Vieze dingen: populisme en elitisme
Elite, moraal en politiek vormen samen geen lekkere cocktail
foto © pixabay.
Er is niets mis met elitair streven, maar in de politiek is het beste een dialoog te organiseren tussen populisten, elitisten en centristen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEr wordt al jaren gesproken en geschreven over populisme, maar veel minder over de noodzakelijke tegenhanger ervan: het elitisme. Het zijn blijkbaar allebei vieze dingen. Slechts een moedige enkeling durft het ene dan wel het andere onbeschroomd te bepleiten.
Ik heb weinig moeite met ‘welbegrepen’ populisme of elitisme. In het leger was ik lid van een regiment – hét regiment – dat zich trots tot de elite van het leger had uitgeroepen. Mijn zoon speelde in het jeugdvoetbal in de zogenaamde nationale ‘elite’-reeks. Doe je iets fout als je beter een pas opvangt of doorgeeft dan je vriendjes, of godbetert vaker scoort, of als je een speedmars en een hindernissenparcours in een heroïsche tijd aflegt terwijl je, in tegenstelling tot in die Amerikaanse films, je geweer en ‘stormgordel’ meesleurt?
De massa is manipuleerbaar
Tom Naegels verwondert er zich op zijn facebookpagina over dat gewezen Vlaams Blok-kopstuk Roeland Raes in 1973 zonder schroom opriep tot het vormen van een ‘elite’. ‘Men zou er maar eens mee moeten ophouden,’ had Raes geschreven, ‘om iedereen te willen overtuigen dat de massa gezag, wijsheid en collectieve wil bezit… Het tegendeel is waar: de massabeweging is verward, onzeker, manipuleerbaar.’ Mij verwondert het helemaal niet dat Raes dat schreef, want ’t was de zuivere waarheid, toen en nu. Akkoord, Tom van Grieken zou zoiets nu niet meer zeggen, maar de elite waar Raes over schreef was een andere dan die waar hedendaagse populisten tegen te keer gaan.
Wél fout is de conclusie die Raes, en met hem het Vlaams Blok van de begindagen, aan de stelling verbond: dat democratie, in die tijd door sommigen ook ‘domocratie’ genoemd, een slecht systeem was. Ik heb lang geleden Jurgen Ceder op een meeting nog rustig horen uitleggen dat je staatszaken niet aan de democratie moest overlaten, net zomin als je een medische diagnose overliet aan de schoonmaakploeg van het ziekenhuis. Ik heb toen heftig geprotesteerd vanuit de zaal, terwijl mijn eigen democratische overtuiging in die tijd vooral de ‘leidende rol van de voorhoedepartij’ behelsde, een extreem elitisme dat was uitgewerkt door Lenin in Que faire?
Het is gewoon erg moeilijk om je een maatschappij voor te stellen met helemaal géén elites die een stempel zetten op de gehele samenleving. Zo’n maatschappij zou voortdurend de spontaan opduikende elites moeten onderdrukken, en dat onderdrukken zou ook weer door een elite moeten gebeuren. In zulke omstandigheden is het beste nog om het bestaan van elites te aanvaarden als een fact of life, en om de aandacht te verplaatsen naar de vraag hóe de elites tot stand komen en wát ze doen.
Soorten elites
Er zijn om te beginnen soorten elites: de financiële elite, de culturele elite, de artistieke elite, de intellectuele elite, de onderwijzende elite, de technologische elite, de sportieve elite, de politieke elite, de bureaucratische elite en wie wil kan er nog veel meer bedenken. Er heeft wellicht nooit een samenleving bestaan waar de verschillende elites mooi samenvielen, en dat is vandaag evenmin het geval. Ik had bijna geschreven: vandaag, minder dan ooit, maar zoiets zou ik dan weer moeten gaan controleren en hoe begin je dááraan?
Met dat alles verwant is de kwestie van de toetredingsvoorwaarden. Hoe word je lid van een elite? Is het je aristocratische afkomst die het hem doet? Moet je een staatsexamen afleggen, als de mandarijnen? Kun je een entreekaartje kopen als je veel geld hebt? Hoe belangrijk zijn de netwerken van ons-kent-ons? Word je makkelijker notaris, apotheker of dokter als een van je ouders notaris, apotheker of dokter is? Mijn zoon studeert geneeskunde en de meeste van zijn vrienden zijn dokterskinderen. In Spanje, liet ik mij vertellen, gebeurde het wel eens dat een universitaire leerstoel overging van vader op zoon. Zelf hou ik nogal van het meritocratisch beginsel – ‘la carrière ouverte aux talents’ zoals Napoleon het verwoordde – maar ook dat heeft zijn nadelen: als je er niets van terecht brengt, kun je de schuld niet geven aan het milieu waarin je geboren werd, het kastesysteem waarin je opgesloten bent, het glazen plafond waar je tegenaan botst of de ‘structurele’ discriminatie die in het systeem zit ‘ingebakken’.
