JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Symboolpolitiek in plaats van sociale politiek

De zaak Hindenburg bewijst de wereldvreemdheid van een bepaalde linkerzijde

Dirk Rochtus13/5/2019Leestijd 4 minuten
Generaal Paul von Hindenburg, 1915,
Reporters / Everett

Generaal Paul von Hindenburg, 1915, Reporters / Everett

Waar is de tijd dat de linkerzijde zich in de eerste plaats bekommerde om de noden en zorgen van de ‘gewone mensen’? Waar is de tijd dat links luisterde naar wat de mensen van binnen het kader van de eigen natiestaat op de lever ligt? Vandaag houden nogal wat zelfverklaarde linksen zich liever bezig met het globale plaatje: de redding …

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Waar is de tijd dat de linkerzijde zich in de eerste plaats bekommerde om de noden en zorgen van de ‘gewone mensen’? Waar is de tijd dat links luisterde naar wat de mensen van binnen het kader van de eigen natiestaat op de lever ligt? Vandaag houden nogal wat zelfverklaarde linksen zich liever bezig met het globale plaatje: de redding van de planeet, de rechten van minderheden in binnen- en buitenland en identity politics. We zouden ze ‘neo-linksen’ kunnen noemen. Vandaag pronken die neo-linksen met hun wereldburgerschap en hun morele superioriteit in plaats van empathie te tonen voor de gewone burgers rondom hen. Hoe globaler ze zich opstellen, hoe wereldvreemder ze bij deze laatsten overkomen. Geert van Istendael, die niet bepaald van rechtse sympathieën kan verdacht worden, legt in een interview met Knack de vinger op de wonde: ‘Socialisten wagen zich niet meer in de volkscafeetjes (…) Tegelijk vermeien veel van die groenen zich in het exotisme dat van overzee wordt binnengebracht – behalve in hun eigen buurt.’

Donkerrode ongeletterdheid

In zijn boek De sociaaldemocratie is ziek (2019) zoekt de historicus Vincent Scheltiens een verklaring in de vaststelling dat de sociaaldemocraten ‘gaandeweg het liberalisme [hebben] omarmd’, terwijl ‘Groen doet alsof er geen tegenstelling bestaat tussen werkgevers en werknemers’. Zou dat de reden zijn waarom neo-linksen van groene en sociaaldemocratische signatuur vandaag de dag meer energie steken in identity politics en symboolpolitiek dan in sociale politiek? Alleen de communisten van de PVDA/PTB – die zichzelf geen communisten meer durven noemen – lijken nog voldoende oog te hebben voor de noden van de gewone mensen. Onder die ‘donkerroden’ bevindt zich wellicht een enkeling die – zoals het betaamt voor iemand van links – ook al eens een boek van Marx of Engels ter hand neemt en gehoord heeft van de grote namen uit de arbeidersbeweging zoals Bebel, Lassalle, Liebknecht en Rosa Luxemburg  , boegbeelden van het socialisme waaraan het ‘rechtse’ Doorbraak al vaker aandacht heeft besteed.

Demonen uit het verleden

Voorbeelden van symboolpolitiek vormen de hoofddoek, genderdiversiteit, klimaatverwarming…, zaken waarover de maatschappelijke discussie – die terecht nodig is – vaak op zo een hysterische manier gevoerd wordt dat zelfs progressief voelende mensen er de brui aan geven. Van die overtrokken discussies hebben onze oosterburen ook een handje weg. Doorbraak heeft al enkele keren het ijzige denkklimaat beschreven dat in Duitsland heerst. In Berlijn bijvoorbeeld, de hoofdstad die al zovele politieke systemen heeft zien passeren, vechten roden en groenen regelmatig ook een robbertje met het verleden; vooral met de symbolen die hen niet aanstaan. In februari brachten we verslag uit van de strijd van de Grünen tegen straten die vernoemd zijn naar Pruisische generaals . Nu lijkt het weer tijd om te kijken naar hoe de extreemlinkse Die Linke probeert om Reichspräsident Paul von Hindenburg (1847-1934) uit de openbare ruimte te verwijderen. Die Linke is de gemoderniseerde opvolgster van de SED, de vroegere marxistisch-leninistische partij van de DDR. Haar mandatarissen dragen geen verantwoordelijkheid voor het staatsbestuur, behalve op gemeentelijk of regionaal vlak. Ze zien zichzelf nog steeds als deel de traditie van het ‘antifascistische Duitsland’ zoals de DDR beweerde te zijn. Zo verwondert het niet dat Die Linke Hindenburg als ‘Türöffner des Deutschen Faschismus’ brandmerkt en hem uit de lijst van ereburgers van de stad Berlijn wil laten schrappen.

