Van kasteelvrouw naar pensionhoudster
Titel | Het geheim van de Gucci-koffer |
---|---|
Subtitel | Hoe de adel uit Midden-Europa verdween |
Auteur | Pauline Terreehorst |
Uitgever | Prometheus |
ISBN | 9789044646245 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 294 |
Prijs | € 22.49 |
Koop dit boek |
De Midden-Europese adel verloor de voorbije eeuw zowat alles. Pauline Terreehorst beschrijft dit aan de hand van documenten die ze terugvond in een Gucci-koffer.
In 1905, als Margit Szapary nog over een bijna onbegrensd fortuin beschikt, schenkt ze haar vader met Kerstmis twee borden van Ginori (kostbaar en zeldzaam Italiaans achttiende-eeuws porselein). Zus Sara krijgt een zilveren Secessions-cassette (waaruit blijkt dat Margit ook de moderne Weense vormgeving kan waarderen), zus Irmgard een vaas van Meissen-porselein, hoogtepunt uit de Duitse manufactuur. De oude priester van Ramingstein krijgt een zilveren suikertang, het personeel een fors kledingpakket.
De cadeaus worden bescheidener
In 1930 is niet alleen de lijst veel korter, maar de cadeaus zijn ook bescheidener. Met uitzondering van haar kinderen Béla (sokken) en Jolanta (hoed) krijgt geen familielid nog een geschenk. De andere gelukkigen zijn leveranciers uit het dorp Ramingstein, en haar oude, trouwe personeelsleden. Ze krijgen flesjes wijn, sigaren, schoenen of een paar meter kledingstof. De priester wordt ook dit keer niet vergeten en krijgt een abonnement op het tijdschrift Neues Reich.
In 1941 neemt Margit een van de moeilijkste beslissingen van haar leven. Ze begint met de voorbereidingen om het grootste deel van haar kostbare inboedel te laten veilen bij het toen al omstreden veilinghuis Adolf Weinmüller.
Pauline Terreehorst (1952) reconstrueerde het leven van Margarethe Henckel von Donnersmarck dankzij een schat aan papieren en persoonlijke documenten die ze in een Gucci-koffer vond. Het verhaal van die ene mevrouw Margit Szapary, zo heette ze vanaf haar huwelijk, is de kapstok om opgang en ondergang van de adel in het Midden-Europa van de vorige eeuw te beschrijven. Haar zoektocht bracht haar naar Duitsland, Hongarije, Tsjechië, Slowakije en Polen.
Het was vooral in Silezië dat een moderne aristocratie via kolenmijnen en hoogovens fortuinen verzamelde. Met die opbrengsten zorgde de adel, noblesse oblige, voor armen, zieken, buurtbewoners en eigen personeel. Ze bouwden scholen, maar vooral ook prachtige kastelen voor zichzelf. Terreehorst beschrijft tot in het detail hoe Margit na het overlijden van haar man kasteel Finstergrun uitbouwde en meer dan smaakvol inrichtte. In de Lungau, een toen nog moeilijk bereikbaar gebied onder Salzburg, kwam de adel samen om te jagen, te feesten en te pochen over de ontvangsten bij het keizerlijk hof in Wenen.
Een standbeeld voor de keizer
De oorlog veranderde alles. Al verdwenen de Habsburgers, toch bleef Margit Szapary bleef de rest van haar leven een overtuigde aanhangster van monarchie en keizerrijk. Ze zou in 1936 vergeefs proberen geld in te zamelen voor een standbeeld van keizer Franz Joseph.
Margit had tijdens het interbellum niet meer dezelfde inkomsten als voor 1914. Onteigeningen, waardeverlies van oorlogsobligaties en geldontwaarding hadden het familiaal fortuin geen goed gedaan. Maar Margit kon niet anders dan haar adellijke, christelijke plicht blijven vervullen richting armen en verdrukten uit haar omgeving. Ze engageerde zich in het katholiek verenigingsleven en ging mee in de Dolfuss-politiek van de ‘standenstaat’, een staatsstructuur die corporatistisch georganiseerd was en deels gebaseerd op de pauselijke encycliek Quadragesimo Anno.
