JavaScript is required for this website to work.
post

Sinds wanneer moet goede literatuur stichtend zijn?

Over de hypocrisie van de canoncommissie

Koen Tanghe5/7/2020Leestijd 4 minuten
In 2004 kon je bij ‘De Morgen’ nog ‘Black Venus’ verkrijgen tegen een
gunstprijsje, in de reeks ‘Liefde & Lust’.

In 2004 kon je bij ‘De Morgen’ nog ‘Black Venus’ verkrijgen tegen een gunstprijsje, in de reeks ‘Liefde & Lust’.

foto © DM Boeken, 14/10/2004

De verbanning van ‘Gangreen 1’ uit de literaire canon is ingegeven door morele overwegingen. Toch geen criterium voor opname of verwijdering.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Vijf jaar nadat Gangreen 1 (BlackVenus) van Jef Geeraerts stoemelings opgenomen werd in de literaire canon, wordt het boek er alweer uitgegooid. Een kwestie van voortschrijdend inzicht, heet het. Het had zelfs nooit mogen opgenomen worden in de canon. Dat is bizar. Als er één Vlaams literair werk is dat deel zou moeten uitmaken van die canon, dan is het toch wel Geeraerts’ weergaloos verwoorde, caleidoscopische bewustzijnsstroom?

Marnix Gijsen, toch geen kleine jongen, zag er ‘een adembenemend demonisch meesterstuk’ in. ‘Ik ken niemand die zo’n proza schrijft als hij,’ liet hij ooit weten in Humo, ‘met zo’n vaart, zo’n élan, dat stroomt eruit, soms in zinnen van tien bladzijden lang, mensen lief, daar zijn wij allemaal kleine mannetjes tegen, zowel in Nederland als in Vlaanderen: dat is prachtig.’ In een recensie schuwde hij de grote vergelijkingen niet: een ‘Belgische Max Havelaar’ en ‘Het is alsof Geeraerts soms Henry Miller de broek afdoet.’ Die laatste, Geeraerts’ grote voorbeeld, omschreef Gangreen 1 in elk geval in lyrische termen: ‘Explosive, bawdy, poignant and gut-wrenching, non stop terrifying, shocking spurts of life, an explosion of color, sound and primal feelings.’

Tom Lanoye vond Gangreen 1 en 2 een paar jaar geleden nog ‘twee boeken die behoren tot het beste, meest confronterende en meest relevante wat ooit in onze letteren en ver daarbuiten is verschenen.’ Hij hoopte dat ze zouden terechtkomen in literaire canons en cursussen.

Misselijkmakend macho

Niet dus. Of niet meer. Misselijkmakend macho en kolonialistisch, luidt het. Of iets langer verwoord: ‘De commissie kreeg het steeds moeilijker met dat witte hoofdpersonage dat zwarte vrouwen als seksuele gebruikswaar hanteert.’ Dat is wel heel kort door de bocht. De relatie tussen ‘dat witte hoofdpersonage’ en die ‘zwarte vrouwen’ is complexer dan dat.

Zoals de ‘racist’ en ‘kolonialist’ Geeraerts ook kritiek uitte op zijn eigen ‘ras’ en op het schijnheilige koloniale systeem. Of, zoals de De Morgen -recensent van dienst het in 2009 verwoordde in een bijdrage tot een literaire canon avant la lettre van die krant: ‘Een roman die fel van leer trok tegen de westerse burgermansamenleving, huwelijkshypocrisie en koloniale wantoestanden.’

De koloniale wereld was sowieso wat ze was, zoals de Romeinse en de middeleeuwse wereld waren wat ze waren: in menig opzicht ronduit schokkend voor onze moderne gevoeligheden. Het is me echter niet meteen duidelijk waarom een onverbloemde en autobiografisch getinte maar authentieke en schitterend geschreven roman over die wereld geen onderdeel zou mogen uitmaken van een canon. Zou Mohammed Ali plots niet meer een van de beste boksers uit de geschiedenis zijn, mocht ooit duidelijk worden dat hij er racistische en misogyne ideeën op nahield?