De grote crisis

Het klopt dat Hindenburg – van 1925 tot 1934 rijkspresident van Duitsland – de deur heeft ‘geopend’ voor de nationaalsocialisten (de fascisten zoals ze door de Duitse linkerzijde worden genoemd). Hij heeft Adolf Hitler, de leider van de NSDAP, op 30 januari 1933 tot rijkskanselier benoemd. De nationaalsocialisten ‘frameden’ dat gebeuren als Machtergreifung. Was dit omdat de meer dan tachtig jaar oude Hindenburg zou gesympathiseerd hebben met Hitler? Verre van. De oerconservatieve Hindenburg, gewezen veldmaarschalk, held van de Eerste Wereldoorlog en telg uit de Pruisische adel, koesterde niets dan minachting voor de böhmischer Gefreiter. ‘Boheemse korporaal’, zo placht hij Hitler te noemen. Begin 1933 verkeerde Duitsland echter in een diepe politieke en constitutionele crisis. Hindenburg liet zich door zijn conservatieve entourage overhalen om de leider van de sterkste partij (33,1 % bij de verkiezingen van 6 november 1932) tot kanselier aan te stellen. De conservatieve politici meenden dat ze Hitler wel konden ’temmen’. Inderdaad vormde Hindenburg tot aan zijn dood op 2 augustus 1934 een – weliswaar almaar zwakker wordende – buffer tegen de machtshonger van de rijkskanselier. Zo weigerde de hoogbejaarde man in april 1934 een wet te ondertekenen die joden verbood nog langer als ambtenaar actief te zijn.

Tragische blindheid

Met haar aanvraag om Hindenburg te schrappen, wil Die Linke vooral haar morele superioriteit bewijzen. Ze veroordeelt mensen en hun motieven vanaf het einde van de geschiedenis in kwestie, vanuit een weten waarover de protagonisten in 1933 door de aard der dingen nu eenmaal niet konden beschikken. Mocht Hindenburg bevroed hebben naar welke catastrofe Hitler Duitsland en Europa zou voeren, zou hij vermoedelijk nooit zijn handtekening hebben gezet onder de aanstellingsoorkonde van die ‘Boheemse korporaal’. De tragische ironie van de geschiedenis is dat Hindenburgs familie haar landgoed in Oost-Pruisen zou verliezen toen die Duitse provincie na de Tweede Wereldoorlog geannexeerd werd door Polen en de Sovjet-Unie. Het mausoleum waarin de rijkspresident in 1935 was bijgezet, werd in januari 1945 op Hitlers bevel door de terugtrekkende Duitse troepen opgeblazen. Hindenburg zelf vond zijn laatste rustplaats in een donker hoekje van de Elisabethkirche in Marburg.

Herinneren en manen

Was Hindenburg nu ‘Türöffner des Deutschen Faschismus’ zoals Die Linke stelt? Strikt genomen gedroeg hij zich als de buitenwipper die uiteindelijk gezwicht is voor die opdringerige volksmenner met miljoenen mensen achter zich. Het klopt ook dat Hindenburg zich op de ‘Dag van Potsdam‘, op 21 maart 1933, door Hitler liet voorspiegelen dat het nationaalsocialistische regime best te verzoenen viel met het oude, traditionele Pruisen. Is hij daarom medeschuldig aan de ondergang van het Duitse Rijk en aan al het door Nazi-Duitsland veroorzaakte leed? Hoe zou iemand anders in zijn plaats zou hebben gehandeld op die omineuze 30ste januari van 1933? We weten nu dat verblinding – ingegeven ook door bezorgdheid over de instabiliteit van het land – en eigenwaan de oude man tot die beslissing hebben gevoerd. Het is goed om daaraan te herinneren. Ook de meest stramme conservatief zoals een Hindenburg bleek niet onfeilbaar bij de inschatting van de rattenvanger die hem tenslotte om de tuin leidde. Zolang de naam Hindenburg aanwezig is in de openbare ruimte maant hij de democratie aan om op haar hoede te zijn. Dat heet ‘historisch besef’. Net dit besef ontbreekt bij een bepaalde soort van progressieven die de wereld nieuw wil gestalten zonder de schaduwzijden erbij te nemen die de menselijke existentie nu eenmaal diepte verlenen.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties