Wetmatigheden van een cultuurpessimist
Hoe ziet u de te toekomst? Wie de ontrafeling verwacht, móet David Engels gelezen hebben.
‘Tot het uiteindelijk tot de huidige tijd kwam, waarin wij onze gebreken noch hun remedies kunnen verdragen’ (Titus Livius, Ab Urbe condita Libri, proloog)
David Engels, een Duitstalige Belg, classicus van opleiding, schrijft een boek waarin hij stelt dat de Europese Unie een crisisperiode doormaakt die erg gelijkt op die van de Romeinse Republiek tussen 137 en 23 voor Christus.
Ik herinner even aan de slotfase van de doodstrijd van de Republiek: de moord op Caesar op de Iden van Maart 44; de burgeroorlogen tussen de republikeinse moordenaars en Caesars’ volgelingen, en tenslotte de nederlaag van Marcus Antonius die samen met Cleopatra verslagen wordt door Caesars adoptiefzoon Octavianus. In het jaar 23 is de omwenteling van republiek naar ‘principaat’ afgerond en is alle macht, niet alleen de politieke maar ook de religieuze, in de persoon Octavianus geconcentreerd, die zich niet alleen Imperator laat noemen, maar ook Augustus, Princeps, en Pater Patriae. Kortom, wat we enkele jaren geleden hebben kunnen meebeleven in die schitterende televisiereeks Rome. De spannende periode ook die we na zes jaar secundair onderwijs van binnen en van buiten zouden moeten kennen. Belangrijke Romeinse auteurs komen uit dit tijdvak: Cicero nog tijdens de broederstrijd; Vergilius, Horatius, Ovidius en de historicus Titus Livius uit het rustigere principaat van Augustus.
Hoe men dit ook interpreteert, het resultaat was nu eenmaal de ondergang van de republiek waarin voorheen, in theorie althans, de politieke partijen van de populares en de optimates hun meningsverschillen uitvochten in de senaat (denk aan Cicero en Catilina).
Analogie en faseologie
Het punt is nu dat David Engels in analogieën gelooft. Culturen en beschavingen zijn nu eenmaal zoals organismen: zij ontstaan, bloeien, verwelken en sterven. Precies daarom lijken ook civilisaties die elkaars tijdgenoot niet zijn, toch op elkaar, en kunnen er uit de vergelijking van de fasen waarin ze zich bevinden, besluiten over hun toekomst worden getrokken. Vooral dan over hun ‘late’ fasen, hun decadentie, hun ondergang, hun kortstondige heropleving en tenslotte hun finale doodstrijd. Waar ongeveer een cultuur zich in deze cyclische beweging bevindt, valt af te lezen aan haar vervalsverschijnselen. Kortom, voor David Engels staat het onomstotelijk vast dat het mogelijk is om onze toekomst af te leiden uit de analyse van analoge momenten uit het verleden. Het gaat immers om wetmatigheden in historische ontwikkelingen. En dan is het voor hem als classicus duidelijk dat de ondergang van het huidige Westen geen hypothese meer is maar een onweerlegbaar feit (dat nog niet plaatsgegrepen heeft, maar zich aan het voltrekken is).
David Engels vermeldt zijn leermeester Oswald Spengler maar een keer. Maar dat hij de methoden van de auteur van Der Untergang des Abendlandes overneemt, is duidelijk uit het gebruik van beelden als de ‘Faustische ziel’ van Europa, en van termen als ‘morfologie’ om er de studie van kenmerken van culturen mee aan te duiden. Engels is een van de competentste Spengler-specialisten. Hij zit ook een Spengler-vereniging voor die haar jaarlijkse prijs heeft verleend aan Michel Houellebecq voor diens roman Soumission.
Vervalsverschijnselen
Het boek Op weg naar het imperium werd voor het eerst in Frankrijk uitgegeven onder de titel Le Déclin in 2013; vier jaar later beweert Engels in een interview dat alle voorspelde parallellen van de EU met de geschiedenis van de late Romeinse Republiek uitgekomen zijn. De burgeroorlogachtige toestanden vindt hij terug in de banlieues die zich aan de politionele en rechterlijke macht onttrekken; aan de gewelddadige onderdrukking van de Gilets jaunes-betogingen door een meer en meer gemilitariseerde politie; aan regio’s die overheerst worden door paramilitaire, etnische en religieuze groeperingen; aan de etnisch-religieuze criminaliteit en aan de ongecontroleerde migratie; en aan het feit dat door de schuld van de multiculturalistische ideologie de Europese maatschappij niet uit één, maar in feite uit twee of drie maatschappijen bestaat: een autochtonie, een islam-allochtonie en straks een dekoloniale allochtonie. Maar waar het failliet van de EU zich nog het meeste manifesteert, is in de afwezigheid van enig officieel antwoord op deze uitdagingen. De Europese staten — tot Romeinse provincies gedegradeerd — mogen geen concrete of realistische antwoorden formuleren; en de centrale macht vanuit ‘Brussel’ wil dat niet omdat ze geen Europese identiteit wil erkennen maar slechts de oninspirerende waarden van een anonieme wereldmacht aanvaardt.
