Spinoza’s multiculturele filosofie: een verduidelijking
Pleidooi voor een universele religie
foto ©
Om conflicten tussen mensen met een verschllende geloofsachtergrond te vermijden, pleitte Spinoza voor een universele en burgerlijke religie.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementNa de aardbeving in Fukushima in 2011, postte een internettrol een video op het internet waarin ze God prees dat hij Japanse atheïsten dit natuurgeweld had aangedaan. Een storm van protest was het resultaat. The Atlantic vroeg zich daarop af wat de grenzen zijn van satire: ‘When does the rhetorical device start to distort instead of illuminate?’ (‘Wanneer begint retoriek te vervormen in plaats van te verlichten?’)
Wat zijn de grenzen van satire?
Het magazine stelde trouwens een vergelijkbare vraag na de islamitische aanval op het satirische blad Charlie Hebdo in 2015: Wat zijn de grenzen van satire en wanneer overtreedt de satiricus de rode lijn? Het formuleerde daarbij de volgende stelregel: ‘Is anyone, anyone at all, laughing? If not, maybe you crossed it.’ (‘Lacht er eigenlijk één iemand? Indien niet, dan heb je de rode lijn overschreden.’)
Of de satirische stukjes die Othman El Hammouchi publiceert onder zijn Perzisch pseudoniem Ayatollah Jalal Al-Din Ali Rezvani grappig zijn, laat ik buiten beschouwing. Een meer relevante vraag is of ze verduidelijken. Het antwoord is: zeker niet altijd. Neem bijvoorbeeld zijn recente ‘satirische’ bespreking van de elegante oplossing die Spinoza (1632-1677), een van de belangrijkste vaders van de Verlichting, al voorstelde voor het probleem van het samenleven van mensen die verschillende religies aanhangen.
Hij maakte daarbij een onderscheid tussen een algemene, openbare religie en specifieke privéreligies. Iets wat El Hammouchi eigenaardig genoeg betwijfelt: Spinoza ‘zou’ een onderscheid gemaakt hebben tussen officiële en niet-officiële godsdiensten. Wat mij betreft valt dit niet onder de noemer ‘verduidelijken’.
‘Gehoorzaamheid aan God bestaat uit naastenliefde.’
Niet-officiële religies werden wat Spinoza betreft meer in de privésfeer beleden en hadden een minimale impact op de openbare ruimte. In zijn Tractatus Theologico-politicus (1670) omschreef hij een van de zeven dogma’s van de officiële en meer openbare, universele religie als volgt: ‘Worship of God and obedience to him consists solely in justice and charity (or love) towards one’s neighbour.’ (‘Aanbidding van God en gehoorzaamheid aan Hem bestaat uitsluitend uit rechtvaardigheid en naastenliefde (of liefde) jegens je medemensen.’) Zoals ik eerder al opmerkte: dit doet denken aan het moderne humanisme, al was Spinoza’s universele religie natuurlijk wel nog theïstisch van aard.
Volgens El Hammouchi houdt dit automatisch in dat de aanhangers van privéreligies tweederangsburgers worden. Zoals niet-sjiieten dat zijn in Iran of christenen en joden dat waren in het Ottomaanse rijk. Ook dit is een verkeerde of in elk geval simplistische voorstelling van zaken. In Spinoza’s religieus diverse samenleving volgden alle burgers idealiter de openbare ‘simple universal faith.’
Het is precies op die manier dat ze een samenleving vormden en dat strijd tussen aanhangers van verschillende religies, die geneigd zijn zich allemaal speciaal of uitverkoren te voelen, vermeden kon worden: ‘In order to prevent (…) fissures, Spinoza puts forth a universal or civil religion that captures the moral core of a plurality of faiths, to which all citizens can subscribe, irrespective of what other private beliefs they hold (TTP 14, 182–3).’ (‘Om breuklijnen te vermijden, houdt Spinoza een pleidooi voor een universele of burgerlijke religie die de morele kern van een veelvoud van religies bevat, en waarop alle burgers zich kunnen beroepen, ongeacht andere privé-overtuigingen zij erop nahouden.’) Er was ook geen sprake van vervolging van andersgelovigen.
Een Europese islam moet verlicht en humanistisch zijn.
Veel Europeanen verlangen van Europese moslims dat ze zich naar dat soort samenleving voegen: ze kunnen hun religie hier vanzelfsprekend belijden, maar liefst op een modern-Europese, veeleer bescheiden manier. Mensen die toch absoluut altijd en overal te koop willen lopen met hun lidmaatschap van een specifieke religie, kunnen dat doen, maar daar zijn wel bepaalde repercussies aan verbonden. Precies zoals dat het geval is met een uitdagende punker of exuberante hippie.
Of, zoals ik het eerder stelde: wie zich als orthodox religieus persoon afzondert en afkeert van de samenleving moet de consequenties van dit gedrag aanvaarden en zijn of haar afwijkende gebruiken niet altijd en overal willen opdringen. Bovendien moet een Europese islam, per definitie — anders kan ze niet Europees genoemd worden — ook verlicht en humanistisch zijn: dat humanisme is onze universele ‘religie’. We beseffen het niet, maar zodoende streven we een model na dat vrij goed beantwoordt aan Spinoza’s blauwdruk.
Het grote en schier onoplosbare probleem is natuurlijk wel dat menig moslim in Europa zich daar minder in kan vinden of zelfs het idee van een Europese islam verafschuwt. Frustratie in verband met de mogelijkheid om de islam te beleven zoals zij het willen, was enkele jaren geleden voor sommige moslims zelfs een belangrijke reden om naar de islamitische heilstaat van IS te trekken. In 2014 vertelde een Antwerpse IS-strijder in een interview in Knack bijvoorbeeld dat hij naar Syrië vertrokken was om een kalifaat te stichten dat voor honderd procent door de sharia bestuurd werd: ‘Allah is de enige wetgever, niemand anders heeft het recht om wetten te maken.’ Er moge dan misschien maar een minderheid van moslims dat soort hardcore shariastaat nastreven, toch lijkt het me raadzaam om meer dan ooit scherpe, Spinozistische grenzen te trekken voor de beleving van de islam in Vlaanderen en Europa.
Categorieën |
---|
Koen Tanghe is verbonden aan de UGent, waar hij werkt rond de geschiedenis en de filosofie van de levenswetenschappen. Hij bestudeert onder meer het concept 'gencentrisme' en publiceerde verder ook over de moderne evolutietheorie en over de eerste, Britse bloei van evolutief denken in het Edinburgh van de eerste decennia van de negentiende eeuw.
Wie denkt dat alleen boeren bang moeten zijn van de Vlaamse overheid, vergist zich.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.