JavaScript is required for this website to work.
Buitenland

‘In Syrië is de waarheid het eerste slachtoffer’

Ooggetuige Pater Daniël Maes vertelt een ander verhaal

Pieter Bauwens19/11/2017Leestijd 9 minuten
Pater Daniël Maes in het klooster van Postel.

Pater Daniël Maes in het klooster van Postel.

foto © Doorbraak

Pater Daniël Maes verblijft sinds 2010 regelmatig periodes in Syrië. Hij zag de oorlog met eigen ogen, maar de media lusten hem niet.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het lijkt alsof ik een oude bekende interview. En toch ontmoet ik de norbertijn Daniël Maes voor de eerste keer, en wel in de abdij van Postel. Die bekendheid komt omdat ik zijn dagboek Poetin & Assad hebben ons leven gered; Syrisch oorlogsdagboek heb gelezen.

Daniël Maes vertrok in 2010 vanuit Postel naar Syrië (hier legt hij uit waarom — in het Frans) om er te helpen om het eeuwenoude klooster van Mar Yacub uit te bouwen tot een spiritueel centrum voor christenen (van welke denominatie ook) in het Midden-Oosten. Noem het gerust een Syrisch Taizé (stadje in Frankrijk met een oecumenisch klooster, dat veel bezoekers trekt). Pater Daniël Maes is nog altijd het grootste deel van zijn tijd in Syrië, maar komt regelmatig naar Vlaanderen, dan is hij te vinden in de norbertijnerabdij van Postel. Het voordeel is dat zelfs journalisten goed worden ontvangen in abdijen. Na een kop thee, trekt Pater Maes plots weg om even later met een rijstpapje terug op te duiken. Een kloosterregel neemt gastvrijheid ernstig, een voormalige gastenpater al zeker. Terwijl u dit leest is pater Maes alweer in Syrië.

‘Bij drama’s zoals in Syrië is de waarheid het eerste slachtoffer,’ vindt Pater Daniël Maes, ‘het is een schok voor mij geweest om dat te ontdekken.’ Maar bij zijn aankomst in 2010 leek er niets aan de hand in Syrië. ‘Het begin was echt een cultuurschok. Ik kende de verhalen over Syrië, een dictatuur en een politiestaat. Maar eens ik daar was, dat was een complete verrassing. Een cultuurschok. We waren overal welkom, de gastvrijheid, de veiligheid dat was echt opvallend. De eerste avond in Syrië laat ik mijn camera liggen op een plaats waar veel volk komt. Die nacht had ik een nachtmerrie. Je kent dat, één dag in Syrië en al mijn dure camera kwijt. Maar als ik ’s anderendaags terug ging, dan lag mijn camera nog precies waar ik hem gelegd had en vergeten was. Op de luchthaven kon je je bezittingen op een stoel laten liggen en naar het toilet gaan, alles bleef liggen. In Damascus was geen enkele deur op slot.’

Doorbraak: uw boek heet, een beetje uitdagend zo lijkt het, Poetin en Assad hebben ons leven gered.

Pater Daniël Maes: ‘Die titel is ontleend aan een interview van Wierd Duk. Eerst was ik kwaad dat hij me die woorden in de mond heeft gelegd, ik had dat zo niet gezegd. Maar dat interview is de wereld rondgegaan. Achteraf ben ik tot het besef gekomen dat het ook echt zo is. Vier, vijf jaar geleden was het ongehoord om zoiets te zeggen. Maar het is de realiteit. Mocht Poetin niet gekomen zijn in 2015 dan had het Syrische leger het nooit gehaald. Het leger stelde niets meer voor. Het stond tegen een overmacht ook materieel, van rebellen en coalities gesteund door allerlei landen.’

Dat is omdat hier de strijd gezien werd als een legitieme strijd tegen een dictator.