Morele elites
Toen Roeland Raes in 1973 scheef over de noodzaak van een elite, dacht hij ongetwijfeld niet aan een sportieve, financiële of technologische elite, maar aan een morele elite, in de traditie van Plato en zeg maar: Joris Van Severen. Dat is een heikel punt. Er bestaan ongetwijfeld mensen die hogere morele principes hebben dan andere, en er ook naar leven. Maar zoeken die mensen elkaar op? Vormen ze samen een club? En wat gebeurt er áls ze samen een club vormen? Zoals de Farizeeën waar Jezus tegen te keer ging, of de Brahmanen waar Boeddha zo kritisch over was. Bij zo’n club rijst al snel de vraag of het om ‘heiligen’ of ‘schijnheiligen’ gaat. De ‘Compagnie du Saint-Sacrement’ had Tartuffe als vooraanstaand lid. De puriteinen van Salem waren op hun manier erg deugdzaam, maar verdraagzaamheid stond op hun deugdenlijstje niet bovenaan. Vandaag hebben we de Orde van de Politiek Correcten en ook die hebben het daar moeilijk mee.
De ware ellende begint als men, zoals Plato, Lenin, Himmler en Roeland Raes, naast moraal en elite, er ook nog eens de politieke macht bij betrekt. Het is nochtans de meest logische gedachte ter wereld: vertrouw de macht toe aan de besten in de maatschappij. Maar ’t is een drogreden. In de praktijk gebeurt het tegenovergestelde: degenen die de macht hébben, vertellen aan iedereen dat zij, en niemand anders, de besten zijn en dat je hen maar beter gelooft, want anders zwaait er wat. Op die aristocratische drogreden heeft de filosoof Karl Popper een goed antwoord uitgewerkt. Hij draaide de zaken om: of je de macht toevertrouwt aan de besten, kun je op voorhand niet weten. Het kan achteraf blijken dat het de slechtsten waren. Zorg dus voor een plan B – regelmatige verkiezingen – waarmee je die slechtsten weer in alle rust en kalmte naar huis kunt sturen. Daarmee onderbouwde hij de bestaande democratische praktijk met een stevige theorie.
Het voordeel van verkiezingen
Onze representatieve democratie omzeilt de kwestie van de ‘besten’ en de ‘slechtsten’. De macht komt bij de verkozenen en iedereen bepaalt mee wie verkozen raakt: van profvoetballers tot professoren en van dokters tot straatvegers. En het mooie is: die dokters en straatvegers stemmen ongeveer op dezelfde partijen, misschien niet uit dezelfde overwegingen, en misschien niet in gelijke mate, maar toch ongeveer. Als we alleen dokters of alleen straatvegers zouden laten stemmen, zou dat zeker een verschuiving geven, maar die zou helemaal niet zo groot zijn als je zou verwachten. We denken bij een brexit-stemmer aan een lager opgeleide bejaarde, maar uit onderzoeken blijkt dat er ook heel wat hoger opgeleide jongelui bij waren – minder natuurlijk, maar niet zoveel minder als je zou denken.
Zeker, als alleen een heel specifieke elite aan verkiezingen mocht deelnemen, zoals theaterregisseurs of onderzoekers in de menswetenschappen, dan zou je een aardverschuiving naar links en naar politiek-correct krijgen, maar daarmee is nog niet gezegd dat dat een wenselijke aardverschuiving zou zijn. Er is een tijd geweest dat veel theaterregisseurs en onderzoekers in de menswetenschappen voor de nazi’s of voor de communisten stemden, en ondertussen weten we dat dat eigenlijk geen wenselijk stemgedrag was.
