JavaScript is required for this website to work.
Zonder categorie

Uit de gratie van Merkel

Bondskanselier beseft ineens dat beroemde expressionistische schilder sympathiseerde met het nationaalsocialisme

Dirk Rochtus12/4/2019Leestijd 4 minuten
Jaarlijkse tentoonstelling door Noldestichting in Seebüll

Jaarlijkse tentoonstelling door Noldestichting in Seebüll

foto © Reporters / DPA

Nolde-gate roept vragen op over band tussen kunst en ideologie. Mag (kunst)geschiedenis ten dienste worden gesteld van hedendaagse moraal?

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Eén schilderij terugvragen en er twee definitief terugkrijgen: dat overkwam de Stiftung Preußischer Kulturbesitz (SPK) vorige week nadat ze bondskanselier Angela Merkel verzocht had om teruggave van het in bruikleen gegeven werk Brecher  van de beroemde Duitse expressionist Emil Nolde (1867-1954) en dit met het oog op een tentoonstelling over diens werk. De stichting die het erfgoed van het vroegere Pruisen beheert, kreeg ineens ook Blumengarten  mee, een ander Nolde-werk dat eveneens in het bureau van Merkel hing.

‘Ontaard’

Met als excuus dat ze voor een tentoonstelling dienden — in feite sloeg het verzoek maar op één doek —  schoof Merkel de figuurlijke hete aardappel van zich af die Emil Nolde sinds kort blijkt te zijn. Zo hoefde ze zich verder niet uit te spreken over de politiek-geladen sfeer die over de kunstenaar en zijn werk is komen zweven.

Het was weliswaar algemeen geweten dat de Noord-Duitse expressionist met het nationaalsocialistische regime sympathiseerde en zelfs een lidkaart van de NSDAP, de nazipartij, had. Die liefde hadden de nationaalsocialisten echter niet beantwoord. Integendeel, ze hadden zijn kunst als ‘entartet’ (‘ontaard’) gebrandmerkt en hem schijnbaar zelfs met een ‘Malverbot’ (‘schilderverbod’) bestraft. De auteur Siegfried Lenz liet hierdoor geïnspireerd in zijn roman Deutschstunde uit 1968 een politieagent opdraven die in opdracht van het naziregime moest toezien op het schilderverbod voor een expressionistische schilder, genaamd Max Ludwig Nansen.

‘Germaanse kunst’

Emil Nolde gold dus ‘als entartet geadelt’, zoals dat in het Duits heet: als ‘ontaarde’ behoorde hij in de ogen van het naoorlogse democratische Duitsland tot de geestelijke ‘adel’ van de slachtoffers van het naziregime. Een vorige bondskanselier, de sociaaldemocraat Helmut Schmidt, was een bewonderaar van de kleurrijke landschapstaferelen van Nolde en had ook enkele werken in zijn werkkamer hangen.

Recent onderzoek bracht echter aan het licht dat Nolde een meer overtuigde nationaalsocialist en antisemiet was geweest dan de openbaarheid ooit had durven vermoeden. De kunsthistoricus Felix Krämer had er al op gewezen dat Nolde zich vanaf 1933, na de ‘Machtergreifung’ van Adolf Hitler, afwendde van het religieuze thema en zich meer toelegde op landschappen als symbolisering van de ‘Heimat’. Voor Nolde was ‘der Expressionismus’ echte ‘germanische Kunst’ en ook nazipropagandaminister Joseph Goebbels zag dat zo.

Binnen het regime zette zich echter de antimoderne kunstopvatting van Hitler door en zo belandde het werk van Nolde naast dat van vele andere in 1937 in de tentoonstelling ‘Entartete Kunst’ (‘Ontaarde Kunst’) die het Duitse publiek de ‘decadentie’ van de moderne schilderkunst voor ogen diende te voeren. Ook van het ‘Malverbot’ bleek niets te kloppen. Nolde kon tijdens de oorlog ongestoord verder schilderen in zijn atelier in Seebüll (waar zich nu de Emil-Nolde-Stiftung bevindt). Van het ‘Berufsverbot’, het verbod om zijn werken te verkopen, had hij na de oorlog een ‘Malverbot’ gemaakt, wat hem naast het statuut van martelaar als ‘ontaard kunstenaar’ ook dat van ‘slachtoffer van het naziregime’ opleverde.

De tentoonstelling ‘Emil Nolde — Eine deutsche Legende. Der Künstler im Nationalsozialismus’ (van 12.4 tot 15.9. in Berlijn) presenteert behalve werken die kort voor en tijdens de oorlog ontstonden, ook documenten waaruit de nationaalsocialistische wereldbeschouwing van de kunstenaar ten volle blijkt.

Verdringing

De ‘zaak Nolde’ werpt natuurlijk de vraag op naar de relatie tussen kunst en ideologie en of de toeschouwer, toehoorder of lezer nog mag genieten van een werk dat geschapen is door een kunstenaar met ongewenste of verwerpelijke ideeën. Voor Krämer mogen de schilderijen van Nolde nog altijd hun plaats behouden in de musea; alleen in het Bundeskanzleramt, de bondskanselarij als ‘representatief oord’ van het staatswezen, zouden ze niet thuishoren.

De kunsthistorica Aya Soika, curator van de Nolde-expositie, ziet dat toch wel even anders: werken van omstreden kunstenaars kunnen in de bondskanselarij ‘das Zwiespältige’ (het ambivalente) van de Duitse geschiedenis aantonen, op voorwaarde dat ze op de gepaste manier ingebed worden. Christian Ring, de directeur van de Nolde-stichting in Seebüll, is de man die het omvangrijke, 30 000 documenten omvattende archief van de kunstenaar heeft laten ontsluiten voor het wetenschappelijke onderzoek om zo een meer ‘gedifferentieerd beeld’ van hem te verkrijgen. Over Nolde zegt hij dat deze ‘niet alleen Duitse kunstgeschiedenis, maar Duitse geschiedenis par excellence [is], inclusief de verdringing in de tijd na de Tweede Wereldoorlog’.

Antisemitisch

Intussen blijven de muren in het ‘Arbeitszimmer’ van Merkel kaal. De bondskanselier wilde de doeken van Nolde aanvankelijk laten vervangen door die van Karl Schmidt-Rottluff (1884-1976), een andere grote expressionistische schilder. Daar heeft ze van afgezien nu er antisemitische uitspraken van deze kunstenaar aan het licht zijn gekomen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zou Schmidt-Rottluff in een brief in verband met de oorlogstegenstander Engeland geschreven hebben dat het gaat om een ‘Volk, das vollkommen durch die Juden verseucht ist’ (‘een volk dat volledig door de joden verdorven is’).

Wat de Nolde-zaak ons leert, is — zoals in het geval van de reeds lang overleden dichter Ernst Moritz Arndt die omwille van anti-joodse uitspraken niet langer als naampatroon van de universiteit Greifswald door de beugel kon — dat historisch onderzoek en nu ook kunstgeschiedenis meer en meer ten dienste van de hedendaagse moraal worden gesteld. De historicus Götz Aly (°1947) noemde zulke gang van zaken ‘Geschichtsexorzismus’, het willen uitdrijven van de boze demonen van het verleden. Het alsmaar groeiende verzet tegen steeds verder in de nevelen der tijd verdwijnende gebeurtenissen kan echter een excuus zijn om blind te blijven voor wat er zich aan gelijkaardigs voordoet in het heden.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties