‘Sneeuwvlokjes’ in Amerika
Niall Ferguson: ‘De conservatief staat sceptisch tegenover revolutionaire projecten die op basis van een theorie een utopische orde willen creëren.’
foto © Reporters
Wereldberoemd Brits historicus Niall Ferguson ligt in de clinch met de morele superioriteit van links, en omschrijft de ware betekenis van conservatisme.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDankzij zijn roem heeft de historicus en Harvard-professor Niall Ferguson niets te vrezen. Noch hoeft hij een blad voor de mond te nemen. Jongere of nog niet gevestigde academici, die zijn meningen delen, kunnen zich die vranke houding niet veroorloven. Dat betreurt Ferguson in het interview dat de kwaliteitskrant Neue Zürcher Zeitung van hem heeft afgenomen over de vrijheid van denken en debatteren in de westerse wereld. Met die vrijheid is het niet goed gesteld, zo luidt de teneur van het interview. Ook wie het niet eens met Ferguson zou zijn, zal de erin beschreven tendensen binnen het morele en intellectuele discours kunnen onderkennen. Analyse is het ene, gevolgtrekking eventueel het andere.
Hypergevoelig
Wat wil Ferguson nu onder de aandacht brengen? Hij pikt in op twee boeken over de gevaren die de openheid van geest ondermijnen, in Amerika, maar bij uitbreiding ook in de hele westerse wereld. In 1987 had de filosoof Allan Bloom in ‘The closing of the American mind’ beschreven hoe cultuurrelativisme het kritische denken ondermijnt. De psychologen Greg Lukianoff en Jonathan Haidt publiceerden een dikke dertig jaar later een boek met de titel The Coddling of the American Mind: How Good Intentions and Bad Ideas Are Setting Up a Generation for Failure (2018). Studenten moeten ‘geknuffeld’ worden om hen in hun hypergevoeligheid tegen ‘gevaarlijke gedachten’ te beschermen (in Doorbraak had ik het daar al over in mei 2014). Tegenover de veelheid aan ideeën en posities tot in de jaren 80 staat nu de ‘diversiteit van huidskleuren, gender en seksuele voorkeuren’. Tegenover de ‘intellectuele nieuwsgierigheid’ van toen staat nu de ‘verarming van het intellectuele discours’. Het kader van wat uitspreekbaar is, ‘der Rahmen des Sagbaren’, zou zowel in de academische wereld als in de publieke sfeer ‘drastisch ingeperkt’ zijn. Waar het nu om draait, dat zijn de ‘onderdrukten’, minderheden die zich doorheen de geschiedenis onderdrukt wisten. Ferguson heeft het over de ‘beledigden en de verontwaardigden, dus samengevat: de slachtoffers’. Als hun gemeenschappelijke noemer geldt de doelstelling, ‘den Kanon der toten weissen Männer zu dekonstruieren’ (‘de canon van dode “white men” te deconstrueren’).
Conformisme
Er zijn heel wat nieuwe disciplines in het leven geroepen die Ferguson in het interview met de Zwitserse krant als ‘Jammer- oder Beschwerdestudien’ bestempelt (vrij vertaald betekent dat zoiets als ‘studies waarin gejammerd en geklaagd wordt’). De historicus geeft een voorbeeld: als een hoogleraar Hedendaagse Duitse Geschiedenis aan een Amerikaanse universiteit vandaag met pensioen zou gaan, zou hij vervangen worden door een vrouwelijke professor ‘Geschiedenis van de Oerbewoners van Amerika’. De slinger gaat de andere kant op, diversiteit verkeert zich in haar tegendeel. Afwijken van de platgetreden paden levert banbliksems op. Al in 2003 mocht Ferguson dat ondervinden, toen hij net zijn boek Empire over de opkomst en ondergang van het Britse Imperium had gepubliceerd. Zijn analyse luidde dat er aan het imperialisme niet alleen baten, maar ook lasten en kosten verbonden waren geweest. Het gangbare beeld van het imperialisme als een door winstbejag ingegeven onderneming relativeren mocht niet. Ferguson werd als een pleitbezorger van het kolonialisme en dus als een racist afgeschilderd. Verzet tegen het zich alsmaar uitbreidende conformisme in het denken is gevaarlijk voor de reputatie van de dwarsliggende academicus.
