JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Vaast Leysen: kingmaker en bruggenbouwer

Karl Drabbe27/3/2016Leestijd 6 minuten

Vorige week overleed Vaast Leysen, een van de vaders van het federalisme in België.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Vorige week donderdag overleed Vaast Leysen op 95-jarige leeftijd. Leysen is bekend als gewezen VEV-voorzitter. Met hem kreeg het Vlaamse patronaat een belangrijke impact op het verloop van de staatshervorming van België. ‘Zijn aandeel in de Vlaamse staatswording was buitengewoon,’ schreef Wilfried Martens in zijn memoires.

De Vlaamse overtuiging kreeg hij van jongsafaan. Z’n ouders waren er niet mee bezig. Maar hij liep school in het Sint-Lievenscollege in Antwerpen, een recent (1929) opgerichte school met een eigen, Vlaamsgezind onderwijs- en vormingsproject, geïnspireerd door Lieven Gevaert, stichter van het Vlaams Ekonomisch Verbond (VEV). Leysen werd er een aanhanger van het Vlaamse Kamerlid Frans van Cauwelaert, met wiens zonen hij trouwens bevriend werd. Leysen was als adolescent en KSA-gouwleider erg gewonnen voor de Vlaamse Concentratiegedachte, de samenwerking van de Katholieke Partij en het Vlaamsch-Nationaal Verbond.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog studeerde hij in Leuven rechten, filosofie en notariaat. Hij bleef actie in de KSA in Antwerpen en in Leuven engageerde hij zich in Universitas van professor Dondeyne en het Hoogstudentenverbond voor Katholieke Actie (HVKA). Daarmee plaatste hij zich in de gematigde Vlaamsgezinde studententraditie binnen de Kerk. Na zijn studies werd hij eerst assistent in de rechten en vervolgens lector in de factulteit Economie van de KU Leuven. Al in 1958 werd hij er buitengewoon hoogleraar.

Op 1 augustus 1943 trad hij in dienst van de Lierse onderneming Bank J. en M. Van Breda en Co, een kleine stedelijke bank met een uitdrukkelijk Vlaams profiel en – tot vandaag – toegespitst op zelfstandigen, kmo’s en vrije beroepen. Leysen zou het bedrijf doen uitgroeien tot de mondiale marktleider inzak verzekeringen voor intergouvernementele instellingen zoals EGKS, Navo, VN, Unicef, UNDP …

Vlaams Economisch Verbond

De Koningskwestie en de doden in Grâce-Berleur overtuigden de flamingante katholiek die Leysen was, ervan dat de unitaire Belgische staat als dusdanig hervormd diende te worden. Leysen verklaarde zich tot het federale kamp, op een moment dat dat nog als staatsgevaarlijk werd geacht. Zijn federalisme was echter vooreerst economisch ingekleurd: Vlaanderen moest economische zeggingskracht verwerven en eigen investeringsmiddelen, opdat het voor zijn eigen welvaartsgroei kon instaan, zonder daarin afhankelijk te zijn van Wallonië of Brussel.

Sinds februari 1970 was hij voorzitter van het VEV, waar hij al enkele jaren in actief was. Leysen woonde immers al langer de VEV-congressen bij maar hij was in 1967 ook al lid geworden van de raad van bestuur van de nv De Tijd die de krant De Financieel-Ekonomische Tijd uitgaf (vandaag De Tijd).

In directeur René De Feyter vond Leysen een spitsbroeder, met wie hij de werking van het VEV ernstig moderniseerde en professionaliseerde. Na de staatshervorming van 1979 was het VEV trouwens de werkgeversorganisatie geworden voor de in Vlaanderen gevestigde ondernemingen.f

Met de pet van VEV-voorzitter op, zou hij halfweg de jaren 70 de Volksunie dedouaneren bij de andere partijen. Tot dan toe nog als radicaal versleten, bracht hij als bruggenbouwer de VU en haar voorzitter Hugo Schiltz binnen in de salons van de Vlaamse werkgevers, en de kantoren van de andere Vlaamse partijvoorzitters. Zo bracht hij PVV-kopstuk Frans Grootjans samen met Hugo Schiltz. Maar zou hij niet betrokken geweest zijn bij de plannen van die beiden en CVP’er Jan Hendrickx om een Vlaamse Centrumpartij op te richten. 

