JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Woonbeleid in Brussel: een falend experiment van collectivisering en socialisering

Mathias Vanden Borre11/5/2023Leestijd 5 minuten
Mathias Vanden Borre, Brussels parlementslid N-VA.

Mathias Vanden Borre, Brussels parlementslid N-VA.

Het voorstel van de Brusselse staatssecretaris voor woonbeleid om uitzettingen tegen te gaan, is problematisch, vindt Mathias Vanden Borre (N-VA).

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Dit artikel is een vrije tribune door Mathias Vanden Borre, Brussels parlementslid voor N-VA. 

Onlangs werd in het Brussels parlement het voorstel van de Brusselse rood-groene meerderheid besproken om uithuiszettingen tegen te gaan. Op zich een nobel doel, want volgens onderzoek worden er elke dag 11 mensen uit hun woning gezet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Om het debat te voeden, heb ik over dit thema ook een resolutie ingediend op basis waarvan er hoorzittingen met experten werden georganiseerd. Het is echter ontstellend te moeten vaststellen dat het voorstel van de linkse meerderheid zowat alle maatregelen die de experten expliciet hadden afgeraden nu in een ordonnantie betonneert.

In Brussel wordt een echt conflictmodel gehanteerd: de belangen van de huurder worden lijnrecht tegenover die van de verhuurder geplaatst. Dit is uiteraard geen goede zaak, want een gedegen woonbeleid moet de twee standpunten juist proberen te verzoenen. Om uithuiszettingen zo veel als mogelijk te vermijden, wil de Brusselse regering – met de bevoegde staatssecretaris voor huisvesting Nawal Ben Hamou (PS) – nu zo veel mogelijk belemmeringen opwerpen om het de eigenaar-verhuurder zo moeilijk mogelijk te maken om huurders, die hun huurplichten niet nakomen, uit de woning te zetten.

De nieuwe ordonnantie voorziet daartoe enerzijds de verlenging van uitzettingstermijnen en verhoging van kosten gedurende het hele jaar door en anderzijds een algemeen en seizoensgebonden verbod op uithuiszettingen gedurende de winter, waarbij het simpelweg onmogelijk wordt om een huurder uit te zetten.

Wintermoratorium

Vooral het wintermoratorium op uitzettingen stoot op veel kritiek. Zo wijzen ervaringsdeskundigen, zoals vrederechters en gerechtsdeurwaarders, er op dat een verbod op uithuiszettingen gewoon een stolp plaatst op het probleem. Een uitzetting is immers meestal het gevolg van het niet betalen van de huurgelden door de huurder, vaak gedurende meerdere maanden. Door een algemeen verbod op uithuiszettingen, stapelen de achterstallige huurgelden zich op en wordt het probleem enkel complexer en groter.

De oplossing is volgens de ervaringsdeskundigen net om zo snel mogelijk, al na 1 of 2 maanden huurachterstand, een akkoord te bereiken tussen de huurder, de eigenaar en eventueel het OCMW om de achterstand geleidelijk aan te zuiveren en het probleem niet te laten verzuren. De in de ordonnantie voorgestelde maatregelen hebben daarentegen in de praktijk tot gevolg dat een huurder maar liefst anderhalf jaar (!) in een woning kan blijven zonder ook maar 1 cent huurgeld te betalen.

Het hoeft niet gezegd dat zulke ingrijpende en verregaande overheidsingrepen het vertrouwen op de private huurmarkt onderuithalen, wat leidt tot minder investeringen en uiteindelijk minder aanbod van huurwoningen. Ook de Raad van State heeft dit wintermoratorium omschreven als “een buitensporige en niet te verantwoorden beperking van het recht op eigendom van de verhuurder”. Het rechtscollege stelt terecht dat het winterseizoen in geen geval beschouwd kan worden als een uitzonderlijke omstandigheid die zulk uitzettingsverbod kan verantwoorden.

De grove borstel

De voorgestelde maatregelen zijn exemplarisch voor de zienswijze van deze Brusselse regering, die graag de grove borstel gebruikt voor problemen die eigenlijk een fijnmazige aanpak vereisen, en dit zonder zich te bekommeren over de enorme impact die dat kan hebben. Er kan ook verwezen worden naar eerdere initiatieven zoals de plafonnering van de huurprijzen en de mogelijkheid voor de overheden om private woningen over te nemen via een openbaar beheerrecht. Een ander voorbeeld is de zogenaamde ‘paritaire huurcommissie’ die private huurcontracten kan onderzoeken en wijzigen.

Dit zijn bovendien maatregelen die een rechter, casus per casus, reeds kan beslissen. Ook wat dit verbod op uitzettingen betreft, is het voor rechters reeds mogelijk om de uitzettingstermijn te verlengen in specifieke individuele situaties, bijvoorbeeld indien de herhuisvesting niet gegarandeerd is. Deze linkse meerderheid verkiest evenwel een disproportioneel en generiek uitzettingsverbod dat de belangen van verhuurders ernstig schaadt boven een precieze en genuanceerde aanpak, die evengoed een oplossing biedt. Het mag duidelijk zijn dat de belangen van verhuurders in de hoofdstad op maar weinig steun kunnen rekenen.

