JavaScript is required for this website to work.
post

Vlaamse cultuursector te wit?

Jan Van de Casteele27/3/2016Leestijd 4 minuten

Cultuur in Vlaanderen mag vooral niet te Vlaams zijn, of betrekking hebben op Vlaanderen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De Vlaamse cultuursector is ‘te blank en te mannelijk’ en wie zich aan die zonde bevlekt, krijgt geen of minder centen. En wie zegt dat? De ‘experten’ die zich hebben genesteld in de commissies die de minister van Cultuur Sven Gatz moeten adviseren. Kunst in Vlaanderen mag niet Vlaams zijn, maar moet ‘diversiteit’ uitstralen uit alle poriën. En dat geldt zowel voor de kleine als voor de grote spelers. Of hoe politieke correcte mechanismen uw culturele interesse willen bijsturen en uw geld willen gebruiken voor de goede boodschap.

Dat ‘te blank en te mannelijk’ was een schreeuw van De Morgen boven vier bladzijden over subsidies in de cultuursector, nadat die krant 303 ‘vertrouwelijke’ subsidieadviezen had te pakken gekregen.

Wat ging aan die merkwaardige vaststellingen vooraf? In de eerste plaats het voorbereidend werk van de minister van Cultuur Sven Gatz zelf. Zelf al opgezadeld met de erfenis van Bert Anciaux. In de Beleidsnota van Gatz voor 2014-2019 staat een passage over ‘participatie en superdiversiteit’. Let op die ‘super’. We lezen er dat onze samenleving door forse migratie ‘superdivers’ is geworden (maatschappelijke diversiteit) en dat dus ook onze cultuur dat maar moet worden (culturele diversiteit).

Deficit

Via een aantal nieuwigheden (burgerkabinet, cultuurforum) ging Gatz op zoek naar inspiratie om met minder middelen – ook hij moest enkele procenten besparen – de cultuursubsidies onder meer te koppelen aan maatregelen om ‘uitsluiting’ weg te werken. Want ‘sociale ongelijkheid’ weerspiegelt zich in de ondermaatse ‘deelname aan cultuur’. In de beleidsbrieven van minister Gatz noemt men dat graag ‘participatiedeficit’.

De geringe aanwezigheid van lagere sociale groepen op artistieke evenementen is voor sommigen al jaren een nachtmerrie. De schijnwerpers worden nu volop gericht op de afwezigheid van migranten. Ergernis verschuift van klasse naar kleur.

‘Wie heel zijn leven of zelfs generatie op generatie uitsluiting ervaart (sociaal en structureel), vindt zijn weg niet naar het brede culturele veld’, jammert men. Aansluitend op deze analyse volgt meteen de ambitie om daar iets aan te doen: ‘Cultuur zou een dagelijkse en vertrouwde leer- en leefomgeving moeten zijn voor ieder mens’. Concreet is het bereiken van dit doel toegewezen aan de Adviescommissie kunsten en wordt over centen of geen centen beslist door beoordelingscommissies.

Die laatste zijn samengesteld uit ‘iedereen’ (een niet zo transparante mix van vrijwilligers en experten) en beoordeelden 302 aanvragen van organisaties uit de wereld van de architectuur, beeldende en audiovisuele kunst, muziek en podiumkunsten. De commissies gedragen zich als een soort rechtbanken voor cultuur, zo blijkt nu.

Een kwart van de cultuurinstellingen die een dossier indienden, kreeg een onvoldoende. Beoordelingscommissies vinden ze ‘te blank’ en ‘in ruime mate de passie van de blanke middenklasse’, stelt De Morgen.

 

Te wit

Blijkbaar werden lijsten van bestuurders, artiesten en personeel uitgevlooid. Maar ook de programmatie, en het soort publiek dat wordt aangetrokken. Hoe dan ook, de conclusie lag snel klaar: ‘Over het algemeen blijft wit de toon zetten… er is een manifest gebrek aan diversiteit, op tal van punten…’ en aan betrokkenheid van ‘mensen met diverse culturele achtergrond’. Ook enkele wereldvermaarde theater- en danshuizen kregen slechte punten.

Het NTG? Speelt ‘te veel voor de welgestelde, blanke middenstand’. Theater aan Zee? Kleurt ‘opvallend wit’. Het Toneelhuis? Zet te weinig in op ‘diverse doelgroepen’). Dat geldt ook voor andere bekende zondaars, zoals de dansgezelschappen van Anne Teresa De Keersmaeker (Rosas) en Alain Platel (Les Ballets C de la B), Jan Fabre, etc.

De Kopergietery is niet divers genoeg. De raad van bestuur van Eastman is ‘te uniform blank’. In de 15-koppige ploeg van het literair festival Behoud de Begeerte zit ‘maar één persoon met een vreemde naam’. Het personeel van het Zuiderpershuis? Vertoont ‘geen enkele diversiteit’…

 

Correct?