Netwerker pur sang

Na zijn legerdienst, schrijft Hugo Schiltz zich in 1953 in aan de Antwerpse balie als advocaat. Schiltz beslist dan om in Leuven ook nog economie te studeren. Het is Vaast Leysen die hem daartoe motiveerde. Die had Schiltz de leiding beloofd van de fiduciaire afdeing van zijn bank-en verzekeringsmaatschappij Van Breda. In 1958 is het zo ver, Leysen komt bij Schiltz aankloppen, maar die laatste weigert. Die heeft ondertussen een carrière opgebouwd in Antwerpen als advocaat van veroordeelde collaborateurs uit Wereldoorlog II en beslist een eigen praktijk uit te bouwen. Een ideale uitvalsbasis om een politieke loopbaan uit te tekenen, zo blijkt ook. Het is wachten op de definitieve politieke biografie van Schiltz om hier meer over te weten te komen.

Na de verkiezingen van 17 april 1977 – die uiteindelijk tot het Egmontpact zouden leiden – snelt Leo Tindemans – die zijn tweede regering zou leiden, wat uiteraard op de dag van de stembusslag nog niet geweten was – naar Brasschaat. In de villa van VEV-voorzitter zaten op hem te wachten: PVV-ministers Herman Van der Poorten en Willy De Clercq, CVP-voorzitter Wilfried Martens en CVP-minister Jos Chabert. Tindemans hierover in zijn memoires: ‘Ik kwam tot het besef dat Leysen de rol van “formateur” probeerde te spelen, of van kingmaker.”

Nog volgens Tindemans, voerde Leysen in die periode ook gesprekken met Franstalige toppolitici, waaronder Charles-Ferdinand Nothomb (PSC). Die laatste eiste, in het verlengde van een volgende staatshervorming, een ‘corridor’ tussen Brussel en Wallonië. Vaast Leysen zou daarin hebben toegestemd.

Als na die verkiezingen vooral André Cools erop aandringt een roomsrode coalitie te maken, aangedikt met zogenaamde taalpartijen – de RW en het FDF langs Franstalige kant en de VU langs Vlaamse kant – is Tindemans erg sceptisch. ‘Een tussenkomst van VEV-voorzitter Vaast Leysen om de formateur te overtuigen van de goede bedoelingen van de VU mocht niet baten’, schrijft Martens in zijn memoires. De besprekingen met de VU dreigden in het slop te raken. De VU mocht dan wel bij monde van Schiltz bereid zijn aan de onderhandelingen deel te nemen, ‘het water tussen de formateur en de VU was te diep gebleken’. Contacten tussen Wilfried Martens en Lode Claes zouden uiteindelijk de koudwatervrees bij de Volksunie hebben weggewerkt; de VU zou dan toch bereid zijn over de grenzen van Brussel te willen praten … Iets later, op maandag 9 mei 1977 gingen de onderhandelingen van start op ‘het hermetisch afgesloten Egmontpaleis in Brussel’.

Nadat Mark Eyskens op 21 september 1981 het ontslag aankondigde van zijn regering, kwam het netwerk van Wilfried Martens in actie om zijn volgende regering voor te bereiden. Tot dat netwerk behoorde ook Vaast Leysen. Martens steekt zijn bewondering voor Leysen niet onder stoelen of banken. ‘Tegen de stroom van het economisch establishment in beleed hij een federalisme waarin ik heel wat raakpunten aantrof met mijn unionistisch-federale opvattingen. Zijn aandeel in de Vlaamse staatsvorming is buitengewoon. (…) Leysen (was) voor de werkgevers een bruggenbouwer die de Vlaamse ondernemerswereld met de politieke bewindvoerders in vertrouwelijk contact bracht.’

