Was Hitler een zwak dictator?
Ja, stelde Hans Mommsen, de grote expert van het nationaalsocialisme. De provocerende historicus overleed donderdag op 85-jarige leeftijd.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHans Mommsen (1930-2015) stond op de schouders van reuzen om er zelf een te worden in zijn vakgebied, de geschiedeniswetenschap. Zijn overgrootvader, Theodor Mommsen (1837-1903), kreeg een jaar voor zijn overlijden de Nobelprijs voor literatuur voor zijn werk Römische Geschichte (‘De geschiedenis van Rome’). Zijn vader Wilhelm Mommsen was professor geschiedenis aan de universiteit van Marburg, maar verloor na de Tweede Wereldoorlog zijn leerstoel wegens ‘verstrikking’ in het nationaalsocialistische regime. Toen Hans en zijn tweelingbroer Wolfgang (1930-2004) een studiekeuze moesten maken, gingen ze voor – u raadt het al – geschiedenis.
Strijdbaar
Hans Mommsen werd professor aan de Ruhr-Universität in Bochum en ontpopte zich tot dé expert van het nationaalsocialisme. Van nature strijdbaar pakte hij in 1971 uit met de stelling dat Hitler ‘ein schwacher Diktator’ zou geweest zijn. Zowel het gild van historici als de publieke opinie reageerde verbijsterd, ja zelfs verontwaardigd. Maar Mommsen had helemaal niet de bedoeling de rol van Hitler als leider van het moorddadige Derde Rijk te minimaliseren. Hij wilde enkel aantonen dat de dictator vaak reageerde op de ideeën en plannen waarmee zijn aanhangers afkwamen. Dat noemde Mommsen de ‘kumulative Radikalisierung’, de stelling dat de moord op de Europese Joden niet van meet af aan ‘beslist beleid’ was. Hitler hoefde niet eens het bevel tot de Holocaust te geven, er waren genoeg nationaalsocialisten in zijn entourage en in het machtsapparaat die bij hem in de gunst wilden komen door steeds radicaler op te treden tegen de joden tot aan hun vernietiging toe. De stelling van Mommsen provoceerde omdat de Duitsers er zich niet meer zo gemakkelijk van af konden maken door te beweren dat het allemaal en enkel de schuld van Hitler was. Er waren genoeg nazi’s die hun steentje tot de uitroeiing van de joden hadden bijgedragen. Maar de historicus gaf toe dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij Hitler lag omdat die door de vernietiging van de democratische structuren van Duitsland de poorten van de hel had geopend.
Heilige huisjes
Als het inderdaad om een zich opbouwende radicalisering in het denken en handelen ging, moest Mommsen ook ingaan tegen de bewering van de Amerikaanse historicus Daniel Goldhagen (°1959) dat de nazi’s zich vanaf het begin door een ‘eliminatorisch antisemitisme’, een op de volledige uitroeiing gerichte Jodenhaat, lieten leiden. Hans Mommsen was in zijn methodiek een ‘functionalist’ en niet een ‘intentionalist’ die gelooft dat je uit de resultaten de doelstellingen kan afleiden. Een concreet voorbeeld om dit duidelijk te maken: volgens het ‘intentionalisme’ zouden de noodmaatregelen waarmee de nationaalsocialisten na de brand van het gebouw van de Rijksdag in de nacht van 27 op 28 februari 1933 de communisten en andere regimecritici vervolgden, aantonen dat zij de ‘intentie’ hadden gehad om het vuur aan te steken. Mommsen schaarde zich echter achter de opvatting van de hobbygeleerde Fritz Tobias (1912-2011) die beweerde dat de nationaalsocialisten niet verantwoordelijk waren voor de ‘Reichstagsbrand’, maar dat ze er achteraf wel van hebben geprofiteerd. Mommsen schopte nog tegen andere heilige huisjes. Zo dichtte hij ‘die Männer des 20. Juli’ (de officieren – waaronder von Stauffenberg – die op 20 juli 1944 een mislukte aanslag op Hitler pleegden) omwille van hun eigen reactionaire denkbeelden helemaal geen voorbeeldfunctie voor een democratisch Duitsland toe. Tijdens de ‘Historikerstreit’ (1986) nam hij ook positie in tegen Ernst Nolte (°1923) die het nationaalsocialisme dreigde te relativeren door zich af te vragen of Auschwitz niet een reactie op de Goelag en de rassenmoord van de nazi’s niet een antwoord op de klassenmoord van de bolsjewisten zou geweest zijn. Mommsen reageerde ook verbolgen op de mensen die het de beroemde, met de Nobelprijs literatuur gelauwerde auteur Günter Grass (1927-2015) kwalijk namen dat hij pas in 2006 ervoor uitkwam dat hij als zeventienjarige lid van de Waffen SS was geweest. Volgens de historicus was het wat al te gemakkelijk met de vinger te wijzen naar een bepaald individu zonder dat de natie in haar geheel zich voldoende afvroeg waarom ze zich had laten verleiden door Hitler.
Debat
Als Mommsen nog in leven was geweest, zou hij de handschoen opgenomen hebben tegen de historicus Peter Longerich die aan zijn biografieën over Goebbels en Himmler een nieuwe toevoegt, namelijk over Hitler. In het boek dat over enkele dagen van de pers rolt, verkondigt Longerich de stelling dat Hitler juist wel meer en veel actiever ingreep in alle mogelijke beleidsdomeinen en zich met alle details van het regeerwerk bezighield. Dat druist in tegen de these van Mommsen die intussen algemeen wordt aanvaard, dat Hitler tot diep in de nacht monologen afstak in plaats van efficiënt te werken. Zelfs Ian Kershaw, de bekende Britse Hitler-biograaf, onderschrijft de opvattingen van Hans Mommsen dat vele nationaalsocialistische apparatsjiks blijk gaven van het zogenaamde ‘entgegenarbeiten’, het werken in de richting van wat de dictator wilde. Het overlijden van Mommsen op zijn 85ste verjaardag en enkele dagen voor het verschijnen van Longerichs boek berooft de historisch geïnteresseerden van wat een boeiend debat had kunnen zijn.
PS: Voor wie belangstelling heeft voor ‘who’s who’:
De oudste dochter van Theodor Mommsen was gehuwd met de bekende classicus Ulrich von Wilamowitz-Moellendorf (1848-1931) die in de herinnering vooral voortleeft doordat hij ‘Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik’ van de beroemde filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) als een intuïtief en in de ogen van filologen niet-wetenschappelijk werk bekritiseerde.
Foto: Hans Mommsen © www.faz.net
Categorieën |
---|
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.