6 april herdenken Schotten hun onafhankelijkheid
De Schotten hebben veel geduld gehad, maar niet veel tijd meer
Gisteren stonden in het radioprogramma ‘De jaren van’ de jaren 90 centraal. Jaren van doorbraak van computer, gsm, internet, van grunge muziek en Britpop. Maar ook van de spektakelfilms met veldslagen en bestormingen. Remember Braveheart? Mel Gibson in een anachronistische kilt? De film kwam uit in 1995 en gaf het Schotse nationalistische reveil een stevige boost. Zelfs in die mate dat enkele Vlaamsbewuste ondernemers met Gibson contact opnamen met het voorstel om een gelijkaardige verfilming te maken van De Leeuw van Vlaanderen …
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZoals vaak in historische films is er een groot verschil tussen Dichtung und Warheit. De plot wat bijsturen, wat bloederige geweld- en obligate seksscenes. Maar ook de geschiedenis wat geweld aandoen. Het moet immers in een format geduwd kunnen worden, die ook verkoopt. Anachronismen druipen dan van het scherm. Maar een kniesoor-historicus die daar om maalt. De geest van de film telt – en het resultaat aan de box office. (Wie trouwens meer wil weten over fouten en anachronismen in deze of gelijk welke andere film: één website: www.imdb.com.)
Genoeg over Braveheart. Terug naar dat Schotse nationalisme. Géén uitvinding van de romantische 19de eeuw, Sir Walter Scott ten spijt. Al in de veertiende eeuw, de eeuw van ‘vrijheidsstrijder’ Braveheart dus, stonden de Schotten op hun strepen. Met op 6 april 1320 een onafhankelijkheidsverklaring tot gevolg: de Declaration of Arbroath.
De Schotten zaten plots zonder troonopvolger wat de op gebiedsuitbreiding beluste Edward I de blik naar het noorden deed wenden. Engeland was in die periode zijn deel van het Franse vasteland kwijtgeraakt en dat diende gecompenseerd. Hij had er veel voor over om de rest van Groot-Brittannië aan zijn kroon toe te voegen. Veldslag na veldslag, list na list om de weerbarstige Schotten onder de knoet te krijgen, leverden hem de bijnaam Malleus Scotorum op – ‘hamer van de Schotten’, zoals Karel Martel de hamer van de Arabische moslims was. Een stoothamer en kwelgeest van een heel volk, dat echt niet zat te wachten op de vorst uit het Engelse zuiden.
Uit de adellijke Schotse families die in aanmerking kwamen, kozen de Schotse nobelen een eigen koning. Blauw bloed was belangrijk, maar in tegenstelling tot de Europese traditie was koninklijken bloede minder belangrijk voor de Schotten. Ze kozen Robert in 1306 tot hun wettelijke vorst. ‘The Bruce’ werd zo Robert I en meteen ook leider van het Schotse verzet tegen de pogingen van de Engelse koning om de Schotse kroon op zijn hoofd te kunnen zetten. Het ging immers helemaal tegen de feodaal-heerlijke logica in een onwettige familie de kroon te bedelen vanuit adellijke ‘peers’.
Het twintigjarige touwtrekken tussen noord en zuid, gespekt door de nodige politieke moorden, coalitiewissels en veldslagen – waar de Schotse Jan Breydel William Wallace een militaire rol speelde (en weinig meer) – zorgde voor een breed gedragen engagement bij de Schotse bevolking. Het Engelse getrainde leger stond tijdens veldslagen tegenover een Schotse bende van boeren en ambachtslui – de neiging om te vergelijken met 1302 is groot. Robert I en de algemene strijd tegen de Engelsen uit het zuiden engageerde bredere lagen van de bevolking.
In zo’n strijd, die in de 19de eeuw de nodige mythologische proporties kreeg in het kader van de Schotse nation building, – wij hebben die in Vlaanderen vooral gekend met ‘onze’ Conscience (lees daarover J.P. Rondas in Doorbraak oktober 2012) – werden bepaalde veldslagen een groter belang toebedeeld dan andere, los van het feitelijke militaire of politieke belang.
