JavaScript is required for this website to work.

Populisme, het (slechte) geweten van de democratie

Karl Drabbe30/7/2017Leestijd 4 minuten
TitelPopulisme
AuteurCas Mudde en Cristóbal Rovira Kaltwasser
UitgeverAUP
ISBN9789462984851
Onze beoordeling
Aantal bladzijden157

Populisme is een containerwoord. De flaptekst van Cas Muddes nieuwe boek trapt een open deur in: ‘over populisme wordt veel geschreven, maar de betekenis varieert.’ Verander in die eerste zin het woord ‘populisme’ in ‘fascisme‘, of zelfs ‘neoliberalisme‘. Containerwoorden waaraan iedereen – goed- of kwaadschiks – zijn eigen betekenis verleent. Gelukkig verschijnen er boeken met de vleet over deze politieke fenomenen, om de discussie verder aan de gang te houden.

Waaronder dus Populisme van de Nederlander Cas Mudde en de Chileen Christóbal Rovira Kaltwasser. Mudde kennen we in de Lage Landen als dé kenner bij uitstek van het rechts-radicale populisme, waar hij eerder op doctoreerde. In een vorig leven was hij nog verbonden aan de Universiteit Antwerpen, en dus kent hij ook de situatie in de Lage Landen als geen ander.

Populisme verscheen zopas als een Nederlandse vertaling van een ruimer Engelstalig werk, in de reeks Elementaire deeltjes, een reeks handzame inleidingen die ‘kennis toegankelijk maakt voor een breed publiek’ naar het model van de legendarische Que sais-je-reeks. Het wil een inleiding zijn op het -isme dat dezer dagen de krantenkolommen beheerst, en waar je makkelijker voor wordt uitgescholden dan voor ‘fascist’. Dat laatste heeft duidelijk aan populariteit moeten inboeten …

Mudde en Kaltwasser hebben de verdienste om populisme te bestuderen over de verschillende werelddelen, in verscheidene (politieke) culturen om zo tot een definitie te komen van de ideologie-die-er-geen-is.

Populisme: geen ideologie

Neen, populisme is geen universele ideologie. Nog voor ze het begrip definiëren, stellen beide auteurs vast dat het woord populisme ‘gebezigd wordt ter aanduiding van zeer uiteenlopende verschijnselen’. Het kan ‘goed’ zijn, als een ‘emancipatiemotor’ om het ‘gewone volk te mobiliseren’, al dan niet om het status quo te doorbreken. De Frans-Belgische filosofe Chantal Mouffe komt hier om de hoek kijken, met haar voorkeur voor polariserende conflicten, uitgevochten in breed gedragen debatten. Breed, in de zin dat een zo groot mogelijk deel van de bevolking eraan deelneemt. Zo versterk je de democratie, en zo kan populisme erin slagen om ook minderheden (sociale en culturele) mee op te trekken in het democratisch debat en de constructie van een democratische gemeenschap.

Negatief kan het zijn omdat populisme gelijkgesteld wordt met een onverantwoordelijk economisch beleid, zoals in Zuid-Amerikaanse landen, omdat politieke leiders het gebruiken als een mechanisme om te regeren zonder inspraak van intermediaire structuren, of om de massa te mobiliseren tegen ‘de’ – vaak ‘corrupte’ – elite (die in elke politieke cultuur anders gedefinieerd kan worden).

Het emanciperen van de massa en het anti-elitaire aspect staan centraal in de studie van Mudde en Kaltwasser. Ze stellen vast dat populisme geen alomvattende ideologie is, geen wereldbeeld, daarvoor is het te ‘dun’. Net als nationalisme komt het daarom voor in combinatie met bestaande ideologieën, van (uiterst) links tot (uiterst) rechts. Het maakt het een vloeibaar -isme, want ‘afhankelijk van de sociaaleconomische en sociaal-politieke context (…) kan het een bepaalde structuur aannemen uiteenlopende politieke projecten verdedigen’, zoals ‘agrarisme, nationalisme, liberalisme en socialisme’. En dus niét met fascisme, want dat is in wezen elitair.

