn de dubbelportretten Mr and Mrs Clark and Percy (1970-71) en My Parents (1977). Als geheugensteun bij het schilderen gebruikte de kunstenaar foto’s.
In 1964 ontmoette Hockney in New York Andy Warhol en de curator en kunstcriticus Henry Geldzahler. Die laatste zou later de uitvoerige introductietekst schrijven voor Hockneys autobiografie David Hockney by David Hockney (1976). Van New York trok hij vervolgens naar Californië, dat vanaf 1978 zijn thuisbasis zou worden. Hockney begon er voor het eerst met acrylverf te schilderen. Deze voor hem nieuwe omgeving stimuleerde hem om gestileerde landschappen en zijn eerste zwembadschilderijen te maken. Die laatste behoren tot zijn meest iconische werken. Het bekendste, A Bigger Splash (1967), maakt ook deel uit van de Tate-verzameling, maar is helaas niet te zien in BOZAR.
Hooggespannen verwachtingen
Doorheen de jaren ontwikkelde Hockney een hoogsteigen idioom met tal van verwijzingen naar de kunstgeschiedenis, de literatuur en de hedendaagse cultuur. Tot zijn terugkerende thema’s behoren onder meer (dubbel)portretten, landschappen, tuinen, interieurs, zwembaden en stillevens. Veel van zijn schilderijen zien eruit als mooie, bedrieglijk oppervlakkige plaatjes. Ze worden alle gekenmerkt door een bewuste koelheid die de kunstmatigheid van het medium schilderkunst benadrukt.
Interessant zijn ook de werken waarin de kunstenaar speelt met de conventies van het perspectief en de picturale ruimte. Evenals zijn collages met polaroidfoto’s, waarin hij jongleert met het kubistische principe van gelijktijdigheid. Het is dan ook jammer dat de expo als geheel een ietwat onbevredigde indruk nalaat. Ergens heeft ze het karakter van een retrospectieve, maar dat is ze niet. Wat ze toont, is ‘maar’ een dwarsdoorsnede van wat Tate Londen van Hockney bezit.
En daar knelt het schoentje: Tate heeft vooral veel werk op papier in eigendom, zoals voorstudies, etsen en litho’s, en minder schilderijen. Werk dus, dat meestal een minder afgewerkte indruk nalaat dan schilderijen, waar men gemakkelijker het etiket ‘eeuwigheidswaarde’ op plakt. Maar dat heb je nu eenmaal met te hooggespannen verwachtingen. beide Hockney-tentoonstellingen werden in de media met zoveel bombarie aangekondigd dat een bezoek niet anders kan dan tegenvallen. Al geldt dat minder of niet voor de tweede expo.
Documenteren wat groeit en bloeit
De komst van de lente, Normandië, 2020 is van een heel ander gehalte. Hier gaat het om 116 op hoogkwalitatief papier afgedrukte iPad-schilderijen die alle in 2020 tot stand kwamen, tijdens de lockdown. Samen vormen ze een organisch geheel dat je als kunstliefhebber met een bevredigd gevoel achterlaat.
Hockney schilderde de voorstellingen op zijn landgoed in het Franse Normandië, in een gehucht tussen Caen en Lisieux. Dat terrein, anderhalve hectare groot, bevat een ‘zevendwergenhuisje’, een schuur, Hockneys atelier, een riviertje, heggen, bomen en struiken. De kunstenaar legde ze alle vast doorheen de vier seizoenen, met de lente als uitgangspunt. Telkens opnieuw dezelfde onderwerpen en toch altijd anders, want nu eens gekleurd door het ontluikende groen van de lente, dan weer door de kaalslag van de winter.
De 116 iPad-schilderijen vormen slechts een selectie van Hockneys productie op zijn landgoed in 2020: hij maakte er minstens één werk per dag. Zeven dagen op zeven bekeek hij zijn tuin zoals Monet hem dat veel vroeger en honderd kilometer oostelijker — in Giverny — had voorgedaan. ‘Thuisblijven en documenteren wat daar groeit en bloeit, hoe de tijd verstrijkt en het weer verandert. Verder niets.’
Ode aan het leven
Hockney legde De komst van de lente overigens al in 2010 vast op zijn iPad, maar dan in de omgeving van zijn toenmalige woonplaats Bridlington in Yorkshire. Volgens de bekende Schotse romanschrijver William Boyd plaatsen Hockneys digitale beelden zijn kunst in de frontlinie van de twintigste-eeuwse computertechnologie.
Of schilderijen op een beeldscherm de nuances en het karakter van verf op doek kunnen evenaren? Natuurlijk niet, maar daar gaat het volgens Boyd in zijn catalogustekst ook niet om: ‘Het medium bepaalt de werkwijze, en de sterke impact van deze digitale schilderkunst schept zijn eigen esthetische genot.’ En zo is het maar net.
Wat we uit beide expo’s in BOZAR vooral moeten onthouden, is dat Hockney al meer dan zestig jaar ‘een ode brengt aan de schoonheid en het veranderlijke leven’.
Existentiële droefheid
Tegelijk moeten we ons de vraag durven stellen in welke mate Hockneys werk vandaag nog relevant is in de hedendaagse kunstwereld. In een voorbeschouwing op de dubbelexpo zei de Vlaamse kunstenaar Guy Van Bossche daar tegen Tamara Beheydt in het oktobernummer van het kunsttijdschrift Hart het volgende over: ‘Er zit geen urgentie meer in zijn werk. Zijn nieuwe werken zijn onbezorgder dan ooit: hij tekent fleurige boomhutten om de lente te vieren. Eigenlijk best ironisch op zijn gevorderde leeftijd: het is alsof hij de lente wil uitstellen; alsof hij vragen rond het einde van zijn leven probeert te ontwijken. Dat maakt dat ik ook een zekere existentiële droefheid in de schilderijen lees.’
Het laatste woord is aan de bezoekers van de dubbelexpo. Laat beide tentoonstellingen vooral niet links liggen!
Praktisch
De dubbelexpo Werken uit de Tate Collectie, 1954-2017 en De komst van de lente, Normandië, 2020 van David Hockney loopt nog tot 23 januari 2022 in BOZAR.
Website: https://www.bozar.be/nl
Van elke tentoonstelling is een catalogus beschikbaar.
Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.
In Waasmunster kan je nog tot 17 december kennismaken met een 25-tal vertegenwoordigers van de Dendermondse Schildersschool.