Om een lang verhaal kort te maken: soms helpt de voorzienigheid een handje. Robert The Bruce was pas verkozen tot koning en erin geslaagd om de Schotse nobelen achter zich te verenigen. Een jaar later, in 1307, overlijdt Edward I. Zijn zoon is een veel zwakker figuur – in Bravehaert voorgesteld als een homoseksuele ‘fat’ – en de druk van Engeland op Schotland blijft wel voortduren, maar vermindert in intensiteit.
Het brengt de Schotse adel ertoe om in 1320 een onafhankelijkheidsverklaring op te stellen en op te sturen naar paus Johannes XXII om aan te tonen dat Schotland een oude natie is die bestaansrecht heeft. Maar ook opdat de paus zijn steun aan Edward II voor het Schotse koningschap zou laten vallen – wat uiteindelijk gebeurde in 1328.
In die tekst luidt het o.a. ‘For as long as but a hundred of us remain alive, never will we on any conditions be brought under English rule. It is not for glory, nor riches, nor honours that we are fighting, but for freedom — for that alone, which no honest man gives up but with life itself’. U mag het gerust een gezwollen taaltje vinden, zo bijna zevenhonderd jaar na datum, maar het was een moedige tekst, van een klein volk dat voor kort geen vorst meer had, zijn eigen soevereiniteit uitriep door een eigen soeverein te kiezen – toch wel nieuw in de Latijnse christenheid – en belaagd werd door een politieke en militaire grootmacht.
Tot vandaag spreekt de tekst van de Declaration of Arbroath tot de verbeelding van Schotse nationalisten die na de eerste stappen in de Devolutie – met in 1999 de kroon op het werk: een eigen rechtstreeks verkozen parlement – nu voluit gaan voor Schotse onafhankelijkheid.
Niet alleen daarom is het een belangrijk en inspirerend document. Maar ook omdat de tekst ‘volkssoevereiniteit’ uitstraalt, wat op dat moment in het Latijns-christelijke Europa revolutionair was. Neal Ascherson hierover in Stone Voices (Hill and Wang 2002): ‘De Schotse adel voelde zich nooit gelukkig met het idee van een koning die zijn macht van God kreeg en niet van zijn gelijken; ze waarschuwden (in de Declaration) zelfs dat hun geliefde koning Robert I aan een contract (met de adel) was onderworpen.’
In de onafhankelijkheidsverklaring – die je evenzeer een preambule van een protogrondwet zou kunnen noemen – luidt dat: ‘If he should turn aside from the task that he has begun and yield Scotland or us to the English king and people, we should cast [him] out as the enemy of us all … and should choose another king to defend our freedom’. Geen wonder dat Schotse patriotten en nationalisten enige trots aan de dag leggen voor dit politiek revolutionaire document.
We begonnen met film. We eindigen er ook mee. Niet met de Australiër Mel Gibson – overigens, dit terzijde, de historicus Niall Ferguson toonde in zijn boek Empire aan dat het Britse Imperium, waaronder dus Australië, vooral ‘gebouwd’ werd met Schotse handen – maar wel met Sean Connory, Sir Sean Connery, een volbloed Schot die zich ook altijd achter de Devolutiegedachte heeft geschaard.
Toen in 1997 de parlementsleden van de nationalistische SNP, alle LibDem- en de meeste Schotse Labour-MP’s een ‘Yes/Yes’-campagne voerden voor Devolutie, werd beroep gedaan op de Declaration of Arbroath. Bij de partijoverschrijdende start van de campagne in de Royal High School van Glasgow trad de gevierde Schotse acteur naar voren om een stukje van de Declaration voor te lezen, de tot de verbeelding sprekende ‘For so long as a hundred of us are left alive, we will yield in no least way to English dominion …’ (zie hoger). Hij sloot zijn voorleesmoment af met enkele eigen woorden: ‘That was written 677 years ago. The Scots are not usually known for their patience. Well, we may have patience but we don’t have time.’ Die tijd komt nu. Op 18 september 2014 is het zover. Dan kiezen de Schotten of ze een nieuwe Declaration of Independence zullen opstellen. Als het zover komt, zullen de Schotten – opnieuw – zelf hun staatshoofd zullen kiezen.
Categorieën |
---|
Karl Drabbe is uitgever van ERTSBERG. Hij is historicus en wereldreiziger en werkt al sinds 1993 mee aan Doorbraak.
Naar goede traditie vindt vandaag voor de tiende keer een grote manifestatie voor meer autonomie plaats in Catalonië. Wat zal de impact zijn?
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.