JavaScript is required for this website to work.
post

‘Zij zullen hem niet temmen!’

Het proces-Van Extergem - zitting van 14 juni 1920 (1/3)

Nick Peeters15/6/2020Leestijd 4 minuten
August Borms en Jef Van Extergem

August Borms en Jef Van Extergem

Het eerste deel van een terugblik naar de veroordeling van de communistische flamingant en oud-activist Jef Van Extergem op 16 juni 1920.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘Na uitspraak der veroordeling richt Van Extergem zich op en roept luidkeels: “ZIJ ZULLEN HEM NIET TEMMEN!” De gendarmen springen op V.E. toe en doen hem de boeien aan, middelerwijl roept hij: “VLIEGT DE BLAUWVOET?” Uit de publieke tribune klinkt het donderend: “STORM OP ZEE!”’ Op 16 juni 2020 zal het honderd jaar geleden zijn, dat de communistische flamingant Jef Van Extergem omwille van zijn activistische engagement door het Antwerpse assisenhof werd veroordeeld tot twintig jaar hechtenis, eeuwige beroving van zijn burgerrechten en een boete van 927 frank voor de proceskosten. Deze tekst heeft als doel een duidelijk beeld te scheppen van de sfeer tijdens het drie dagen durende proces van een progressist met een unieke kijk op de Vlaamse kwestie. Dit artikel is een eerste deel van een driedelige terugblik naar de geboorte van een Vlaams symbool.

Voor de aanvang van de eerste zittingsdag op 14 juni gaf Van Extergem aan geen advocaat te nemen. Hoewel het gerecht hem een ‘verdediger d’office’ toewees, maakte de jongeman al snel duidelijk zichzelf te willen verdedigen. Hij protesteerde, meermaals in conflict tredend met de voorzitter van de rechtbank, tegen de wijze waarop de beschuldigingsakte was geformuleerd. Zijn felle bewoordingen leidden tot verschillende incidenten, toen hij het Belgische gerecht vergeleek met een ‘militaire inquisitie’ en weigerde de Belgische regering te erkennen: ‘Ik kon geen betrouwen meer hebben in een regering, welke met onze Vlaamse jongens achter en aan het front […] heeft gedaan (denk aan de houthakkers!) wat de bloedhonden van de militaire Duitse kliek hier deden met de werklozen …’ Van Extergem verontschuldigde zich voor zijn ‘manier van spreken’, maar dacht ‘toch te mogen zeggen wat de waarheid is!’

‘Voor ‘den Duits!?’ Ik!?’

De voorzitter haalde daarop cynisch aan, dat Van Extergem altijd ‘de waarheid’ had gesproken. Ook tijdens de oorlog en meer bepaald onder vreemde bezetting: ‘’t Was allemaal voor den Duits!’ Daarop ontstak de Vlaming in grote woede: ‘Nooit! Nooit! Nooit!’ In zijn hierop volgende tirade haalde hij aan, dat er in het bezette gebied niets kon gebeuren zonder de toelating van ‘den Duits’. Van Extergem uitte kritiek op vooraanstaande persoonlijkheden zoals Herman Teirlinck, Eduard Anseele en volksvertegenwoordiger Versteylen, die zich volgens hem veel vriendschappelijker opstelden tegenover de Duitsers dan hijzelf. Zij waren hierdoor echter bepaald niet in de problemen gekomen.

Tijdens zijn uiteenzetting raakte hij zodanig opgewonden, dat hij niet verder kon spreken. Terwijl Van Extergem kalmeerde, werd hij ondervraagd over zijn activistische engagement. Aanvankelijk beschreef hij rustig hoe hij het blad De Socialistische Vlaming had uitgegeven. De kalmte duurde evenwel niet lang. Toen de voorzitter vroeg of de jongeman had ingetekend op een steunlijst voor de tijdens de oorlog gebroodroofde flaminganten Dr. Antoon Jacob en René De Clercq bevestigde hij vurig: ‘Ja, en ik zou dit nu nog doen, zelfs met nog meer geestdrift. Het zal steeds een schreeuwend onrecht blijven, dat die edele mannen werden afgesteld. […] Toen kwam de Belgische regering niet tussen, maar zohaast de Vlamingen zich te weer stelden tegen die laffe aanvallen, moest er geslachtofferd en gebroodroofd worden!’

Een man van principes

De voorzitter stelde zich vervolgens kritisch op over een aantal uitspraken die Van Extergem had gedaan. Zo noemde hij de regering in oorlogstijd ‘een sluipmoordenaar’. De koning had hij uitgemaakt voor ‘lange zwibswab’, ‘garde-champêtre de la Panne’ en ‘dien kerel met zijn lange poten, die elk jaar 2,5 miljoen nodig heeft’. De Vlaming gaf aan altijd republikein te zijn geweest en dat het als dusdanig te begrijpen was, dat hij de vorst niet al te zeer in het hart droeg.

Van Extergem wees als rechtvaardiging voor zijn houding op de tegenstelling tussen de burgerlijke opvoeding van zijn rechters en die van hem: ‘Ik ben opgevoed in haat tot het vaderland – tot de staat, in haat tot de wetten, in haat tot de Koning. […] Vaderlandsliefde bestaat niet, dat moeten wij “werkers” vooral, begrijpen, dat moeten wij voelen.’ De jongeman beweerde dat hij met zijn standpunten niet alleen stond en verwees naar uitspraken van bekende socialistische voormannen. Hij opperde in heilige trouw te hebben gehandeld met de beginselen, die de socialistische leiders hem in zijn jeugdjaren leerden: ‘Ik heb die principes nooit verloochend en zal ze nooit verloochenen!’

Vlaming van nature

Daarnaast verkondigde Van Extergem Vlaming te zijn van nature, ‘en Belg door het diplomatisch gekuip van 1830’. Om zijn punt te staven, verwees hij handig naar uitspraken van de socialistische wallingant Jules Destrée. Met het doel de jongeman ideologisch te isoleren, plaatste de voorzitter hem in het kamp van de Raad van Vlaanderen. Die Raad was een tijdens de oorlog door activisten opgericht Vlaams parlement, dat aanvankelijk streefde naar een federale staatsstructuur. Hij ontkende formeel: ‘Wij stonden los van de ‘Raad van Vlaanderen’ en gingen veel verder dan bestuurlijke scheiding, wilden de republiek Vlaanderen. Onze enige bekommering was aan het Vlaamse vraagstuk een internationale, een socialistische oplossing te geven. Wanneer wij als socialisten opkwamen voor de vrijheid van alle volkeren, konden wij toch niet nalaten op te komen voor de vrijheid van ons eigen volk!

Toen de voorzitter het hem kwalijk nam ‘onvaderlands’ te hebben gehandeld door te streven naar een vrede door verzoening en hiermee ‘de politiek van de vijand’ te hebben gediend, barstte de jongeling opnieuw uit van verontwaardiging: ‘Ik, de vijand gediend of bevoordeligd? Nooit! Ik dien niemand, mijn handen zijn zuiver, mijn geweten is gerust! Ik ben een volbloed internationalist en wilde, als dusdanig zohaast mogelijk ook de internationalisering van het Vlaamse vraagstuk! […] Ik heb mij nooit verkocht aan de Duitsers!’

Op 6 juni verschijnt de biografie van de ‘activistische’ generatie Herman Van den Reeck bij Doorbraak. U kan dat boek nu al bestellen.

activisme

Commentaren en reacties