‘Ik heb met eigen ogen die opstand gezien in Qara. Die was aangestookt, ze werd aangegrepen om het land te destabiliseren. Dat kwam niet vanuit het volk, het waren mensen van buitenaf. Het Westen heeft zich fundamenteel vergist op verschillende punten. Ze zagen een volksopstand en wilden het zogenaamde Vrije Syrische Leger helpen. Maar het is vrij, noch Syrisch, noch een leger. De werkelijkheid was totaal anders. Syriërs zijn een fier volk, met een gevoel van eenheid, van fierheid en met een begrip van laïciteit waar wij veel kunnen van leren. Moslims en christenen naast elkaar waren samen Syriërs.’

‘Moslims zijn geen probleem’

In het boek staat geen slecht woord over de moslims die u er ontmoet.

‘De moslims zijn geen probleem, de islam dat is wat anders. Het is eigenlijk het omgekeerde als bij ons, het christelijk geloof is geen probleem, maar de christenen, dat is wat anders… Wij moeten ons geloof beter leren kennen. Vele moslims willen met een goed hart leven. In onze kloosters zitten er bijna alle dagen moslims in de eucharistie, ze mogen er de eerste lezing doen als ze willen. We vragen ze niet om uit de Koran te lezen, zoals in het Westen soms gebeurt. Als de kolonel van het Syrische leger bij ons vertrok om mee te vechten bij de bevrijding van Aleppo is hij mij om een zegen komen vragen. Hij is een soennitische moslim, en weet heel goed dat ik hem zegen in de naam van de Vader de Zoon en de Heilige Geest. In het Westen beseft men niet dat Syrië een traditie heeft van bijna 2000 jaar christendom. Het is een vergeten geschiedenis van een vergeten christendom. Als we binnenkort de laatste Irakese christen als martelaar zullen vieren, moeten we goed weten dat het niet is omwille van de islam, wel omwille van de christenen. Christenen hebben alles verstoord en nu kijken ze de andere kant op.’

Het christelijk klooster waar u in Syrië verblijft, vangt ook moslimvluchtelingen op.

‘Ja, natuurlijk. De 20.000 inwoners van Qara zijn allemaal moslims, behalve een 250-tal Alle straatkinderen en alle ellende die we proberen te lenigen, dat zijn bijna allemaal moslims. Nu zijn er niet echt meer vluchtelingen in Qara. In november 2013 zijn ze allemaal gevlucht, ook een deel naar ons klooster, maar later zijn ze teruggekeerd. Er zijn wel weduwen die met hun kinderen naar hun ouders of schoonouders in Qara komen om te overleven.’

U schrijft in uw boek dat christenen in het Midden-Oosten het gevoel hebben dat het Westen hen daar weg wil.

‘Ja, niet het volk, maar de machten. Dat was de oorzaak van de oorlog in Libanon, met Henry Kissinger, die een zuivere Joodse staat wilde en de moslims moesten naar Libanon. De christenen uit Libanon kregen geld om te vertrekken, om plaats te maken voor de moslims die moesten komen. Totdat die zich afvroegen waarom ze daar weg moesten. En zo zijn de problemen in 1975 begonnen in Libanon. Je hoort vandaag nog dat hét probleem in Libanon is, dat de christenen niet kunnen aanvaarden dat de meerderheid moslim is. Maar vroeger was de meerderheid christelijk. Nog altijd probeert men zuivere soennieten- en sjiietenlanden te maken en de christenen zitten in de weg.’

‘Apologeet van Assad’

In Knack werd u, in een artikel tussen aanhalingstekens ‘apologeet van de dictator Assad’ genoemd.

‘Ja dat doen ze graag die journalisten. Jens Franssen, de VRT-journalist, kwam samen met een parlementaire delegatie op bezoek in ons klooster in Syrië. Hij heeft me daar toen geïnterviewd, op voorhand waarschuwde hij dat hij straffe vragen zou stellen. Zijn eerste vraag was: “Jij bent een fan van Assad?” Schitterende tv, een journalist die vanuit zijn universele kennis een naïeve pater aanpakt die niet weet wat corruptie is en die een dictator achterna loopt. Ik antwoordde hem: “Als ik in het openbaar zeg dat ik er tegen ben dat premier Michel zou vermoord worden door gewapende groepen, ben ik dan een fan van Michel? Een betaalde agent van het regime?” Het interview is nooit uitgezonden. De journalisten laten zich allemaal beïnvloeden door de framing van de geheime diensten van de VS en Israël. Dat stellen ze niet in vraag, maar iemand die het allemaal gezien heeft is verdacht.’