Die standenstaat kende Margit in juni 1934 het ‘Gouden Ereteken van verdienste voor de staat Oostenrijk’ toe. Ze behoorde dus niet tot de groep aristocraten die flirtte met het nationaalsocialistisch gedachtengoed. De gasten die in Finstergrun logeerden, deden dat evenmin. Want ja, om de kas te spekken, kwamen er vanaf het einde van de jaren twintig begoede, meestal Engelse, gasten naar het kasteel. Niet iedereen was welkom. Rijk zijn had zijn voordelen, Jood zijn een probleem.
Göring wil haar hemelbed
Dat vele jongeren verleid werden door vlaggen, insignes, parades en de mannencultuur van het nationaalsocialisme greep haar aan. Had ze niet al haar christelijke energie gestopt in het verbeteren van het lot van de kinderen uit haar buurt? Had ze voor hen geen scholen gebouwd, ze van warme kleren voorzien en hun door de oorlog invalide vaders aan het werk geholpen? En nu liepen ze de nationaalsocialisten na?
Ook in haar familie zouden er leden zijn die zich aangetrokken voelden tot de nieuwe machthebbers. Die probeerden ook bij de adel een voet aan de grond te krijgen. Hermann Göring was daarvoor een geknipte brugfiguur. Hij groeide op in het kasteel Mauternburg, eigendom van de minnaar van zijn moeder. Mauternburg lag pal naast Finstergrun.
Göring kende de streek, het paleis en de inboedel ervan dus heel goed. Hij zou zijn macht aanwenden om via druk op Margit Szapary haar prachtige gotische hemelbed in zijn bezit te krijgen. Zij gaf het hem cadeau, ze kon niet anders.
Adel bleef ertoe doen
Margit overleed in 1943. Op dat ogenblik werd haar kasteel klaargemaakt om er aanstaande onderwijzeressen van de NSDAP in onder te brengen.
Finstergrun werd in de eerste jaren na de oorlog gepacht door de padvinderij, en vanaf 1949 door het Evangelische Jeugdwerk. Dochter Jolante dierf er in een aparte vleugel nog wel eens gasten te ontvangen. Haar halfbroer zal er in de jaren 1960 zelfs een tijdje wonen. Dat adel er toch nog altijd toe deed, bewees het sprookjesachtige huwelijk van een telg uit Margrit’s familie met een prins van Hessen. De koning en koningin van Griekenland waren aanwezig en de Britse prins-gemaal Philip kwam speciaal naar Nederland afgezakt, iets wat hij enkele weken voordien niet gedaan had toen Beatrix en Claus huwden.
In 1972 verkocht de familie het kasteel aan het Evangelisch Jeugdwerk. Het is nu een vakantieoord voor kinderen, een jeugdherberg, en een goedkoop pensioen voor gezinnen die er in de familiekamers overnachten.
Een kunstminnende aristocrate.
Margit Szapary maakte bewuste keuzes in haar leven. Ze verzamelde kunst en mooie dingen en verbeterde tegelijkertijd de levensomstandigheden van de mensen om haar heen. Dat kon ze zolang het geld bleef binnenstromen, maar de tijden veranderden al te snel, zeker voor de conservatieve adel . Van de fortuinen die in Silezië werden verzameld zijn nog weinig concrete sporen overgebleven. De landgoederen werden tijdens of na de oorlog leeggeroofd, in brand gestoken of aan de natuur overgelaten.
Margit’s dochter ging in 1953 met pensioen en begon de foto’s en documenten van haarzelf en haar moeder te inventariseren. Die kwamen in een Gucci-koffer terecht. Het is die koffer die Pauline Terreehorst op de kop tikte. Tijdens haar zoektocht vond ze een kunstminnende dame terug waaraan ze het verhaal van opgang en ondergang van de adel in Midden-Europa ophing. Het lijkt een zo goed als vergeten hoofdstuk van de geschiedenis.
‘Het hoeft niet altijd de Britse adel te zijn die met de interesse gaat lopen’, vindt de schrijfster. En na het lezen van dit boek, kunnen we dat alleen maar beamen.
Johan Van Duyse (1953) leest en schrijft over media en over de eerste wereldoorlog. Onlangs kwam zijn tweede boek uit: ‘De verkeerde doden’ (uitgeverij Willems), een waar gebeurd verhaal over vier Franse soldaten die op een augustusnacht in 1915 samen de loopgraaf introkken… Het boek is verkrijgbaar via https://boeken.doorbraak.be/p/de-verkeerde-doden-johan-van-duyse/
Johan Van den Driessche pakt opnieuw uit met een fantastisch boek. Weer bewijst hij de titel ‘auteur’ meer dan waardig te zijn.