JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Verhaaltjes voor het slapengaan

Enkele sprekende voorbeelden van de kloof tussen noord en zuid

Jan Van Peteghem4/8/2019Leestijd 6 minuten
De Franstalige en Nederlandstalige groenen: twee verschillende partijen

De Franstalige en Nederlandstalige groenen: twee verschillende partijen

foto © Reporters

De groenen voelen het ook: samenwerken over de taalgrens heen is geen makkie. Hier gebundeld: enkele verhalen over die kloof op de werkvloer.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De wereld van verschil tussen noord en zuid in dit land uit zich tot in de meest pragmatische details. Dat zullen we illustreren aan de hand van enkele stichtende geschiedenissen.

Eerst een woord van waarschuwing. Laat het recente gebeuren in het huidige feuilleton van aarzelende regeringsvormingen een les wezen voor de laatste Belgische unitaire partij PVDA/PTB. Boodschap aan de partijtop van iemand die het goed meent: blijf jullie groupuscule autoritair domineren, in de geijkte traditie van het socio-communisme. Te veel meningsvrijheid zal al snel de kloof blootleggen tussen beide landsdelen, en dat zou weleens tot een verwijdering tussen beide partijfracties kunnen leiden. En dat willen we toch niet? Wat dan krijg je praktijken als vorig weekend, toen Ecolo haar partner Groen uit de Vlaamse en nationale regeringsonderhandelingen heeft doen bonjouren.

La Belgique sera latine

Voor de neutrale toeschouwer blijft het een eeuwige bron van verbijstering: hoe is het mogelijk dat een land dat opgebouwd is uit twee zodanig verschillende samenlevingen al zo lang bestaat? De verklaring is eenvoudig: België werd gedurende het grootste deel van zijn levensduur strak aangestuurd vanuit een centralistische Frans-Jacobijnse kijk op de staatshuishouding. Inwoners uit het noorden en Brussel (toen nog een Nederlandstalige stad) hadden geen andere keuze dan zich hiernaar te plooien. De problemen zijn pas begonnen toen de Vlamingen gelijkwaardigheid begonnen op te eisen en die geleidelijk aan ook verkregen. De op dat moment vastgelegde regels inzake grendels en blokkeringsminderheden zorgen ervoor dat zij op hun beurt die dominante rol nooit zullen overnemen. Zonder enige zweem van twijfel zal dit tot het barsten van dit land leiden. (De vraag is niet of het ooit zal gebeuren, maar wanneer.)

Charles Latour Rogier, een van de grondleggers van de Belgische natie, had immers overschot van gelijk toen hij stelde ‘La Belgique sera Latine ou elle ne sera pas[1]. Ook maarschalk Tito had dit maar al te goed door toen hij Joegoslavië op een dictatoriale manier aanstuurde die geen ruimte liet voor tegenspraak; eenmaal na zijn dood begonnen de verschillende gemeenschappen op dat territorium hun eigen koers te varen, en ja… we weten wat er daarna gebeurde. Prof. Huntington had het, in zijn bekende boek over botsende samenlevingen [2], bij het rechte eind toen hij stelde dat de succesvolste naties cultureel en etnisch homogeen zijn (hij geeft als voorbeeld de Scandinavische landen). Maar we wijken af, want we gingen verhaaltjes vertellen. Hier gaan we, en ik put hierbij louter uit mijn eigen ervaringen.

De veiligheid op het werk

De kwaliteit van de arbeidsomgeving behoort duidelijk tot de federale bevoegdheden: het is de Belgische minister bevoegd voor werk die de arbeidsveiligheid onder zijn/haar vleugels koestert. Nu bekleden inzake het welzijn op het werk de interne preventieadviseurs in de ondernemingen een sleutelfunctie. Het is dus logisch dat dezen zich gingen verenigen in een beroepsorganisatie op unitaire basis.