Hier zit een Vlaamse pater die getuige was van een oorlog, er middenin heeft gezeten én over die ervaring een dagboek heeft bijgehouden dat gepubliceerd is. Je zou toch mogen verwachten dat de Vlaamse media daarover berichten.

‘Tot enkele weken geleden leefden wij inderdaad op enkele kilometers van IS-gebied. Rudi Vranckx heeft hier (in Postel, PB) waarschijnlijk de mooiste opname van zijn leven gemaakt. Hij kwam me al interviewen in 2012, hier op het binnenplein van het klooster, met op de achtergrond onze mini-Sequoia, de beiaardtoren, de bibliotheek en de oude brouwerij. Dat is nooit uitgezonden. In dat interview was ik nog niet zo straf, want ik was er nog gerust in en ik had niet zoveel verstand van politiek. Vranckx wilde mij in dat interview voortdurend overtuigen dat Bachar al Assad een verschrikkelijke dictator was die nog slechts heel korte tijd kon aanblijven, wat ik telkens betwijfelde vanuit hetgeen ik in Syrië beleefde. Zijn magistrale slotvraag was: “En als ge u nu eens  vergist hebt?” En daar had hij op gerekend blijkbaar, dan zou gebleken zijn hoe hij het allemaal juist gezien had en hoe ik een naïef ventje was dat onwetend een gruwelijke dictator steunt. Hij wachtte op de spoedige val van Assad. Maar ik vrees dat er nog een reden is voor mijn afwezigheid op de VRT. Ik ben verschillende keren kwaad geweest op wat journalisten beweerden. Elke keer wanneer ik zag dat Jens Franssen de kritische vragen niet stelde over bijvoorbeeld chemische wapens, reageerde ik. Zeker in die hele zaak van de gasaanval op Ghouta in augustus 2013. Je weet wel, die gasaanval, net wanneer er een internationale onderzoekscommissie kwam om de verhalen over gifgas te controleren. Daar waren veel vragen bij te stellen.’

Welke aanwijzingen hebt u dan dat het verhaal niet klopt dat Assad die aanval uitvoerde?

‘Ons klooster was ingeschakeld in de zoektocht naar een hele groep gekidnapte kinderen uit Latakia. Er werden begin augustus 2013 11 alawitische dorpen overvallen, dat ging gepaard met moorden en plunderen én met de ontvoering van een hele groep kinderen. Drie weken later was er die gifgasaanval, net als die internationale onderzoekscommissie toekomt. Wil het toeval toch dat net onder hun neus er een gifgasaanval plaatsvindt in Ghouta. Onder de slachtoffers massaal veel kinderen, terwijl er in Ghouta al lang niemand meer woonde, iedereen was gevlucht. Kort na de aanval, gingen een dertigtal video’s, prachtig gekaderd met dode en stervende kinderen, in een mum de wereld rond. Op die video’s is nergens een moeder te bespeuren. Een journalist moet dat toch ook zien, moet toch vragen stellen, dieper graven in plaats van de officiële communiqués over te nemen? Wel herkenden de ouders van Lattakia hun gekidnapte kinderen op de video’s van de gifgasaanval in Ghouta. En wie daar vragen over stelt, zoals een Duitse journalist of een professor van het MIT, wordt doodgezwegen of wordt “apologeet van Assad”. Dat is geen journalistiek maar propaganda. Ik klaag dat aan en dus zijn ze boos op mij en zal je me niet zien bij Van Gils en gasten. Maar erg is dat niet hoor, dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de Nederlandse pers die me wel regelmatig interviewt.’

Absolutie

U bent toen het heet werd in het klooster in een auto gestapt om te vluchten, maar dat kon niet meer, u zat vast.

