JavaScript is required for this website to work.
post

Vrije meningsuiting: niet zomaar een grondrecht

Samen verbaal stuntelen doet democratie leven

Roan A. Asselman15/11/2019Leestijd 4 minuten
Affiches ter ondersteuning van Charlie Hebdo

Affiches ter ondersteuning van Charlie Hebdo

foto © Reporters

Jürgen Habermas, de Duitse filosoof, erkende reeds dat een norm slechts geldig is wanneer ze tot stand komt na een proces waaraan iedere burger kon deelnemen. Dat dit proces vooral onhandig gestuntel is vanwege u en ik, maakt het daarom niet minder juist.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In hun opiniestukken van respectievelijk 5 november en 8 november publiceerden Alexandra D’Archambeau en Ann Moella hun uiteenlopende visies op de praktische invulling van het recht op vrije meningsuiting. De bijdrage van D’Archambeau, waarin ze zich rechtstreeks richtte tot de Doorbraak-redactie, lokte nogal wat controverse uit op dit platform. Moella ontwaart in het stuk van de liberale D’Archambeau dan weer neigingen tot censuur en een voorliefde voor politieke correctheid. Beide stukken bevatten waardevolle inzichten, maar gaan mijns inziens met een te grove borstel door de materie. Hieronder een repliek vanuit een andere, ‘maatschappijvormende’, gezichtshoek.

Vrije meningsuiting als fundament

Op zowel nationaal, internationaal als supranationaal niveau werden door de respectievelijke wetgevers mensencatalogi aangenomen, daar is inbegrepen het recht op vrije meningsuiting. Voorbeelden zijn de Belgische Grondwet (art. 19), het EVRM- en BUPO-verdrag (art. 10 en 19) en het EU-Handvest (art. 11). De arbitraire volgorde waarop deze mensenrechten werden gerangschikt, zou wel eens het foutieve idee kunnen geven dat ze allemaal van gelijke waarde zijn in een liberale – in de zin van niet-totalitaire – samenleving.

De vrije meningsuiting staat evenwel niet op gelijke voet met andere mensenrechten.  Het zonder restricties delen van onze gedachten stelt ons in staat om de eigen denkbeelden beter vorm te geven. Deze bezigheid vormt ons tot meer geïnformeerde en mondige burgers die op een duidelijkere en meer coherente wijze het debat kunnen aangaan over maatschappelijke thema’s  van het luchtverkeer boven onze gemeenten tot de immigratiestromen uit het Midden-Oosten. Het is het mechanisme waarmee we vorm geven aan onze maatschappij, waarmee we haar functionerende houden, en waarmee we andere (grond)rechten verdedigen.

Een open debatcultuur verzekert inspraak uit alle lagen van de bevolking, maakt het eenzijdig opleggen van taboes moeilijker en verhindert dat een kleine elite een opiniemonopolie omvormt tot een machtsmonopolie. De vrije meningsuiting houdt onze politici scherp en onze eigen geesten scherper. Montesquieu liet optekenen dat ‘il ne faut toucher aux lois que d’une main tremblante’. En de handen bibberen best bijzonder hevig wanneer het op het recht op vrije meningsuiting aankomt.

Mening en uiting

Wanneer D’Archambeau poneert dat haar pleidooi voor meer redactionele strengheid geen aanval is op het recht op vrije meningsuiting heeft zij in se geen ongelijk; maar niet om de redenen die zij aanhaalt. De nationale rechtbanken en het Europees Mensenrechtenhof worstelen al decennia met de vraag in welke mate mensenrechten niet enkel een beschermende functie hebben ten aanzien van schadelijk optreden door een overheid (de zgn. ‘verticale werking’) maar ook tussen particulieren (de zgn. ‘horizontale werking’). Mensenrechten leggen in principe geen verplichtingen op aan u en ik, maar wel, veelal negatieve, verplichtingen op aan de staten die deze rechten onderschreven. Het is daarom dat spreken over een ‘recht’ op vrije meningsuiting tot ongewenste gevolgen kan leiden. Niemand heeft een ‘recht’ om gepubliceerd te worden in een magazine naar keuze. ‘Censuur’ in een magazine of praatprogramma is geen grondrechtenschending. Louter spreken over ‘vrije meningsuiting’ en dus de juridische connotatie achterwege laten, zou helpen het debat opnieuw op het juiste spoor zetten.

Maar D’Archambeau doelt niet op dit onderscheid (dat zij als juriste trouwens kent). In haar bijdrage ziet zij geen graten in het kunstmatige onderscheid – dat zij hanteert –  tussen meningsuiting en publicatie. Het is niet omdat u iets te vertellen heeft, dat anderen dat anderen dat moeten horen. Als roepende in de woestijn mag u uw vrienden vertellen wat u wilt, maar enige institutionele hulp om een breder publiek te bereiken hoeft u daarbij niet te verwachten. Deze houding holt het eigenlijke doel van vrije meningsuiting mijns inziens uit. Zonder trigger warning geconfronteerd worden met opvattingen die niet stroken met de eigen overtuigingen is iets goeds. Iets dat moet aangemoedigd worden en waar publicaties als Doorbraak een cruciale rol in kunnen spelen.

