JavaScript is required for this website to work.
post

Zanger en Staatsvijand Nummer Eén

Dirk Rochtus12/11/2016Leestijd 5 minuten

Levende legende Wolf Biermann was de machthebbers van de DDR een doorn in het oog. Dinsdag viert de rebelse zanger zijn 80ste verjaardag.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Bijna drie miljoen mensen zijn tussen 1949 en de bouw van de Muur in 1961 gevlucht uit de Deutsche Demokratische Republik (DDR), de ‘eerste socialistische staat op Duitse bodem’. Wolf Biermann die op 15 november 1936 geboren werd in Hamburg, ging de omgekeerde weg. Als zestienjarige trok hij in de lente van 1953 naar de DDR, en dat omdat hij – zoals hij in zijn pas verschenen autobiografie schrijft[i] – opgegroeid was met de opdracht ‘de mensheid te redden, mijn vader te wreken en tussendoor het communisme op te bouwen’. Als kind had hij ten tijde van het Derde Rijk al zijn portie ellende meegekregen. Toen zijn vader, Dagobert Biermann, in 1937 als communistisch verzetsman terechtstond, merkte de nationaalsocialistische rechter bij ‘Religionszugehörigkeit’ (het behoren tot een religie) op dat de beklaagde er ‘geen’ had. Daarop riep vader Biermann uit: ‘Ich! Bin! Jude!’ Deze ‘verzwarende omstandigheden’ maakten dat hij in 1943 uit de gevangenis van Bremen naar het vernietigingskamp Auschwitz werd afgevoerd. In datzelfde jaar overleefden moeder Emma en de kleine Wolf ternauwernood ‘Operation Gomorrah’, een serie van bombardementen die Britse bommenwerpers tussen 24 juli en 3 augustus 1943 op Hamburg uitvoerden. Haast 300 000 woningen brandden uit en naar schatting 40 000 burgers kwamen om in de vlammenzeeën. Moeder Biermann wist zichzelf en haar zoontje te redden door in een kanaal te springen. Het verlies van haar man en van haar thuis versterkte bij Emma de haat tegen Hitler en het geloof in het communisme.

‘Ziel en ruggengraat’

Wolf had het gevoel dat hij zijn moeder ‘een genoegen moest doen’ en dus werd hij in 1953 burger van de DDR. Amper 23 jaar later zou de DDR hem dat staatsburgerschap ontnemen. In die tussenperiode was hij uitgegroeid tot ‘Staatsfeind Nummer eins’ van de DDR en werd hij de klok rond bespioneerd door 200 klikspanen en 15 voltijdse agenten van de beruchte Stasi (Staatsveiligheid). Zijn dossier telde 30 000 bladzijden, en niet gespeend van ironie merkte Biermann later op dat het een goede geheugensteun vormde bij het schrijven van zijn autobiografie. Dat hij een lastige klant voor de partijbonzen zou worden, bewees hij al een week na zijn aankomst in de DDR. De scholieren van het internaat in Gadebusch bij Schwerin waar hij ondergebracht was, moesten tijdens een plechtigheid hun christelijk geloof afzweren. Een jong meisje weigerde dat en werd daarop de huid vol gescholden door een politieke secretaris van de Freie Deutsche Jugend (FDJ), de staatsjeugdorganisatie van de DDR. Biermann protesteerde met de woorden: ‘Ik ben communist … ben tegen de Kerk …. Godsdienst is opium voor het volk … Maar wat hier gebeurt, is geen communisme … daarvoor is mijn vader niet gestorven opdat dit meisje zou worden onderdrukt.’ Zijn vermoorde vader was ‘zijn ziel’, moeder Emma ‘zijn ruggengraat’ en zo zou Wolf Biermann moedig in de clinch gaan met de ‘Genossen’, de kameraden, en strijden, niet over ‘de communistische idee zelf, maar over de totalitaire praktijk’.

Bijtend’Deutschland. Ein Wintermärchen’

Biermann werkte vanaf 1959 als regieassistent bij het beroemde Berliner Ensemble in Oost-Berlijn en leerde het jaar daarop Hanns Eisler (1898-1962) kennen, de componist die de muziek schreef voor de theaterstukken van Bertolt Brecht (1898-1956). De jonge Wolf begon gedichten en liedteksten te schrijven en als zanger op te treden. De West-Duitse cabaretier Wolfgang Neuss publiceerde in 1965 zijn lied Wintermärchen‘ (wintersprookje), een toespeling op het satirische versepos ‘Deutschland. Ein Wintermärchen’ van Heinrich Heine (1797-1856), de grote Duitse dichter van joodse afkomst (die in het Nederlands vertaald is door Doorbraakmedewerker Marc Vanfraechem). De bijtende satire en de grove taal die Biermann bezigde, streken de machthebbers van de DDR tegen de haren in. In december 1965 verbood de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED), de ‘leidende partij’ van de DDR’, hem om nog te publiceren en op te treden. Er bleef Biermann niets anders over dan zijn teksten en platen in West-Duitsland uit te brengen, zoals de langspeelplaat ‘Chausseestraße 131’ die met een bandrecorder was opgenomen in zijn eigen woning op het gelijknamige adres in Oost-Berlijn.