Dit moet hoe dan ook naar een oplossing. De conservatief David Engels pleit zeker niet voor een terugkeer van sterke Europese natiestaten. Trouwens, er valt niks te pleiten; de gebeurtenissen spelen zich ook zonder onze pleidooien af, en in zijn determinisme is binnen één cultuur geen plaats voor een of andere antihistorische ‘terugkeer’. Hooguit is hij een voorstander van Europese regio’s die gezamenlijk het mozaïekbeeld vormen van een waarachtige, op het verleden gebaseerde collectieve Europese identiteit.
Het imperiale compromis
Dat de EU zelfs in onze ondergangsfase zal blijven bestaan, is zeker. Maar niet in de huidige vorm. Als de analogie klopt, evolueert de huidige EU naar een principaat, dat het resultaat zal zijn van een autoritaire, plebiscitaire en conservatieve hervorming. Was Augustus’ alleenheerschappij immers ook niet verpakt in een retoriek van het herstel van oude deugden en collectieve identiteit, gezinspolitiek inbegrepen? Tijdens zijn principaat werd de republiek nooit afgeschaft, integendeel, hij maakte het volk wijs dat hij de republiek juist had hersteld. In werkelijkheid evolueert ook de EU naar een imperiale staat waarin de burgerlijke vrijheden geprezen worden op het moment dat ze afgeschaft worden – in ruil voor meer orde, rust en veiligheid. Daarvoor werd ook Augustus geprezen. Naar de woorden van een tijdgenoot was ook Augustus’ democratie ‘een democratie waaraan niets ontbrak, behalve dan de gebreken van het volk’… David Engels noemt deze politieke keuze het ‘imperiale compromis’.
De auteur lijkt dit nieuwe, komende, imperiale Europa toe te juichen. Het imperiaal compromis zou het oude Europa nog een paar aangename eeuwen kunnen behoeden voor het natuurlijke verval. Engels lijkt zo’n principaat dus niet alleen wetmatig af te leiden uit de Romeinse geschiedenis, maar hij lijkt het ook noodzakelijk te vinden en zelfs te wensen. Op een gegeven moment in zijn postscriptum komt zijn evocatie zelfs neer op een gloeiend pleidooi voor de ‘benevolente’ dictator Augustus. Engels is diep wantrouwig tegenover een democratie waarover we volgens hem toch niet beschikken. Er is slechts de oligarchisch-technocratische macht die geen identiteiten toelaat.
Collectieve identificatiefactoren
Van die identiteit is alles afhankelijk. Engels laat zich niet van de wijs brengen door de individuele identiteitsontkenners, de collectieve identiteitsontkenners, de politiek-correcte historici of de specialisten in geheugenstudies. Hij kant zich tegen de geringschatting van het verleden die door diezelfde historici in de hand wordt gewerkt die ook alle grenzen afkeurenswaardig vinden.
Zijn identiteit is gebaseerd op de continuïteit van de avondlandse geschiedenis, ze is het resultaat van een historische dynamiek. Juist de afwezigheid van geloofwaardige identificatiefactoren is volgens hem het meest deprimerende teken van de Europese crisis. Dat een soort kikker verdwijnt is voor Europese ecologisten belangrijker dan de teloorgang van de Europese beschaving. Deze verwaarlozing is de schuld van wat hij noemt het rationalistische tekentafelkosmopolitisme, het universalistische en ultra-individualistische wereldbeeld, en de dubieuze mondialiseringscultus. In de plaats van de klassieke breuklijn tussen links en rechts ziet hij de oppositie van traditionalisme tegenover de universalistische fantasieën over wereldomvattende broederschap.
Geen solidariteit zonder identiteit
Het officiële Europa heeft afgezien van een echte discussie over zijn identiteit. Het heeft elke vermelding daarvan zelfs afgewezen (zie de ‘preambule’ bij het verdrag van Lissabon). In de mate dat Europa deze identiteit heeft verdrongen en ontkend, heeft het plaats geruimd voor de roots-identiteiten die in het hart van Europa zelf identitaire apartheidsregimes proberen te stichten. Daarenboven werkt het gebrek aan collectieve identiteit en aan vereenzelviging daarmee ook een gebrek aan solidariteit in de hand. Solidariteit die niet meer gebaseerd is op een culturele loyauteit bestaat niet.
Wat te doen?