In De Morgen vindt Bart Eeckhout dat allemaal best oké. ‘Anders verandert er nooit wat. De gesubsidieerde cultuursector in Vlaanderen blijft (al jarenlang) in ruime mate de passie van de blanke middenklasse.’ Het gaat volgens hem om eenzelfde gebrek aan diversiteit dat waarneembaar is in de mediaredacties, in het management van bedrijven, op televisie (bij voorbeeld in De Mol). De kunstenwereld is voor hem ‘een spiegel van onze grotendeels gesegregeerde samenleving’. Met het woord segregatie is racisme niet veraf…

Samengevat: bij cultuur moeten dus telramen worden geplaatst. Eentje bij het geslacht, een ander bij onze portemonnee, nog een bij onze leeftijd, eentje bij kleur… Als politiek correcte onzin kan dat tellen.

Op basis van zo’n criterium zit je maar een pas verwijderd van het neerhalen van cultureel erfgoed omdat het niet ‘superdivers’ is, maar in aanzienlijke mate streekgebonden. Moeten we straks Klara opdoeken, omdat die zender zich focust op de Westerse muziek? Krijgen onze muziekscholen en orkesten straks alleen nog subsidie als eerst in de klassen, repetitielokalen en cultuurhuizen de kleurtjes van de partituren en de muzikanten op het podium worden geteld?

Mogen bij uitbreiding onze Vlaamse auteurs, historici en heemkundigen en cineasten nog op steun rekenen als ze liever over de eigen omgeving schrijven dan over het wonderlijke landschap van de multiculturele samenleving?

Moeten onze tv-zenders terug naar ‘uitzendingen voor derden’, maar nu ook voor vierden, vijfden en zesden?

Is dat sturende handje in ‘de sector’ nodig? Veel kunstenaars hebben al een zielige schrik van hun eigen identiteit. Wie durft zich nog Vlaming te noemen?

 

Ideologie

Kunst hoeft zich niet te laten inzetten voor een ideologie. Maar evenmin hebben we nood aan een progressieve en vaak belgicistische deconstructie en kosmopolitische ‘demontage’ van Vlaanderen (de term is van Jean-Pierre Rondas in rekto: verso). Rondas verwijst naar de boycot van Johan Swinnens fototentoonstelling Portrait imaginé de la Flandre (mei 2014) in het fotomuseum van Charleroi. Foto’s van fotografen in Vlaanderen, dat bleek ineens heiligschennis. Swinnen moest weg, niet omwille van zijn Vlaamsgezindheid, maar omwille van het Vlaamse onderwerp van zijn initiatief.

Dat de culturele belangstelling van een meerderheid van Vlamingen zich nog altijd prioritair richt op de eigen omgeving (familie, straat of wijk, beroepsgroep, religie, bedrijf of vereniging), de eigen geschiedenis, de eigen taal, de eigen cultuur, het eigen erfgoed, de Westerse wereld, waarvan we nu eenmaal deel uitmaken, so what?

Cultuur mag vanzelfsprekend een ruimer jasje dragen, maar dat mag geen dwangbuis worden. Onze omgeving is het Vlaamse leefveld (partijen, verkiezingen, bestuur, onderwijs, media, cultuur…), niet de kosmos vol vrolijke vrienden. Nieuwkomers worden vriendelijk verzocht zich aan te passen, eerder dan omgekeerd. Dat laatste zou een waanzinnige oefening zijn. Zoals Bart De Wever het ooit omschreef: ‘Welbegrepen identiteit leidt niet tot uitsluiting, maar impliceert precies verbondenheid van het individu met de gemeenschap waarin hij wordt gesocialiseerd’.

Als sommigen geen zin hebben in onze culturele canon, so be it. Maar bespaar ons het moraliserende vingertje van beoordelingscommissies die allergisch zijn voor onze culturele identiteit. Natuurlijk is die in zekere mate gelaagd’ (de ‘lasagne’, een beeld van historica Anne Morelli, later overgenomen door Marc Reynebeau). Natuurlijk mogen kunstenaars grenzen overschrijden en verleggen. Maar naast grensovertreders zijn er doorgaans veel meer grenswachters, die koesteren wat ze graag zien, niet in het minst hun eigen thuis. En God zag dat het goed was. Het kan niet de taak zijn van een compartiment van de Vlaamse overheid om dat huis af te breken.

 

 

Jan Van de Casteele is historicus. Hij was journalist bij Het Nieuwsblad (1989-1999), werd stafmedewerker van de VVB (vanaf 1999) en hoofdredacteur van Doorbraak van 2003 tot 2012. Sindsdien is hij zelfstandig journalist.

Commentaren en reacties