De éne opinie blijkt de andere niet

Als ‘donkerblauwe liberaal’ zou haar antwoord kunnen zijn dat u uw eigen platform moet oprichten als u niet tevreden bent met het huidige aanbod. De vrije markt aan het werk. Maar dit maakt de bovenvermelde problematiek natuurlijk enkel erger. Ideologisch gemarginaliseerden vinden elkaar op plaatsen waar ze zich niet langer iets moeten aantrekken van zij die hen in de eerste plaats niet wouden horen. Het leidt tot twee wereldbeelden die niets meer gemeen hebben. Een voorbeeld zijn de ‘duidingsprogramma’s’ van MSNBC en CNN enerzijds en FOX anderzijds in de Verenigde Staten. Als u de indruk heeft dat u naar programma’s uit verschillende landen kijkt, heeft u bij wijze van spreken geen ongelijk.

Op Twitter laat D’Archambeau verder in haar kaarten kijken. Zo bedoelde ze met haar artikel dat niet alle opinies ‘even waardevol’ zijn. En het electoraat moet niet worden blootgesteld aan dergelijke inferieure meningen. Daar heb ik maar een ding op te zeggen: be careful what you wish for. Het strookt natuurlijk het ego wanneer de eigen opinie als de ‘waardevolle’ erkend wordt, terwijl de meningen die niet overeenkomen tegen het eigen gelijk als ‘minder waardevol’ worden gebrandmerkt. De opinies die waardevol zijn, passen binnen het zogenaamde ‘Overton window’ – het concept dat aangeeft welke meningen binnen de ‘mainstream’ passen en aldus onderdeel kunnen vormen van het ‘beschaafd’ politiek discours.

De vraag van 1 miljoen is natuurlijk wie of wat bepaalt wat een ‘waardevolle’ opinie uitmaakt. Hoe objectiever – met andere woorden hoe minder afhankelijk van de subjectieve opvatting van één enkele persoon – hoe beter, lijkt me. Verkiezingen zijn de facto niets anders dan de vrije marktwerking op politiek niveau. De partijen bieden iets aan dat door een verschillend aantal kiezers wordt gesmaakt. Hoe groter de vraag naar het politieke programma, hoe hoger het aantal zitjes in het parlement (de prijs of marktwaarde, zeg maar). Nu worden sommige van de opvattingen die D’Archambeau ongetwijfeld hoog in het vaandel draagt, blijkbaar niet gewaardeerd door Vlaanderen. Met 13% van de kiesintenties in de laatste ‘Grote Peiling’ en een absolute meerderheid van de N-VA en het Vlaams Belang nabij – om nog maar van de ‘renaissance’ van de communisten te zwijgen – lijken sommige van de recepten van haar liberale partij niet meer geapprecieerd te worden. ‘Minder waardevol’ bevonden, zou je kunnen zeggen.

Waardevol gestuntel

In een utopisch medialandschap zou een publicatie als Doorbraak overbodig zijn. Maar het enorm succes ervan bewijst dat er in Vlaanderen een honger is naar een meer divers aanbod aan standpunten en bijbehorende argumentatie. Dat D’Archambeau’s artikel bij een groot deel van de Doorbraak-lezers niet gesmaakt werd, is positief, niet negatief. Ikzelf publiceerde enkele maanden geleden een artikel waar ik de ‘Calimero’-houding van het Vlaams Belang aankaartte. Het werd me in de lezerscommentaren niet in dank afgenomen. Maar de replieken toonden aan dat de lezers mijn artikel hadden gelezen, het begrepen hadden en het er, vervolgens, passioneel oneens mee waren. Woord en wederwoord. Prachtig, toch?

Jürgen Habermas, de Duitse filosoof, erkende reeds dat een norm slechts geldig is wanneer ze tot stand komt na een proces waaraan iedere burger kan deelnemen. Dat dit proces vooral onhandig gestuntel is vanwege u en ik, maakt het daarom niet minder juist.

Roan Asselman (°1996) studeerde rechten (KUL), vermogensbeheer (EMS) en vennootschapsbelasting (FHS). Van 2020 tot 2023 was hij werkzaam als zakenadvocaat aan de Brusselse Balie. Roan werkt sinds 2019 mee aan Doorbraak. Vandaag is hij lid van de redactie verantwoordelijk voor de vrije tribunes (het 'Forum'), verzorgt hij de rubriek 'Amerika in Alle Staten' en is hij samen met David Neyskens te horen in de driewekelijke Amerikapodcast. In 2023 verscheen van zijn hand 'Amerika Ontrafeld. Over de cultuurstrijd die een natie verscheurt', uitgegeven door Doorbraak Uitgeverij. Roan is tevens voorzitter van het Custodes Instituut, een conservatieve denktank actief in de Lage Landen.

Commentaren en reacties