Engels’ boek, oorspronkelijk 2013, is ondertussen zowel in het Frans als in het Duits enkele malen herzien en ‘vermeerderd’. De Nederlandse vertaling komt dus nogal laat. Maar op Le Déclin zijn (buiten de vele essays die hij her en der in zijn vakgebied publiceert) nog twee kortere werken gevolgd. Het eerste heet Renovatio Europae. Playdoyer für einen hesperialistischen Neubau Europas, 2019, resultaat van een internationaal colloquium, met drie bijdragen van zijn hand. In het tweede boekje Que Faire? Vivre avec le déclin de l’Europe, eveneens 2019, vraagt hij zich heel persoonlijk af hoe men in zijn leven met deze onvermijdelijke neergang moet omgaan. Hoe voed je je kinderen op als je dit allemaal echt gelooft? Na een emotionele crisis heeft Engels daar inderdaad de besluiten uit getrokken. Hij zegt zelf dat hij niet zonder kleerscheuren uit het schrijven en vooral het publiceren van Le Déclin is gekomen. Hier (in België, en aan de ULB waar hij Romeinse geschiedenis doceerde) is er geen echte gedachtewisseling tussen intellectuelen, en wordt men dientengevolge ook snel gemarginaliseerd. Zijn oplossing was dat hij zijn benoeming aan de ULB opschortte en naar Polen verhuisde, waar hij onderzoeker werd aan het Instytut Zachodni in Posen.
Verleden en corona
Had hij de redactie van deze drie boeken nog even kunnen uitstellen, dan had hij zijn argumentatie in verband met de vervalsverschijnselen kunnen vermeerderen met twee rampen die Europa sindsdien zijn overkomen. Allebei zetten ze zijn theorie kracht bij. De eerste ramp is de massaalste poging tot uitwissing van het verleden die er sinds lang is geweest en die trekken vertoont die ook in Orwells 1984 beschreven staan: de polariserende beeldenjacht, namenjacht en woordenjacht die door allochtone ‘dekolonisatoren van de geest’ ontketend werd, en die de breuklijn tussen traditionalisten en zogenaamde universalisten slechts kan verdiepen. De tweede ramp is uiteraard de coronapandemie die door het officiële EU-Europa zowel werd verwaarloosd als gemanipuleerd. Verwaarloosd, omdat de EU op het moment van de ‘eerste golf’ er nog verlamder bijstond dan de Belgische regering; en gemanipuleerd omdat de EU van corona heeft geprofiteerd om eindelijk een ‘ever closer’ belastingsunie te worden.
Declinisme
Of we David Engels’ boek afkeurend, dan wel met instemming lezen, hangt af van onze gevoelsmatige toekomstverwachting. Begin dit jaar begon ik mijn lezing, voor een publiek van professoren-emeriti en hun partners, over Oswald Spenglers Ondergang van het Avondland met de volgende retorische vraag:
Hoe ziet u de toekomst? Ik bedoel niet die van uzelf: u bent verstandig en realistisch. En ook niet die van uw zonen en dochteren: u heeft er zich bij neergelegd. Maar wel de toekomst van uw kleinkinderen: hoe ziet u die prille wezens functioneren in de wereld van hun volwassenheid? Of wilt u daar liever niet over spreken, omdat zowel de woorden als de voorstellingen daarover u ontbreken en omdat u voor uw kleinkinderen het ergste vreest? Geeft u maar toe: cataclysmen staan u niet voor de geest. U vreest het modernisme niet noch het postmodernisme, dat is allemaal futiel. Wat u wel vreest is doodgewoon de ontrafeling van het sociaal weefsel, de ineenstorting van de maatschappij. U bent geen progressist meer. U bent declinist, u bent bang dat uw nageslacht een ondergang zal meemaken.
Als ook u, lezer, voor de ontrafeling kiest, dan is David Engels’ boek plichtlectuur. De huidige wereldangst bestaat er immers niet in dat het dan met de mensheid gedaan is, of dat er na ons niets anders komt, maar dat er na ons wel degelijk iets anders komt. We breken ons juist de kop over wat dat andere dan wel zou kunnen zijn. Timoer Lenk? Attila de Verschrikkelijke? Savonarola? Een stalinistische Hitler? Of dan toch maar liever Augustus? David Engels laat nog wel enkele lichtpuntjes over hoe we de transitie persoonlijk kunnen begeleiden. Het eerste is, deze toekomst met open oog tegemoet te zien. Zoals die (Spengleriaanse) soldaat in Pompeï, die ook in het zicht van de aanstormende lava niet van zijn post week.
Nog tot 11 augustus is Op weg naar het imperium boek van de week bij Doorbraak, en krijgt u het dus mét gratis verzending.
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).
Na een in memoriam voor zijn leerling Luc De Vos, herdenkt J.P. Rondas zijn poësisleraar Paul Heirwegh die dit jaar overleed. Opdat verleden lessen niet verloren zouden gaan.