Het functioneren van deze belangenvereniging, toentertijd bekend onder de nogal idiote afkorting VDVHB [3], werd als snel ter hand genomen door de Nederlandstaligen. Maar formeel bleef het gaan om een ‘nationale’ organisatie, waarin de Franstaligen een hiërarchisch evenwaardige positie bekleedden. In de praktijk vormden zich evenwel twee vleugels. Alle initiatieven die geld in het bakje moesten brengen kwamen echter voor rekening van de Vlamingen: ledenwerving, organisatie van studiedagen, leveren van artikels voor een ledenblad waardoor reclameopbrengsten werden gegenereerd… Dat nam niet weg dat op het einde van elk werkjaar de Franstalige collega’s met hun handje open stonden en de helft van de opbrengsten opeisten. Na heel wat jaren — Vlamingen zijn geduldige mensen — leidde dit tot fikse ruzies. Tegen het einde van vorige eeuw gingen beide fracties uiteen en verzelfstandigde de vereniging zich tot twee autonome beroepsorganisaties.

Hoe het verder gelopen is? Sinds die kladderadatsch is er nauwelijks nog sprake van contact tussen de Nederlandstalige beroepsorganisatie (die thans de naam Prebes voert, 6500 leden telt en een erg actieve, financieel draagkrachtige organisatie is) en zijn Franstalige evenknie Arcop. Die laatste leidt een sluimerend bestaan en geraakt met moeite boven de duizend leden.

Het Rode Kruis

Dit verhaaltje vertoont opvallende parallellen met wat er gebeurde met het Rode Kruis, en toevallig ook in diezelfde periode. Ook hier gaat het om een nationale organisatie — het Zwitserse hoofdkwartier erkent louter afdelingen op landelijke basis. Maar in 1972 splitste dit Belgische Rode Kruis, dat op dat ogenblik een bijna volledige Franstalige top had, zich in twee taalhomogene secties.

Daarbij bleek het Rode Kruis Vlaanderen van meet af aan oneindig veel meer performant dan de broeders van over de taalgrens, onder meer wegens een krachtiger beleidsvoering en een grotere inzet van personeelsleden en vrijwilligers. De Vlamingen organiseerden stickeracties, lanceerden een rendabele dienstverlening inzake bloed en zorgden voor medische eerstelijnszorg bij talrijke evenementen. Dat alles bracht nogal wat geld in het laatje en maakte het Vlaamse Rode Kruis tot een welvarende organisatie. De Franstaligen vonden het minder nodig om dergelijke activiteiten te ontplooien, want daar word je nu eenmaal moe van.

Royale tussenkomst

Dat leidde ertoe dat de Franstalige vleugel al snel tegen een reusachtig deficit van meerdere honderden miljoenen Belgische frank aankeek, een tekort dat bleef oplopen tot het in 2004 maar liefst 12,2 miljoen euro bereikte. Hoewel de boekhouding tussen beide vleugels gescheiden verliep, bleef het Rode Kruis België een enkele juridische entiteit. Zodus bleef het Rode Kruis Vlaanderen mee verantwoordelijk voor de financiële put die het zuiden groef… Toen de Vlaamse tak daar problemen rond maakte, schakelde de Franstalige vleugel prompt de hoogste regionen van het land in (via prinses Astrid die toen voorzitter was van het Belgische Rode Kruis [4]). Van het Paleis kwam er toen zelfs een formele afwijzing van dit ‘openlijk of omfloerst separatisme[5]. Zoals op deze webstek reeds verteld  (‘Rien n’a changé‘)  is het noorden van het land er immers alleen maar om alles financieel recht te houden, een eigen mening is van geen tel.

Intussen werd de onafhankelijkheid van beide takken in afspraken gegoten en heeft het Franstalige Rode Kruis (dat zich nog altijd consistent Croix Rouge de Belgique blijft noemen) dan toch een tandje bijgestoken waardoor de scheve verhouding enigszins gemilderd is.

De Nationale Bank van België

Ondergetekende heeft ook nog een tijd op de loonlijst gestaan van de Nationale Bank (ik durf nooit zeggen dat ik er gewerkt heb, want in de Nationale Bank werd toen niet gewerkt — het zou me overigens verwonderen mocht dit intussen veranderd zijn). Na veel vijven en zessen werd in die organisatie, lang een Belgicistisch bastion, een akkoord bereikt over een broodnodig taalevenwicht [6]: het aantal Nederlandstaligen moest worden opgetrokken. Wat ook gebeurde: er kwamen massaal Vlamingen in dienst, maar in de praktijk gebeurde dat vooral voor de laagste regionen van de hiërarchie.