‘Drakendoder’

De grote knal volgde in 1976. Wolf Biermann gaf op 13 november een concert in Keulen op uitnodiging van de West-Duitse vakbond IG Metall. Hoewel hij hiervoor een reistoelating van de DDR-autoriteiten had gekregen, gebruikte het Politbureau van de SED het optreden als een excuus om hem zijn DDR-staatsburgerschap te ontnemen ‘wegens grove schending van de staatsburgerlijke plichten’ (waarmee zijn ‘kritiek op het socialisme’ bedoeld was). Enkele bekende DDR-auteurs zoals Christa Wolf, Volker Braun en Franz Fühmann schreven in een Open Brief waarmee ze protesteerden tegen de ‘Ausbürgerung’ van de ‘ongemakkelijke’ Biermann het volgende: ‘Unser sozialistischer Staat, eingedenk des Wortes aus Marxens „18. Brumaire”, dem zufolge die proletarische Revolution sich unablässig selber kritisiert, müßte im Gegensatz zu anachronistischen Gesellschaftsformen eine solche Unbequemlichkeit gelassen nachdenkend ertragen können.’ (Het woord van Marx in de “18de Brumaire” indachtig dat de proletarische revolutie zich onophoudelijk zelf bekritiseert, zou onze socialistische staat in tegenstelling tot anachronistische maatschappijvormen zo’n ongemakkelijke houding gelaten nadenkend moeten kunnen verdragen). Wat Biermann zo gevaarlijk had gemaakt voor de machthebbers, was dat hij ‘vlees van hun vlees’ was als zoon van een vermoorde communistische vader. Voor de machtigen zijn de dissidente geluiden uit eigen rangen veel ergerlijker dan de opvattingen van ideologische tegenstanders. Vanaf zijn ‘Ausbürgerung’, die samenviel met zijn 40ste verjaardag, leefde Biermann als het ware in ballingschap in West-Duitsland. Ook daar ontpopte hij zich tot een vlijmscherpe criticus van politieke en maatschappelijke toestanden, maar niet altijd in de politiek-correcte betekenis van het woord. Integendeel, hij verdedigde bijvoorbeeld de Amerikaanse aanval in Irak in 2003 en verweet vanuit zijn eigen groeiende vertrouwdheid met Israël vele Duitsers en Europeanen dat ze geen begrip opbrachten voor de ‘dilemma’s waarin de joodse staat’ zich bevond. ‘Die Linke’, de links-radicale erfgename van de SED die in de Bondsdag, het Duitse parlement, zetelt, bestempelde hij tijdens de herdenking van de 25ste verjaardag van de Val van de Muur als ‘Drachenbrut’ (drakengebroed) en als een partij die in wezen niet links, maar ‘reactionair’ zou zijn. Zelf noemde hij zich daarom ‘Drachentöter’.

‘Revolutionstourist’

Met het socialisme had Biermann intussen gebroken. Daarvoor had hij een heel leven lang nodig gehad, vertrouwde hij het Oostenrijkse tijdschrift Profil toe, en niet omdat het communistische dogma niet zou gefunctioneerd hebben, maar ‘omdat de weg naar het marxistisch-communistische paradijs niet, zoals de Weense filosoof Sir Karl Popper beweerde, naar de hel kan leiden, maar er naartoe leiden moet’. Op de voorlaatste bladzijde van zijn boek noemt hij zijn geloof dat democratie en communisme zouden kunnen samengaan, een ‘Irrtum’, een vergissing. Toch karakteriseerde hij zijn beslissing om in 1953 naar de DDR te gaan als ‘das Beste, was ich gemacht habe’. Hij moest immers naar eigen zeggen ‘de les leren, om in het vaderland van alle werkende mensen, in het arbeiders- en boerenparadijs, werkelijk te leven, en niet slechts als een toerist van de revolutie eventjes langs te komen en de sfeer op te snuiven’. Als ‘Revolutionstourist’ zou hij nooit ‘der Biermann’ geworden zijn. Maar dat hij uit de ‘communistische kerk’ is uitgetreden, maakt hem niet ontvankelijk voor een ander geloof. Op de vraag van Profil of hij – op zijn gevorderde leeftijd – in een leven na de dood gelooft, antwoordde hij dat zoiets voor schapen is, niet voor wolven: ‘Ich bin ein Wolf – und bin bis jetzt nie Hund geworden’.

Foto Wolf Biermann © dpa

[i] Wolf Biermann: ‘Warte nicht auf bessre Zeiten! Die Autobiografie’, Berlin, Propyläen 2016 543 p., 28 €.

Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.

Commentaren en reacties