Buitenlandse voorbeelden

De staatssecretaris lijkt bovendien niet te beseffen wat de mogelijke gevolgen zijn van haar extreem dirigistisch beleid. Voorbeelden in Ierland, Duitsland (Berlijn) en Zweden (Stockholm) hebben reeds aangetoond dat extreme overheidsinmenging in de huurmarkt kan leiden tot een daling van het aanbod van huurwoningen met een stijging van de huurprijzen en een daling van de woningkwaliteit als gevolg. De Brusselse regering brouwt dus een experimentele cocktail die op middellange termijn wel eens in haar gezicht zou kunnen ontploffen. Deze maatregelen zullen immers leiden tot minder investeringen in de woningmarkt en dus tot de uitholling van het recht op huisvesting. Op die manier zal de regering precies het tegenovergestelde bereiken van wat ze beoogt.

Overigens ontkent niemand de problemen op de Brusselse woningmarkt, met een sterk verouderd en energieverslindend patrimonium, maar deze verdienen opbouwende oplossingen waarbij een ernstige ontwrichting van de huurmarkt absoluut vermeden moet worden. In de Brusselse context zijn investeerders immers meer dan welkom: de koopkracht in het Gewest is met amper 1% toegenomen in een tijdspanne van 25 jaar en de werkloosheidscijfers rijzen de pan uit. Als je geen geld hebt, kan je ook geen woning verwerven en ben je aangewezen op de huurmarkt waar de vraag groter is dan het aanbod. In Brussel staan er 51.000 huishoudens de wachtlijst voor een sociale woning en de gemiddelde wachttijd bedraagt maar liefst 12 jaar! Daardoor moeten talrijke Brusselaars huren op de particuliere huurmarkt terwijl ze zich dat vaak maar moeilijk kunnen veroorloven.

Het Brussels probleem: armoede

Het feit dat de helft (!) van de Brusselaars voldoet aan de inkomensvereisten voor sociale huisvesting spreekt boekdelen. Jaar na jaar blijkt dat de armoedecijfers en sociale kwetsbaarheid in de hoofdstad toenemen. Meer dan een derde van de Brusselaars moet rondkomen met een inkomen onder de armoederisicogrens. Een vijfde van de actieve Brusselse bevolking ontvangt een sociale uitkering of een vervangingsinkomen. Eén kind op vier wordt geboren in een gezin zonder inkomen uit arbeid. Eén actieve Brusselaar op zeven is werkzoekende en dit aandeel stijgt tot 23% bij de jongeren. Dit blijven toch ontstellende cijfers voor een Europese hoofdstad.

Aangezien de meerderheid van de Brusselse huishoudens (meer dan 60%) huurt in het Brusselse, zijn deze zo mogelijk nog kwetsbaarder voor de Brusselse armoedesituatie. In plaats van allerlei ondoordachte ingrepen door te voeren in de huurmarkt, zou deze regering veel meer kunnen bereiken via een doorgedreven activeringsbeleid van de talrijke Brusselse werklozen. De jobs zijn er nochtans: 200.000 vacatures staan open. Als meer Brusselaars aan de slag zouden gaan en dus een degelijk loon zouden verdienen, zou het aantal uitzettingen al drastisch worden gereduceerd.

Ter vergelijking: in Vlaanderen worden jaarlijks 12.000 aanvragen tot uithuiszetting ingediend voor 6,5 miljoen inwoners terwijl dit in de hoofdstad 5.000 vorderingen zijn voor 1,2 miljoen inwoners! Jammer genoeg is het voor de Brusselse beleidsmakers eenvoudiger om in de marge te rommelen dan het eigenlijke probleem aan te pakken: de ontstellende armoede in onze hoofdstad. Dat is blijkbaar een realiteit die men – na drie decennia socialistisch beleid – liever niet onder ogen wilt zien.

Versnippering

Ten slotte vereisen quasi alle problemen op de woningmarkt – naast de uitzettingen ook huisjesmelkerij, leegstand, etc. – een  gecoördineerde gewestelijke aanpak in plaats van de huidige versnipperde aanpak door de gemeenten en hun OCMW’s, die niet de middelen noch het personeel noch de knowhow hebben om deze enorme uitdagingen doortastend aan te pakken. Het grondwettelijk recht op gedegen huisvesting kan momenteel niet gewaarborgd worden doordat de verschillende machtsniveaus hun verantwoordelijkheid niet opnemen, en dit vooral omdat er sprake is van een enorme versnippering in het Brusselse woonlandschap.

Wat uithuiszettingen betreft, is met name de rol van het OCMW cruciaal. Zonder een goed functionerend OCMW, dat de huurder begeleidt, kan het probleem van de uitzettingen niet worden aangepakt. Het is dan ook aangewezen om de 19 Brusselse OCMW’s te fuseren, of minstens te verenigen, zodat zij op een meer slagkrachtige en efficiënte manier de kwetsbare Brusselaar kunnen ondersteunen.

Brussels parlementslid N-VA

Commentaren en reacties