Niet alleen Geeraerts

Weet de geleerde commissie dan niet dat Flaubert destijds voor de rechter werd gebracht wegens het ‘vulgaire realisme’ waarmee hij de personages van zijn meesterwerk Madame Bovary neerzette? Maar dat de rechter toen oordeelde dat literatuur en moraal twee verschillende zaken zijn? Dezelfde procureur liet enige tijd later Baudelaire veroordelen voor zijn ‘immorele’ Les Fleurs du mal.

Wat denkt diezelfde commissie trouwens van Nabokovs pedofiele meesterwerk Lolita? Misselijkmakend? Zou ze, desgevraagd, de Prix Renaudot die de sublieme maar veel te vroeg in Auschwitz gestorven Joodse schrijfster Irène Némirovsky in 2004 postuum te beurt viel, terugvragen omdat haar oeuvre niet bepaald vrij is van antisemitische, seksistische en racistische uitspraken? Ook al waren die in haar tijd de normaalste zaak van de wereld?

Kritiek

‘Kritiek kwam er destijds vooral vanuit katholieke hoek. “Maar daar stonden ze al op hun achterste poten als ze het woord tepel lazen”‘, stelt Fikry El Azzouzi in een opiniestuk in De Morgen dat Geeraerts wegzet als de overtreffende trap van Weinstein en Epstein. Daarbij overschat hij het autobiografische karakter van Gangreen. Zelf drukte Geeraerts ooit zijn verbazing uit over het feit dat zijn critici niet doorhadden dat Gangreen 2 ’gedeeltelijk fictie was, zoals trouwens het geval was geweest met Gangreen 1’ (De Spoken van Jef Geeraerts, p. 315).

Ook dat van die katholieke kritiek klopt trouwens niet. Het is vooral links-België dat Gangreen niet te pruimen vond. Wegens kolonialistisch en racistisch, zoals de Franstalige socialist Guy Cudell het verwoordde. Ook de socialistische minister van Justitie Alfons Vranckx was een fervent tegenstander.

Het is niet toevallig aan katholieken te danken dat Geeraerts in 1969 de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Proza kreeg. De katholieke hoogleraar Marcel Janssens (KU Leuven) stemde voor, samen met de katholieke Lieve Scheer en de vrijzinnige Clara Haesaert. De socialistische schrijver Piet Van Aken, daarentegen, liep woedend weg toen hij hoorde dat Geeraerts kans maakte op de prijs. Zoals Vranckx’ B.O.B. Gangreen in beslag nam, een paar weken na de bekroning, samen met onder meer de sadomasochistische klassieker Histoire d’O, nog een kotsmisselijkmakend werk (dixit Nobelprijswinnaar François Mauriac).

Moraal

De beslissing van de jury werd bekrachtigd door de CVP-minister van cultuur Frans van Mechelen. Zoals Paul Cordy hier eerder al opmerkte, vond ook hij dat literatuur los moest worden gezien van ideologie en moraal. Vijf decennia later vindt de canoncommissie echter dat Gangreen niet moreel hoogstaand genoeg is om in haar canon opgenomen te blijven.

Ook al is dat volgens haar eigen ‘algemene principes’ geen selectiecriterium: literair-esthetische waarde staat voorop. Blijkbaar is dat plots literair-ethische waarde geworden. Je zou dat op zich kunnen betreuren maar toch respecteren. Ware het niet dat haar voorzitter een en ander ontkent: het gaat niet om een moreel oordeel, zo luidt het, en de commissie spreekt zich niet uit ‘over ideologie of levenspad van de schrijver.’ O ironie: indien Gangreen literatuur pur sang is, dan is het wel doordat het interpunctieloos haaks staat op dat soort hypocrisie.

Koen Tanghe is verbonden aan de UGent, waar hij werkt rond de geschiedenis en de filosofie van de levenswetenschappen. Hij bestudeert onder meer het concept 'gencentrisme' en publiceerde verder ook over de moderne evolutietheorie en over de eerste, Britse bloei van evolutief denken in het Edinburgh van de eerste decennia van de negentiende eeuw.

Commentaren en reacties