‘Dat klopt, vertrekken was nog gevaarlijker dan blijven. Maar het is heet geweest waar wij wonen. Het dichtstbijzijnde dorp, Qara is altijd een centrum van smokkel geweest en van illegaliteit. Het ligt vlak bij Libanon en een bergachtig grensgebied. Dat trok buitenlandse strijders aan van overal die via smokkelroutes binnenkwamen. Op den duur zouden ze met zo’n 60 000 geweest zijn. Vanop de toren van het klooster kon je de zwarte vlaggen zien. Ze hebben toen ook enkele pogingen ondernomen om het klooster aan te vallen. Gelukkig waren dat ongeorganiseerde pogingen van opgehitste jongeren. Hun kop was zot gemaakt met “we verjagen de ongelovigen van de grond die ons toebehoort”. De bevolking heeft hen toen tegengehouden omdat ze wel weet wat ze aan het klooster heeft. In november 2013 stonden ze echt aan onze poorten. Mochten de terroristen ook toen een beetje meer georganiseerd geweest zijn, dan was ons lot het lot geweest van de tallozen die ons voorgingen in het klooster (Mar Yacub is verschillende keren vernield en geplunderd geweest in de geschiedenis — PB). We zijn verschillende keren in het klooster verhuisd naar een veiligere plaats, naar de kelders en crypten die er zijn. Daar zaten we met een dertigtal mensen, mannen, vrouwen en kinderen. Een week lang zaten we werkelijk in de problemen, boven ons werd er gevochten en we hadden ook geen water meer. De terroristen stonden in onze kloostertuin en we werden beschermd door 200 soldaten die gesteund werden door Hezbollah. Wat er precies gebeurd is, weten we eigenlijk niet. Plots is een groep van die rebellen gevlucht naar Libanon. En als er genoeg van die mannen weg waren hebben het leger en Hezbollah hun kans gegrepen om ze te verslaan.’

Hebt u gevreesd voor uw leven?

‘Wel, wij hebben wel geweten dat het gedaan kon zijn. Ik heb tijdens een eucharistie iedereen de absolutie gegeven. Ik vroeg daarna wie mij de absolutie kon geven. Maar je hebt op dat moment te veel aan je hoofd om bang te zijn, of moedig. We moesten zorgen dat iedereen veilig was, en we zaten daar in onze schuilplaats, dat is samen slapen, samen eten, samen bidden, samen werken, de maïsoogst was binnen. Er waren ook altijd mannen die buiten verbleven. Die hielden ons op de hoogte en zorgden voor van alles. Je moet je voorstellen, bij elke voltreffer was dat een heel gedoe van wenende kinderen en vrouwen. Je hebt eigenlijk geen tijd om na te denken, je moet organiseren, eten, drinken. Terwijl we daar zaten hebben we ook veel gezongen. De Byzantijnse liturgie van de Goede Week is heel rijk maar er is vaak te weinig tijd om die eens goed te repeteren en dat hebben we daar gedaan, tijdens de aanval van IS op ons klooster. Iedereen zingt dan mee en dat brengt dan wat afleiding.’

Levende kloostergemeenschap

En hoe is het klooster uit de oorlog gekomen?

‘De tuin en de boomgaard hebben het meest geleden onder de gevechten. We hebben nu pas in 2017, voor het eerst sinds de gevechten, een oogst die goed geweest is. Enkel de amandeloogst blijft minder, die hebben het meest geleden. Bij ons viel het dan nog mee, maar in de bergen daar zijn de ergste verwoestingen gebeurd. Mensen daar zijn alles kwijt. Maar we zijn voorbereid. In de kloostertuin hebben we al tienduizenden plantjes staan. Als die mensen in de bergen willen herbeginnen moeten ze niet van nul starten en kunnen ze bij ons terecht.’

In de omgeving van het klooster is de oorlog verdwenen, hoe is de situatie er nu?

