Neen, de taal(wet)strijd is niet voorbij
Plenaire sessie EU Parlement 13 februari 2019
foto © EU Parlement
Het territorialiteitsbeginsel aangevallen uit Europa, de taalwet in gerechtszaken vanuit de eigen regering. De taalstrijd is niet voorbij.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet is bon ton om te beweren dat de strijd voor taalwetgeving niet meer actueel is, omdat enerzijds al wat de Nederlandstaligen in dat opzicht nodig hebben intussen al vele jaren is gerealiseerd, en anderzijds het Nederlands sterk genoeg zou staan om geen taalwetgeving nodig te hebben.
Verworvenheden op de helling
Minstens het eerste lijkt alvast onjuist te zijn. Of liever: de verworvenheden van de taalwetgeving worden steeds meer op de helling gezet. In een aantal gevallen is dat door de kortzichtigheid van de Vlamingen. De verengelsing van het onderwijs is iets wat onze academici zelf organiseren, en door het Vlaams parlement, of toch sommige facties erin, wordt afgeremd.
De taalwet in gerechtszaken, monument van de Vlaamse ontvoogding, werd in 2018 op ontwerp van justitieminister Geens ‘gerelativeerd’, misbruik makend van de commotie rond een of andere ‘procedurefout’, en de federale volksvertegenwoordigers zijn braaf gevolgd (1). Als gevolg daarvan kunnen procespartijen in beginsel in gelijk welke taal handelingen stellen in een procedure, zolang er niet een andere procespartij is die kan aantonen benadeeld te zijn. De rechter zou niet mogen ingrijpen — gelukkig zijn er nog rechters met de juiste reflexen die daartegen ingaan, en hierover volgt later dit jaar een uitspraak van het Grondwettelijk Hof.
Minderhedenverdrag
Een heel stuk gevaarlijker — omdat ze niet door middel van een meerderheid in het eigen parlement kunnen worden teruggedraaid — zijn de aanvallen vanuit de Europese instellingen. Al vele jaren bestookt men ons vanuit de Raad van Europa om het Minderhedenverdrag te ratificeren.
Dat is een draak van een tekst, zowel omdat er geen coherente visie achter zit — of toch geen visie die rekening wil houden met de integriteit die kleinere cultuur- en taalgemeenschappen nodig hebben — als omdat het bijzonder onduidelijk is welke verplichtingen men precies aangaat door ratificatie (2).
Dat laatste zet de deur open voor het mechanisme van ‘levende interpretatie’ door nationale of supranationale rechters, waarmee allerlei nieuwe verplichtingen worden opgelegd die helemaal niet werden beoogd bij ratificatie. Anders dan bij talloze andere verdragen of ‘instrumenten’ (zie mijn vorige column Vlindernet voor democratie), hebben de Vlamingen hier gelukkig wel steeds het gevaar gezien.
Aanval op territorialiteitsbeginsel
Vanuit het Europees Parlement is zopas een nieuwe aanval ingezet op het territorialiteitsbeginsel. In het kader van de samenwerking op het gebied van justitie heeft de EU in 2007 een verordening uitgevaardigd (voortbouwend op een oudere Verordening) betreffende de grensoverschrijdenden kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke akten. Deze Verordening bepaalt ook in welke taal een akte, zoals bijvoorbeeld een dagvaarding, moet worden ter kennis gebracht.
In de huidige versie van deze regelgeving kan de bestemmeling de akte enkel weigeren indien deze niet gesteld is in een taal die hij begrijpt noch in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats van kennisgeving. Destijds hebben wij er goed op gelet dat het territorialiteitsbeginsel hierbij een doorslaggevend belang behoudt: het is in onze Gewesten niet voldoende dat in een andere officiële taal van België wordt kennisgegeven, als dat niet de officiële taal van dat Gewest is. Wie zich ergens vestigt, moet er ook voor zorgen dat hij in de taal van die plaats kan worden aangesproken. Of zoals een oude Duitse rechtsspreuk stelt: Wo sich der Esel wälzt, da muss er Haare lassen.
Maar neen, op 13 februari heeft een grote meerderheid van het Europees Parlement — tegen het voorstel van de Europese Commissie in — beslist dat in de nieuwe versie van deze Verordening (amendement 5) moet staan dat men een akte in de officiële taal van de plaats kan weigeren wanneer men die individueel niet begrijpt (vanuit België stemde enkel de N-VA tegen).
Het been stijf houden in de Raad?
Dit komt er opnieuw op neer dat men privilegies toekent aan wie zich niet integreert door de taal te kennen van de plaats waar men woont. En opnieuw is de eerbied van de Europese Unie voor ‘constitutionele identiteit’ van ons land niet te bespeuren. De ‘Raad’ zou dit nog kunnen tegenhouden, maar dit veronderstelt dat de federale regering daar het been stijf houdt en voldoende bondgenoten vindt, terwijl diezelfde regeringspartijen in het Europees Parlement voor deze aanval op het territorialiteitsbeginsel hebben gestemd … O Nederlands, let op uw saeck!
Voetnoten
(1) Wijziging van artikel 40 Taalwet gerechtszaken door artikel 5 van de Wet tot vermindering en herverdeling van de werklast binnen de rechterlijke orde van 25 mei 2018, Belgisch Staatsblad 30 mei 2018
(2) Zie bv. mijn redevoering Wat is er mis aan het minderhedenverdrag (pdf, 110kb), Toespraak bij de uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw 2005 aan Leo Peeters en de burgemeesters van Halle-Vilvoorde (20 maart 2005), ook in Het Verbond, april 2005, 2-9.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Personen |
---|
Matthias Storme liep school aan het Sint-Barbaracollege in Gent (Grieks-Latijnse) en studeerde rechten en wijsbegeerte in Antwerpen, Leuven, Yale, Hamburg en Bologna. Als student was hij actief in o.a. het KVHV, nadien in onder meer het VVA en ANV en voorzitter van het Overlegcenrum van Vlaamse verenigingen (1996-2000). Professioneel is hij hoofdzakelijk hoogleraar rechten aan de KU Leuven en daarnaast advocaat in Gent. Hij publiceert in Doorbraak sedert begin 1999.
Prof. Matthias Storme fileert de werkzaamheden en de almacht van de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA).