JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Stendhal als stadsgids

Marc Vanfraechem19/8/2019Leestijd 3 minuten
Spadarino en Caravaggio

Spadarino en Caravaggio

foto © collage

Een groot schrijver kan 600 bladzijden over schilderijen, standbeelden en ruïnes schrijven, en daarbij (onderhuids) over allerlei andere zaken die de autoriteiten soms minder bevallen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Stendhal was behalve schrijver en atheïst ook diplomaat, en dus moest hij soms enige voorzichtigheid aan de dag leggen. In bijvoorbeeld zijn Promenades dans Rome beschrijft hij de stad, de schilderijen en standbeelden, het Vaticaan enzovoort, zeshonderd bladzijden lang. Maar hij doet dat niet voor ons, lezers: hij is zogenaamd stadsgids voor een kleine compagnie van vier mannen en drie vrouwen, allemaal Parijse kunstliefhebbers die hij moet inwijden in de klassieke schoonheid. Een handige truc want zo kunnen die zeven af en toe iets voor eigen rekening zeggen, een procedé dat ook Heine en Poesjkin soms toepasten. Eén van hen, Frédéric, is juist even oud als Stendhal zelf, en zegt soms onvoorzichtige dingen die de auteur niet in zijn mond zou nemen. Of Stendhal laat andere auteurs aan het woord: M. de Lalande* zei: «Weet u waarom alle priesters ter wereld mij ophemelen? dat is omdat ik een atheïst-jezuïet ben.» Over die jezuïeten is Stendhal ambivalent en voor eigen rekening zegt hij: «Ik zou willen dat een atheïst hun geschiedenis schreef, sine ira et studio

Sterk is dat hij standbeelden en schilderijen beschrijft die de lezer nooit gezien heeft, terwijl hij hem toch stevig aan de leiband weet te houden. Dat komt natuurlijk door zijn charme en zijn grote schrijverschap en omdat hij ook voortdurend over om het even wat begint, over politiek, religie, vrouwen, wetenschap, zeden en gewoonten, over filosofie, over auteurs die hij niet kan luchten. Hij vergelijkt ook graag de superieure Romeinen met de bekrompen Parijzenaars die van kunst niets afweten en met elke nieuwe mode meelopen. Vergelijkbaar alweer met de Reisebilder van Heine, die in Italië zijdelings ook vaak over Duitsland spreekt.

Censuur is een prachtig ding voor schrijvers die kunnen schrijven. Van algoritmes als die van Zuckerberg en consorten hebben zij weinig te vrezen.

Het is onbegonnen werk om te citeren uit zo’n dik boek waarin op elke bladzijde iets citeerbaars staat, maar ik geef toch enkele voorbeelden… for the happy few, zoals Stendhal zijn lezers graag noemt. De waarheid van de geschiedschrijving neemt hij hieronder niet al te ernstig, hij wijst erop dat je niet alles mag geloven wat gedrukt staat, en hij vindt de apostel Thomas een waarachtige filosoof.

26 oktober 1827 – Feiten daargelaten die heel dicht bij ons liggen – zoals de bekering van de protestanten door de dragonders van Lodewijk XIV, of onbeduidende zaken zoals de overwinning van Constantijn op Maxentius,** – is geschiedenis zoals men zegt niet meer dan een afgesproken fabeltje; men heeft er evenwel geen idee van wat voor waarheid er in die uitspraak zit. Als u ooit in Edinburgh bent of in Kopenhagen, in de best bezochte salons, laat u dan de geschiedenis vertellen van de Terreur, of die van de 18de brumaire.
De nu volgende feiten, en het is mijn plicht die aan mijn vrienden te vertellen, zijn niet minder bewezen of meer romanesk dan alles wat men in de universiteiten gewend is te geloven over de geschiedenis van Frankrijk – niettemin nodig ik het merendeel van de lezers uit vijf-zes bladzijden over te slaan.

[…] Ik vraag excuus voor de dorheid van de voorgaande artikelen. Om mij in geweten te kwijten van de taak van cicerone, zag ik me verplicht veel gissingen te schrappen, meerdere daarvan merkwaardig en zelfs waarschijnlijk; ik zal ze aan het eind van dit werk aan de lezer voorleggen, als zijn oog meer gewend is onderscheid te maken tussen de werken die in verschillende perioden in één ruïne zijn uitgevoerd.*** Ik zou willen dat de lezer niets op gezag aannam zonder het te verifiëren, en dat hij argwanend stond tegenover alles, zelfs tegenover deze wandelgids. Zaken zomaar op het woord geloven mag in de politiek of de moraal vaak comfortabel zijn, maar in de kunst leidt dit regelrecht tot verveling.

[…] Het altaar links toont een schilderij van Spadarino. Het is de heilige Valeria die Sint Martialis haar hoofd brengt terwijl die de mis opdraagt. We kunnen even halt houden bij het schilderij ernaast: Sint Thomas wil de lende van Jezus Christus aanraken (het verwondert mij altijd dat deze grote filosofische daad in kerken wordt vertoond).****
______________
* Joseph-Jérôme Le François de Lalande (1732-1807), een astronoom die ook een Voyage en Italie had geschreven.
** Flavius Valerius Aurelius Constantinus (272-337) of Constantijn de Grote, versloeg in 312 zijn rivaal Maxentius, die de verdrinkingsdood stierf in de slag bij de Milvische brug. Hij stichtte de stad Nova Roma, die later de naam Κωνσταντινούπολις kreeg, en tegenwoordig Istanboel wordt genoemd.
*** Soms (zoals hier) gaat het over echte ruïnes, maar vaak ook heeft hij het met die term op bedekte wijze over politieke toestanden, over de decadentie van de pauselijke staten, de teloorgang van de goede smaak na de zestiende eeuw, met opkomst van de barok en zéker de rococo daarna.
**** De ongelovige Thomas zei immers, volgens Johannes 20.25: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steke in het teken der nagelen, en steke mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven.

Marc Vanfraechem (1946) werkte voor Klara (VRT-radio); vertaler, blogger http://victacausa.blogspot.com sinds 2003. Hij schrijft het liefst, en dus meestal, artikels met daarin verwerkt vertaalde citaten van oude auteurs, die hem plots heel actueel lijken.

Meer van Marc Vanfraechem
Commentaren en reacties