Culturele hegemonie
Waar komt die paradoxale situatie vandaan dat de rechterzijde – het geheel van liberalen en conservatieven – de Koude Oorlog heeft gewonnen en de economische orde in het Westen bepaalt, terwijl de linkerzijde de culturele hegemonie in de media en de universiteiten heeft verworven? Ferguson ziet de oorsprong van die linkse hegemonie enerzijds in de Frankfurter Schule, die met haar Kritische Theorie de maatschappij aan een neomarxistische analyse onderwierp, en anderzijds in de manier waarop de Historikerstreit in 1986-’87 is beslecht. De ‘strijd van de historici’ werd in Duitsland uitgevochten, maar de gevolgen ervan zouden over de westerse wereld uitstralen. De historicus Ernst Nolte stelde dat het nationaalsocialisme een reactie was op het communisme in zijn bolsjewistische gedaante: de Duitse bourgeoisie zou vanuit een angstreflex op de dodelijke bedreiging door het bolsjewisme (de ‘klassenmoord’) een beroep hebben gedaan op de nationaalsocialist Hitler om de rassenmoord te plegen op de joden. De filosoof Jürgen Habermas verweet Nolte de Holocaust te relativeren en won ten slotte het pleit. Het gevolg van de ‘Historikerstreit’ was dat het ‘not done’ was om Stalin en Hitler met elkaar te vergelijken, en dat het stalinisme ‘minder erg’ is dan het nationaalsocialisme. Bovendien zou volgens de analyse van Ferguson het conservatisme als de ‘voorbode van het nationaalsocialisme’ gelden. Wie rechts is, zou dus vroeg of laat ‘als nazi eindigen’. Die manier van oordelen over de andersdenkende (de conservatief) bestond ook al in de DDR: het kapitalisme gold er als de wegbereider van het ‘Duitse fascisme’ (want de term nationaalsocialisme was er uiteraard taboe).
Misdaden
Ferguson ziet die ‘asymmetrie’ in de waarneming over Hitler en Stalin ook weerspiegeld in de beoefening van de geschiedeniswetenschap aan de universiteiten: over de misdaden die in naam van het socialisme en het communisme zijn gepleegd, worden nauwelijks seminaries gegeven. De misdaden van de fascisten en nazi’s daarentegen dienen als ‘universelle Vergleichsgrössen’, als ‘universele benchmarks’ voor de behandeling van genocides en kolonialisme bijvoorbeeld. De beroemde Duitse historicus Jürgen Baberowski, professor aan de Humboldt-Universität in Berlijn, ondervindt daar dagelijks de kwalijke gevolgen van. Als uitmuntend kenner van het stalinisme heeft hij zich de haat van extreemlinkse studenten op de hals gehaald en wordt hij gestalkt en bedreigd. Ook wat de linkse filosofe Hannah Arendt in haar boek The Origins of Totalitarianism (1951) schreef over de structurele gelijkenissen tussen stalinisme en nationaalsocialisme, zou vandaag de dag niet meer kunnen.
Verhelderend conservatief
Moet een conservatief zich nu zorgen maken omdat over hem of haar het odium van een geestelijke nabijheid tot extreemrechts zou hangen? Helemaal niet, want conservatief zijn heeft daar geen uitstaans mee. Integendeel zelfs. Ferguson vat heel mooi samen wat een conservatief eigenlijk is. Het is iemand die in ‘grotere tijdsgehelen’ denkt, iemand die instituties verkiest die hun deugdelijkheid hebben bewezen boven degene die de menselijke geest ‘als het ware ontwerpt op een tekenbord’: ‘De conservatief staat sceptisch tegenover revolutionaire projecten die op basis van een theorie een utopische orde willen creëren’, en hier verwijst Ferguson naar de Reflections on the Revolution in France van Edmund Burke als de ‘wellicht beste weergave van deze conservatieve kijk’ (het boek van Burke is trouwens verkort in vertaling uitgegeven bij Doorbraak). De conservatief verdedigt behalve de individuele rechten ook sociale instituties zoals de familie, de kerk en de lokale gemeenschap als ‘decentrale oplossingen vanuit de civil society‘. In utopieën en in de maakbaarheid van de samenleving aan de hand van centrale planning door de staat gelooft de conservatief niet. Vanuit dit inzicht is het onbegrijpelijk waarom de linkerzijde in Duitsland bijvoorbeeld rechts ook semantisch gelijkstelt met extreemrechts. Misschien dreigt het totalitaire gevaar met zijn akelige en chagrijnige vormen van onverdraagzaamheid vandaag de dag wel uit een andere hoek te komen. Ook in dat opzicht werkt het interview met Ferguson verhelderend.
Tags |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Vandaag is het precies een kwarteeuw geleden dat Merkel in een historisch opiniestuk afrekende met Helmut Kohl en zo de macht binnen de CDU greep.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.