De enigen in die organisatie die met hun handen werkten, namelijk de ongeschoolde arbeiders die met allerlei meubels moesten sleuren, ingezet werden als toezichters-deurwachters en de laagste technische functies vervulden waren bijna uitsluitend Nederlandstaligen. Ik herinner me dat ik een opleiding ‘rugsparend tillen van lasten’ organiseerde voor een ploeg boutefeux [7] (zo werden die personen, die helemaal aan de onderkant van de indrukwekkende hiërarchie stonden, toen genoemd): het ging zonder enige uitzondering om Vlamingen, alleen hun chef was Franstalig. Het bleek niet nodig om op dit vlak ook een opleiding in de andere landstaal in te richten.

Vernederlandsing als win-win

Als ze moesten presteren, gaven de Franstaligen inderdaad niet thuis. In mijn jonge jaren stonden bepaalde sectoren bekend om het feit dat het geld gemakkelijk verdienen was zonder dat de verantwoordelijken zich al te druk moesten maken: we spreken dan over de verzekeringen, de banken, de energieproductie… – en in mijn eigen vakgebied de arbeidsgeneeskunde en de externe diensten voor technische controle. Stuk voor stuk werden deze sectoren volledig gedomineerd door Franstaligen (ik spreek over de zeventiger/tachtiger jaren van vorige eeuw [8]). Maar ineens moesten ook in deze beschermde habitats de prestaties opgeschroefd worden, want de concurrentie begon zich op het internationale vlak af te spelen.

Het heeft me altijd verbluft in welk tempo de vernederlandsing daarna toesloeg. De Generale Bank en zijn evenknie de Bank Brussel-Lambert, AIB en Vinçotte, de verzekering La Royale Belge… transformeerden van door-en-door Franstalige organisaties met veelvuldigheid aan hiërarchische niveaus en een laag werktempo tot bedrijven die plots de Angelsaksische/noordelijke manier van managen overnamen. De professionele belasting ging steil omhoog, en daarvoor moesten er blijkbaar Vlamingen aangezocht worden om het roer over te nemen.

En nu: oogjes dicht en snaveltjes toe


[1] Sommige bronnen beweren dat deze uitspraak apocrief is.

[2] S. Huntington (1996): Clash of Civilizations and the Remaking of World Order, ook verkrijgbaar in Nederlandse vertaling.

[3] Vereniging voor de Diensthoofden Veiligheid en Hygiëne van België; in het Frans gold de al even weinig elegante naamgeving ACSHB (Association des Chefs de service de Sécurité et d’Hygiëne de Belgique).

[4] Sindsdien bekleden 1 januari 2008 de Vlaamse en de Franstalige voorzitters samen deze functie.

[5] Zoals wordt verhaald op de website van de Nederlandstalige Wikipedia onder het lemma ‘Rode Kruis België‘.

[6] Het initiatief hiervoor kwam van de toenmalige gouverneur en latere minister Robert Vandeputte. Hij was de eerste Nederlandstalige in die functie (we spreken over 1972…).

[7] Een boutefeu was in den beginne de benaming van het laagste niveau van voetvolk bij de artillerie: zij deden het zwaarste en gevaarlijkste werk, zoals het voorzien van het traditionele oorlogsgeschut (meer bepaald voorladers) van buskruit.

[8] Lofwaardige uitzondering: de toenmalige Kredietbank, thans KBC, en momenteel de enige resterende nationale financiële dienstverlener van enige betekenis.

Jan Van Peteghem is ingenieur en emeritus-gasthoogleraar verbonden aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen van de KU Leuven. Zijn beroepservaring en wetenschappelijk werk draaien grotendeels om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, meer in het bijzonder de veiligheid en de gezondheid op het werk.

Commentaren en reacties