Leysen suggereerde Martens in om 1981 een roomsblauwe regering te vormen die een sociaaleconomisch hetstelbeleid zou laten primeren op de staatshervorming. Hij bracht Martens en André Grootjans samen. Dat was geleden van 1975, toen Martens met Schiltz en Grootjans het herverkavelingslan van de Brusselse randgemeenten hadden uitgewerkt, de zogenaamde ‘Vaast Leysen-besprekingen’ waar delen van Vlaanderen bij Brussel zouden worden aangesloten, een plan – Principes voor een communautair akkoord – dat finaal werd afgeschoten door de daarbij niet betrokken VU-voorzitter Frans Van der Elst. Datzelfde plan kwam opnieuw op de onderhandelingstafel van het Egmontpact, maar dat sneuvelde evenzeer. Het idee van ‘homogene, ondoorlatende taalgebieden af te bakenen’ en dat ‘slechts een duidelijke territoriale afbankening de weg naar een federale inrichting van de staat (kon) openen’ is ontstaan op de tekentafels van Vaast Leysen en zijn VEV-studiedienst. Ze werden deels met het Sint-Michielsakkoord ook in de Belgische grondwet verankerd.

Volgens Hugo De Ridder is Vaast Leysen een belangrijke kingmaker van de roomsblauwe herstelregering van 1981. ‘Die regering moet zich prioritair met het economisch hestelbeleid bezighouden, Wilfried, laat de staatshervorming rusten en voer het stukje federalisme uit dat we al hebben’, zou Leysen tegen Martens hebben gezegd. In het kantoor van Leysen in Antwerpen geven Martens en Grootjans elkaar het jawoord op 9 oktober 1981. De regering gaat de geschiedenis in als de ‘rechtse’ regering-Martens-Gol, gesmeed in Hertoginnedal en omdat ze de kop kostte aan BRT-journalist Daniël Buyle die in een interview de nieuwe premier hard aanpakt. 

Engagement

Leysen spande zich ook in voor het katholiek onderwijs. Hij verzamelde fondsen voor het ‘Katholiek Vlaams Onderwijs’ dat in de noordrand van Antwerpen onder andere de Vlaamstezinde Sint-Lutgardisscholen (openluchtscholen) organiseerde. Hij bleef ook van nabij het Sint-Lievenscollege volgen, dat altijd op hem een beroep mocht doen.

Voor de redding van De Standaard in 1976 stak hij ook zijn nek uit. Samen met zijn VEV-directeur René De Feyter ging hij op zoek naar 250 miljoen BEF bij zijn vrienden uit het Vlaamse grootkapitaal. Als dank werd hij later ondervoorzitter van de bestuursraad van de VUM, de uitgever van De Standaard en Het Nieuwsblad.

Daarnaast was hij voorzitter van de kerkfabriek van de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, beheerder van de Antwerpse universiteit, beheerder van Siemens, leidde hij de Vlaamse vleugel van het net gedefederaliseerde Rode Kruis, was hij van 1977 tot 1992 voorzitter van WWF-België, lid van het bestuur van de Stichting Ons Erfdeel en betrokken bij de oprichting van de Vlaamse zakenclub De Warande in Brussel en poogde hij met enkele Vlaamse ondernemers de Generale Maatschappij Vlaams te verankeren, wat op een sisser eindigde.

Martens noemt Leysen een ‘vriend’ in zijn memoires. We lezen dat ook zo bij Hugo De Ridder in zijn kroniek Omtrent Wilfried Martens. Leysen was in 1988 van oordeel dat Wilfried Martens geen achtste regering – met de socialisten en de VU – mocht vormen. Maar de plicht riep en Martens kon geen neen zeggen tegen Boudewijn. 

Ook Schiltz mocht hij zijn vriend noemen. Leysen was immers ook een cofinancier van de aanzet tot de biografie van Hugo Schiltz, Paul Huybrechts’ schets van de jonge Schiltz.

Als kingmaker van regeringen en bruggenbouwer tussen figuren uit de politieke en zakenwereld in Vlaanderen en België, heeft Leysen ongetwijfeld een belangrijke rol gespeeld. Vanuit de achterkamers, eigen aan de Belgische politiek, en de coulissen, vanuit zijn villa in Brasschaat heeft Leysen een federale stempel gedrukt op België en zijn geschiedenis.

 

Foto: (c) Roularta

 

Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.

Commentaren en reacties