Qara komt opnieuw tot leven. De heropbouw is volop bezig. Er zijn in Qara verschillende centra, allemaal gratis, met medische zorg en een apotheek. Een centrum waar les gegeven wordt, ik zag daar enkele oudere vrouwen die leren lezen en schrijven. Daarnaast is er ook een centrum waar gebreid en gehaakt wordt: sokken, handschoenen, sjaals, mooie dingen. Het is een manier om de weduwen een inkomen te bezorgen. Ik breng altijd zakken met die kleren mee naar Vlaanderen om hen te helpen. Ik geef die kledij allemaal gratis weg, ik heb dat geleerd van de Spekpater; weggeven brengt meer op dan verkopen.’

De abdij investeert in de heropbouw van Syrië, maar ook in noodhulp?

‘Inderdaad. Wij willen ons als gemeenschap inzetten voor Syrië. De overste, zuster Agnes-Mariam, heeft ons de ogen geopend. Vanuit het klooster is het besef gegroeid dat we ons kloosterleven moeten blijven leven, maar ook iets moeten doen aan de enorme miserie die er is in Syrië. We hebben dag en nacht gewerkt om die hulpverlening van de grond te krijgen. We hebben een centrum in Damascus, een in ons klooster en een in Tartous, de havenstad waar de containers toekomen. Pas op, we doen dat niet alleen, we krijgen steun van heel wat mensen en organisaties en ook landen. Vanuit Zweden hebben we de installatie gekregen voor een volledig hospitaal, een hospitainer. En zo hebben we er al een zestal, dat zijn volmaakte ziekenhuizen.’

‘In Aleppo hebben we een megakeuken die vijf dagen per week 35 000 maaltijden klaarmaakt. Dat kwam via de VN, de FAO en het World food Program. Onze overste vroeg hen eens op een vergadering waarom zij niet actief waren in Syrië, terwijl de nood er zo hoog is. Het antwoord was dat ze in Syrië de veiligheid van het personeel niet konden garanderen en dus bleven ze weg. En dus stelde zuster Agnes-Mariam voor dat wij voor hen het werk ter plekke zouden doen en zij voor de fondsen zorgen. Met het geld dat we krijgen voor die maaltijden kopen we bij de plaatselijke boeren. We laten geen voedsel per container aanvoeren. Ik heb die megakeuken bezocht. Daar zijn een 150-tal vooral jonge vrouwen, weduwen werkzaam.’

De wonde van de oorlog

Het wordt wel eens vergeten dat er veel slachtoffers zijn van de oorlog in Syrië.

‘Ja, vooral soldaten. Ik ben al vier keer bij de viering van de martelaren geweest, dat is de herdenkingsdag voor gesneuvelden. Dat is heel erg. Je ziet daar een massa jongen vrouwen, weduwen. Je ziet daar hun tranen, maar ook hun fierheid. Ze weten waarom die soldaten gestorven zijn. Als er dan iets gezegd wordt over het leger, is er een enorm applaus.’

Maar tegelijk moet er toch een enorme wonde zijn in de maatschappij, mensen die tegenover elkaar stonden, hoe moeten die na de oorlog verder?

‘Ja op die manier moet Syrië ook opnieuw opgebouwd worden. We moeten zorgen dat er geen afrekening komt, en geen blijvende vetes zoals bij ons na de Tweede Wereldoorlog. Er zijn tijdens het conflict ook soldaten overgelopen, die komen terug nu en dat maakt het allemaal niet makkelijker. Er worden nu al grote groepen gevangenen geregulariseerd in Syrië. Ze mogen opnieuw gewone burgers worden als ze geen misdaden begaan hebben en de wapens neerleggen.’

Die Arabische lente was geen succesverhaal voor Syrië.

‘De Arabische Lente werd een winter voor iedereen. De les die ik daaruit trek is dat we wat meer moedige christenen moeten worden in plaats van nuttige idioten die meelopen met de stroom en die niet beseffen dat daardoor zoveel mensen in ellende gestort worden.’


Wie het werk van Pater Daniël Maes en het klooster Mar Yacub in Syrië wil steunen kan terecht op de website van het klooster

Pieter Bauwens is sinds 2010 hoofdredacteur van Doorbraak. Journalistiek heeft hij oog voor communautaire politiek, Vlaamse beweging, vervolgde christenen en religie.

Commentaren en reacties