Pluchen stoelen
Wie nu denkt dat het elite-probleem in de politiek verdwijnt door verkiezingen, vergist zich. Door de representatieve democratie ontstaat een nieuw elite-probleem. Die verkozenen worden zelf weer een aparte elite, met een eigen mentaliteit, voorkeuren en gewoontes. Of ze als elite nog andere kwaliteiten hebben dan de gave om zich te laten verkiezen en af en toe te luisteren naar mensen die wél op de hoogte zijn (1), dat is niet helemaal duidelijk. Maar veel zakenlui, professoren en topvoetballers hebben ook geen andere gave dan die ene waar ze zo’n succes mee boeken. Ook is het waar dat binnen de elite van verkozenen weer nieuwe elites ontstaan, van partijvoorzitters en ministeriabelen, die zich afscheiden van de bankzitters. Daar valt weinig tegen te beginnen. We kunnen ons troosten met de gedachte dat plan B ook die elite binnen de elite naar huis kan sturen als ze het té bont maken. ’t Is moeilijker, want het werkt onrechtstreeks, maar moeilijk gaat ook.
Men heeft vroeger wel eens gedacht dat de aparte mentaliteit van de politieke verkozenen – eerder elitistisch dan elitair – op mysterieuze wijze veroorzaakt werd door het pluche van de stoelen waarop ze zaten. Dat is een nogal esoterische verklaring. Zelf zou ik eerder denken aan de macht der gewoonte, de tunnelvisie van de vergaderkamer, de techniciteit en verwevenheid van de problemen, de internationale complexiteit, de fragiliteit van de evenwichten… Dat alles leidt ertoe dat men zich voor het gemak op oude, relatief gemakkelijke problemen richt en naar vertrouwde oplossingen grijpt, vooral als men die oplossingen een nieuwe naam kan geven. Een probleem waar men geen vertrouwde oplossing voor heeft, is een probleem waar men liever niet over spreekt, of waar men juist heel veel over spreekt om er niets wezenlijks aan te doen. Het migratieprobleem is een voorbeeld van het eerste, de opwarming van de aarde een voorbeeld van het tweede. En dat terwijl grote delen van de bevolking de genegeerde problemen scherper zien of zelfs op een directe manier ervaren (2).
Dialoog en machtsdeling
Het is geloof ik vooral die directe ervaring van genegeerde problemen die leidt tot het ontstaan van populistische partijen en stromingen. Technische oplossingen – referenda, lotto-democratie, online bevraging en gemengde burgerpanels – zijn hier niet het beste en zeker niet het enige antwoord. Een beter antwoord is dat men een dialoog aangaat met de populisten en hen aan de macht laat deelnemen (3), en dat de centrumpartijen hun best doen om de verzuchtingen van het populisme over te nemen en in realiseerbare plannen om te zetten. Dat zijn taken voor een verantwoordelijke elite. En dan houdt zo’n elite best voor ogen dat niet alle populistische verzuchtingen terecht zijn, en dat ze niet allemáál in realiseerbare plannen kunnen worden omgezet.
(1) Mensen die wél op de hoogte zijn, technocraten dus, hebben hun eigen plannen, voorstellen en stokpaardjes. Ook die kunnen wel eens mank lopen, of tegenstrijdig zijn met die van technocraten uit een andere sector.
(2) Radicale anti-populisten zullen zeggen dat die problemen niet ervaren maar aangepraat worden, zoals indertijd de Duitsers een Jodenprobleem werd aangepraat. Net zoals radicale klimaatontkenners zullen beweren dat de opwarming van de aarde een ‘aangepraat’ probleem is. Of dat zo is, valt moeilijk a priori uit te maken. In werkelijkheid bestaan er zowel echte als aangeprate problemen, zoals er ook problemen bestaan die overdreven en geminimaliseerd worden.
(3) Je zou die machtsdeelname kunnen vergelijken met de komst van de socialisten in de regeringen, na de Eerste Wereldoorlog. Of die een verandering ten goede heeft meegebracht, laat ik hier in het midden. Zeker is dat het extremisme van die partijen – alles nationaliseren – erdoor werd afgezwakt, eerst in de praktijk, en later in de theorie.
Tags |
---|
Philippe Clerick (1955) studeerde romanistiek en germanistiek en is leraar Nederlands. Politiek ongebonden na een extreemlinkse jeugd. Hij houdt een Clericks weblog bij van wat hem te binnen valt over Karl Marx, Tussy Marx en Groucho Marx. En al de rest.
Verplicht Nederlandse taalles voor nieuwkomers: is dat dwang? Dwang die tot een haat jegens het Nederlands leidt? Philippe Clerick meent van niet.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.