Wat is  populisme wel?

Als het dan geen ideologie is, wat dan wel? Drie begrippen staan centraal in élk soort populisme: het volk, de algemene wil en de elite.

Populisten doen beroep op het ‘gewone’ volk, met zijn ‘gezond verstand’, in confrontatie van de ‘elite’. Dat volk kan de brede volksmassa zijn, die vaak haar geloof in politiek – lees: ‘de elite’ heeft opgegeven. Dat kunnen ook bepaalde lagen zijn die weinig of niets in de pap te brokken hadden, sociale of culturele minderheden. Maar de ‘elite’ is de vijand, of dat nu een culturele, intellectuele, journalistieke of politieke elite is. Dat antagonisme werkt tegelijk emanciperend maar ook confronterend, en kan tot uitwassen leiden (zoals in Venezuela). De fundamentele anti-establishmenthouding van populisme doet beroep op de ‘algemene wil’ van ‘het volk’, de volonté général van het soevereine volk zeg maar. Dat volk heeft recht op zelfbestuur: ‘het idee dat burgers wetten zowel kunnen opstellen als uitvoeren’ en daartoe buiten de klassieke democratie kunnen treden– de vergelijking met David Van Reybrouck zijn ‘Pleidooi voor populisme’ is snel gemaakt. Populisten, zo stellen Mudde en Kaltwasser vast, zijn meestal voorstander van ‘het invoeren van direct-democratische mechanismen’ zoals referenda.

Die elementen onderzoeken beide auteurs zowel in Europa, de VS, Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië. Telkens in ongelijke mate en in een andere verhouding komen die terug bij populismen in verleden en heden, van links of van rechts.

Illiberale democraten

Populistische politici en bewegingen bewegen zich altijd binnen de liberale democratie, nooit daarbuiten. Toch stellen beide auteurs dat populisme een gevaar kan inhouden voor die liberale democratie, omdat het daarmee ‘in strijd’ is. Populisten beroepen zich immers op democratische beginselen – zoals volkssoevereiniteit – ‘om kritiek te leveren op de onafhankelijke instituties die bedoeld zijn om de fundamentele rechten te beschermen die inherent zijn aan het liberaal-democratische model’. Daardoor stelt het de rechtsstaat in vraag, want in wezen ‘roept populisme de vraag op wie de controleurs controleert’; idealiter is dat het ‘gewone volk’. Dat tegelijk wordt gestimuleerd politiek te participeren, wat de positieve kant is van de populistische medaille. Die grotere participatie zorgt er immers voor dat er kwesties op de agenda komen ‘die door de elites worden genegeerd’.

Wanneer?

Wanneer ontstaat populisme? Wanneer ontpopt populisme zich tot een stroming waarmee politiek rekening moet worden gehouden? Ook die vraag stellen de auteurs zich. Als blijkt dat het voortbestaan van de samenleving onder druk kom te staan (de ondergang van het Avondland), een zware economische malaise (Griekenland, waar Syriza in het linkse gat is gesprongen) of systematische corruptie (het voorbeeld van het succes van de PTB in Wallonië ligt hier voor de hand) zich voordoet. Als tot slot blijkt dat het politieke systeem niet ontvankelijk is voor kritiek of alternatieven, is de context gecreëerd voor een populistische beweging om succes te boeken.

Slaagt een populistische leider erin om de context van een crisis het volk rond zich te verzamelen tegen de ‘corrupte elite’, en brengt die een wervend verhaal in combinatie met een overkoepelend verhaal (tegen belastingen, tegen vreemdelingen, tegen Europa …), dan is hij/zij verzekerd van electoraal succes. En dat kan – geremedieerd door democratische instellingen en gevestigde partijen – door samenwerking omgebogen worden tot een positieve factor.

Zo besluiten de auteurs genuanceerd dat populisme niet het spiegelbeeld is van de liberale democratie, maar het slechte geweten van de democratie. ‘Populisten stellen ongemakkelijke vragen’ en geven ‘een niet-liberaal-democratisch antwoord op ondemocratisch liberalisme’.

 

 

 

 

 

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties