In zijn nieuwste roman — zijn tweeëntwintigste, als we goed geteld hebben — neemt Walter van den Broeck de lezer opnieuw mee naar zijn geboortedorp Olen. Het Kempense fabrieksdorp is voor van den Broeck wat het mythische Yoknapatawpha County is voor William Faulkner. Vlak voor zijn tachtigste verjaardag ziet van den Broecks nieuwe roman het licht. Aan de basis van het nieuwe boek ligt een luguber fait-divers uit januari 2018. Boven het al jaren gesloten café De kroon bij de…
Niet ingelogd - Plus artikel - log in of neem een gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
In zijn nieuwste roman — zijn tweeëntwintigste, als we goed geteld hebben — neemt Walter van den Broeck de lezer opnieuw mee naar zijn geboortedorp Olen. Het Kempense fabrieksdorp is voor van den Broeck wat het mythische Yoknapatawpha County is voor William Faulkner.
Vlak voor zijn tachtigste verjaardag ziet van den Broecks nieuwe roman het licht. Aan de basis van het nieuwe boek ligt een luguber fait-divers uit januari 2018. Boven het al jaren gesloten café De kroon bij de spoorwegovergang in Olen wonen de zussen Jen en Maria Boeckx. De krakend bejaarde zussen zijn nooit gehuwd. Ooit hebben de twee zusters hun moeder moeten beloven dat ze nooit zouden trouwen. Dat ze het café zouden voortzetten. En dat hebben ze ook gedaan. Buurtbewoners bekijken het duo met een mengeling van respect en curiositeit. Tot de zussen op een dag uit het straatbeeld lijken te zijn verdwenen. De politie ontdekt in het vol brol gestapelde ex-café het stoffelijk overschot van zus Maria. Op de bovenverdieping treffen ze de zwaar verzwakte Jen aan. Ze zal haar zus amper enkele dagen overleven.
Herinneringsmachine
Het voorval zette een overweldigende herinneringsmachine aan het werk in het hoofd van Walter van den Broeck. Hij kent het café en beide zussen. Hij was er immers zelf klant, een mensenleven geleden. Het leven van de twee bijzondere zussen, maar ook de langzaamaan onvoorstelbaar geworden leefwereld waar zij deel van uitmaakten, wilde van den Broeck te boek stellen in een nieuwe roman. Crossroads is een trip naar een voorbije wereld. Een wereld die stopt bij de slagboom van de spoorweg, waar klanten hardnekkig in Belgische frank blijven rekenen en veertienjarige fabrieksarbeiders van hun eerste pree pinten en pakjes zware Michel kopen.
Verwacht evenwel geen sfeertje van ‘opa vertelt’. Daarvoor is de focus op het sprekende (of zwijgende) detail te scherp, de scope van oerknal tot coronapandemie te ambitieus. En bovenal: wie anders dan van den Broeck weet zoveel historie, emotie, leven te puren uit een verhaal dat zich afspeelt op een klein kruispunt? Ver van alles vandaan, maar in het hart van ‘zijn’ Olen?
‘Dit boek was niet voorzien. Het is me enigszins overkomen’, steekt van den Broeck van wal. ‘Ik heb de twee dames uit het verhaal goed gekend. Op een dag las ik in de krant hoe ze gestorven waren. Ze hadden destijds aan hun moeder moeten beloven dat ze nooit zouden trouwen, dat ze hun kost zouden verdienen in het café. Ze zijn nooit getrouwd, al hadden ze wel aanbidders. In mijn hoofd ging een deurtje open naar de tijd dat ik er zelf kwam, om mijn fiets te stallen wanneer ik de trein nam. Dan ben ik vertrokken.’
Olen
Dan zijn we terug in Olen.
‘Er vallen mij weer dingen op over Olen waar ik voordien geen oog voor had. Olen is het enige dorp ter wereld waarvan het centrum aan de buitenkant van de gemeente ligt. Het gestratificeerde fabrieksdorp dat ontstond na de komst van de fabriek Métallurgique de Hoboken. Een straat voor bedienden, een straat voor de arbeiders, eentje voor het kader… De cité staat er nog, maar het is geen cité meer. De huizen zijn allemaal verkocht. Het is er doodstil. Toen ik nog kleintjes was, telde je in onze buurt achtenzeventig kinderen. Bij mooi weer speelden die ongeveer allemaal tegelijk buiten. Als ik er nu doorrij, is er niks te zien. Iedereen zal achter zijn schermpje zitten, zeker?’
Welke plek nam café In de Kroon in dat universum in?
‘Die cafés bevonden zich niet in de cité zelf, maar langs een baan met wel zeventien cafés. De meeste daarvan draaiden op een klein groepje vaste klanten. Maar In de Kroon en De Leeuw van Vlaanderen hadden ook de passage van het nabije treinstation.’
Plattelandsroman
Trouwe lezers weten dat dit niet de eerste keer is dat u hen meeneemt naar Olen. Toch heb ik de indruk dat u in dit boek meer tijd neemt om de lezer uit te leggen waar en in welke tijd dit verhaal hem brengt. Omdat een nieuwe generatie lezers misschien minder vanzelfsprekend voeling heeft met de realiteit die u beschrijft?
‘Veel “rurale” romans zijn er de laatste jaren niet verschenen in onze letteren. Daardoor kan het genre wat onwennig aandoen voor sommige lezers. Als je over het platteland wil vertellen, moet je dat wat omkaderen. Ik begin deze roman met de “big bang” en trek dan door tot in het heden. Ik wil voor dit verhaal niet het “er was eens” van de klassieke plattelandsroman. Ik wil dit verhaal duidelijk situeren in plaats en tijd. Noem het ook geen heimatroman. Dit verhaal speelt zich, net als veel heimatromans, af op “den buiten”, maar mist toch de hoerasfeer die je met het genre associeert. Een plattelandsroman is niet per definitie een heimatroman. Anders zouden we Faulkner ook onder die noemer moeten scharen.’
Opborrelende verhalen
Bent u een caféganger?
‘Niet echt. Mijn echtgenote en ik frequenteerden in de jaren 60 de Barracu in Mol, zowat het eerste hippiecafé van de streek. Later gingen we weleens uit in Turnhout. Maar ik ben nooit een cafépionier geweest. Ik ging vooral in functie van wie ik in welk café kon ontmoeten.’
Met hoeveel nostalgie hebt u dit verhaal geschreven?
‘Ik lees in de krant wat die twee dames overkomen is. Ik herken hen, van vroeger, en er gaat een deurtje open. Hoe langer ik ermee bezig was, hoe meer beelden en verhalen er opborrelden. Ik was bezig aan een ander boek, maar dat heb ik even aan de kant gelegd om dit boek te kunnen schrijven.’
Het klinkt alsof zo’n verhaal u overvalt, dat het u dwingt om eraan te beginnen, willen of niet?
‘Geen nood, ik neem nu even pauze en daarna pik ik het andere verhaal weer op.’
Wat maakte dit verhaal dan zo dringend? Waarom kon het niet meer wachten om geschreven te worden?
‘Dat weet ik zelf ook niet. Ik wilde niet dat het verhaal beperkt bleef tot een artikeltje in de krant waarop de volgende dag de aardappelen worden geschild. Ik heb geweldig goede herinneringen aan dat café. Het begin van mijn uitgaansleven heeft daar plaats. De kermiskoersen waren legendarisch.’
Kempens wingewest
Tegelijkertijd beschrijft u ook weer haarscherp hoe de Kempen andermans wingewest waren.
‘Maar dat waren ze ook! Leopold II wilde hier een kolonie uitbouwen. Deze streek was het dunst bevolkt van heel België. Misschien op de Ardennen na. Tot op de dag van vandaag worden de Kempen gebruikt als vuilnisbelt. Zowel voor menselijk als industrieel en radioactief afval. Het wemelt hier van de strafkolonies, verbeteringsgestichten, gevangenissen. Maar ook de zware, vervuilende industrie vond de weg hierheen. Later de kernenergie in Mol en het ondergrondse kernafval in Dessel. Politiek zijn we amper vertegenwoordigd geweest op het hoogste niveau.’
‘Ik beschrijf in mijn boek hoe de spoorwegen ons opzadelden met treinstellen die je alleen nog in westerns zag. Tot op vandaag stopt de elektrische bovenleiding van het spoor in Mol. Het laatste stuk richting Hasselt rijdt op diesel. Enfin, er wordt aan gewerkt.’
Katholieke mentaliteit
‘Anderzijds was het ook eigen aan de Kempenaars om hun licht onder de korenmaat te houden. We danken de anticonceptiepil in grote mate aan de Kempense dokter Nand Peeters, zoals mijn zoon Karl in zijn boek uiteenzet. Maar zelfs Peeters’ kinderen wisten nauwelijks welke betekenis het werk van hun vader had gehad.’
‘Je hebt er geen idee van, die katholieke mentaliteit. Ik prijs me gelukkig dat ik uit het rijksonderwijs kom, maar ik beklaag mijn kameraadjes. Op de middelbare school in Herentals las de leraar voor uit Volk van Walschap. Weliswaar met één oor gespitst voor het geval de directie voorbij zou komen. In de katholieke colleges verpakten de studenten hun “verboden” boeken in de omslag van andere, stichtelijke werken, zoals Van Istendael omschrijft.’
‘De lokale bibliotheek, onder de vleugels van de plaatselijke hoofdonderwijzer, werkte met een systeem van zedelijke quoteringen. Als jongetje hielp ik mee in dat bibliotheekje. Het toeval wil dat Walschap inspecteur was bij de openbare bibliotheken. Toen het ernaar uitzag dat de schrijver onze bibliotheek zou komen inspecteren, zette de bibliothecaris zijn private collectie Walschaps prominent in de rekken, want in de vaste collectie kwamen dergelijke boeken niet voor. Verloren moeite, want Walschap kwam niet opdagen.’
Kantelmoment
Waar is die mentaliteit beginnen kantelen?
‘In het boek beschrijf ik het moment waarop het café De Vlaamse leeuw wordt overgenomen en van naam verandert. Onder de naam Crossroad krijgt het café in de jaren zestig-zeventig een heel ander karakter. Met langharige stamgasten, jazz en rock ’n roll. Maar toen was ik al uit Olen weg. En hoe het er vandaag is, kan ik moeilijk inschatten. Veel mensen die ik er heb gekend, zijn al overleden. Als ik het kerkhof afloop, herken ik een heleboel namen. Ik zie nu prachtige huizen oprijzen langs die oude straten. Dan denk ik: “Precies lang geleden dat ik hier nog geweest ben”.’
Er ligt geen kiem klaar voor een cité nieuwe stijl?
‘Dat denk ik niet.’
Spiegelbeeld van jezelf
Was het moeilijk om het verhaal te reconstrueren? U reconstrueert het leven van uw protagonisten op een haast journalistieke manier. Ik kan me voorstellen dat nabestaanden daar niet per se op zitten te wachten.
‘Ik denk niet dat er iets aanstootgevends naar boven komt in het boek. Alleen wie mij lief is, mag mee op mijn vlot en neem ik mee naar de overkant. Misschien knippert er hier en daar een lezer verbaasd met zijn ogen, maar dat trek ik me niet aan. Ik heb geen kwaaie bedoelingen met dit verhaal. Ik wilde het tot leven brengen zoals ik het ervaren heb.’
‘Niet voor niets staat vooraan in het boek dat het hier gaat om personages, dat ikzelf ook een personage ben in dat boek. Zodra je “ik” zegt, word je een personage. Neem Iemand, niemand en honderdduizend van Pirandello er maar eens bij. Je ziet jezélf nooit, je leeft met een spiegelbeeld van jezelf.’
Boomers en woke
Enkele jaren geleden schreef u een roman over uw generatiegenoten: De Babyboomboogie. Intussen is ‘boomer’ in sommige middens een scheldwoord geworden.
‘Is dat zo? Ik heb daar alleszins nog niet veel van gemerkt. Dat boek is grotendeels gebaseerd op mijn studententijd. Een aantal bestaande personen komen er, de ene wat meer dan de andere, vermomd tot romanfiguur in aan bod. Het leuke is dat mensen net van die passages die wél echt gebeurd zijn, denken dat ik ze verzonnen heb. Zaken die ik alleszins nooit vergeten ben, maar die niemand anders ooit heeft gezien.’
Bent u woke?
‘Woke? Wat bedoel je met woke?’
Touché.
‘Kun je je daartegen laten inenten? Ik heb het woord pas onlangs voor het eerst gehoord. (Tegen echtgenote Eliane) Wat is woke? Wakker? Ik vind het moeilijk om dat begrip af te bakenen en te definiëren, dus kan ik er ook moeilijk op antwoorden. Kijk, er zijn een hoop dingen waar ik me vroeger druk over maakte en nu niet meer, dat wel. Neem nu de huidige coronacrisis. We weten grosso modo wat we moeten doen om zelfs zonder vaccins die ziekte onder controle te houden. Daar gaan vervelende maatregelen mee gepaard, akkoord. Maar dan krijg je mensen die virologen en experts gaan uitschelden en verdacht maken. Mensen die niets anders aan het debat hebben toe te voegen dan “ik wil op reis, ik wil op café, ik wil naar het voetbal”. Vroeger zou ik me over die mensen geweldig druk hebben gemaakt. Dat is voorbij.’
Is dat de leeftijd?
‘Wellicht wel. (lacht)’
De fabriek
In het boek beschrijft u indringend de ervaring die u, ternauwernood, bespaard is: de overgang van veertienjarige scholier naar arbeider.
‘De gezinnen in de cité ambieerden voor hun kinderen niet meer dan een post in de fabriek. Liefst ietsje beter dan wat de vader had. Dat was de vooruitgang. Thuis waren ze van mening: alles behalve de fabriek. Mijn oudste broer is er gaan werken, gedwongen door de oorlogsomstandigheden. Hij is er gebleven van zijn vijftiende tot aan zijn pensioen. Een heel leven heeft hij geduveld op de fabriek, gerebelleerd op zijn kleine manier. Bijvoorbeeld door geen das te dragen, of te weigeren in een “bediendenhuis” in de cité te gaan wonen. Maar hij heeft er wel zijn hele leven gewerkt.’
Verhalen op stapel
Wat wordt uw volgende verhaal?
‘Eigenlijk zou ik een assistent moeten hebben, die eens orde schept in wat hier nog ligt aan ongebundelde verhalen. Daar zitten nog wel vijf of zes van den Broeck-romans in. Er zijn stapels columns, zoals de ‘Querido Hermano’ voor De Morgen of de bijdragen aan ‘De toestand is hopeloos maar niet ernstig’ van Radio 1. Die assistent moet dan wel verstand hebben van oude computers, want zo staan er hier nog wel wat. Uit de tijd dat men nog sprak over ‘tekstverwerkers’ en van printers, want die dingen luisteren gewoon niet. (lacht)
‘Het verhaal dat ik even “op pauze” heb gezet om Crossroads te schrijven, begint in 1948 en gaat door tot vandaag. Het is het verhaal van mijn broer, die al sinds 1950 in Mexico woont, en de lijvige correspondentie die we al die tijd gevoerd hebben. Onze familie heeft iets met Amerika. Dat begint al ten tijde van mijn grootvader, die in de Filippijnen en de VS heeft gewoond. Het is hij die mijn broer uitnodigt naar Florida, en zo is de bal aan het rollen gegaan.’
‘Om de twee dagen kwam er hier wel een brief vanuit Mexico toe en vertrokken hier epistels in de omgekeerde richting. Die hele correspondentie, vier grote mappen, heb ik nu opnieuw doorgenomen.’
De prijs van de nieuw patatten
‘Mijn broer spreekt ook nog het Olens, het cités van de jaren vijftig. Hij gebruikt uitdrukkingen die hier bij ons al lang verdampt zijn. Om aan te geven dat een demarche van een politicus met wie hij weinig op heeft, wellicht weinig gevolgen gaat hebben, schrijft hij: “Allee ja, daar gaan we de prijs van de nieuw patatten niet voor aanpassen.” Had ik zelf nog nooit gehoord! En als hij een uur terug in België is, hoor je niet dat hij ooit weg is geweest.’
‘Zijn avonturen in de VS, zijn vrouwenhistories, zijn duizend-en-een-beroepen, zijn een onuitputtelijke bron van straffe verhalen.’
U zit er nu al bij te glunderen. Stoppen, daar denkt u duidelijk nog niet aan?
‘Nee, ik stop niet. Zolang ik gezond blijf. We gaan niet flauw doen. Als ze mij morgen zeggen: van den Broeck, het is aan alle kanten uitgezaaid, dan mogen ze van mij de kraan dichtdraaien. Geen onzin. Maar tot die tijd: op naar het volgende boek! En wat het nieuwe boek betreft: vandaag is morgen ook verleden.’