Il caso Moro, 40 jaar mysterie
Veertig jaar later: moord op Aldo Moro na 55 dagen ontvoering, het mysterie blijft
Aldo Moro, vermoord door de Rode Brigades. Vele vragen blijven onbeantwoord.
foto © Reporters/Rue des Archives/AGIP
De moord op de oud-premier was één van de meest traumatische gebeurtenissen in de geschiedenis van het Italiaanse republiek.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement40 jaar geleden werd de Italiaanse oud-premier en christendemocratisch partijvoorzitter Aldo Moro vermoord door de extreemlinkse Brigate Rosso na een ontvoering van 55 dagen. Op 9 mei 1978 werd in het centrum van Rome zijn met kogels doorzeefde lichaam gevonden. Het lag in de kofferbak van een rode Renault 4. De auto stond symbolisch geparkeerd in de Via Caetani, op enkele meters van het hoofdkantoor van de Partito Communista Italiano (PCI) in Via delle Botteghe Oscure en dat van de Democrazia Cristiana (DC) op de Piazza del Gesù. De moord op de oud-premier was een van de meest traumatische gebeurtenissen in de geschiedenis van het Italiaanse republiek. Ze zorgde later voor heel wat speculaties over mogelijke betrokkenheid en zelfs steun van externe krachten aan deze terroristische actie.
Compromesso storico
De ontvoering van Moro door de Brigate Rosse had twee doelen. In de eerste plaats de vrijlating van medestrijders uit de gevangenis. Ten tweede, en wellicht belangrijker: het einde van de toenadering tussen de twee belangrijkste politieke partijen van toen: de Democrazia Cristiana (DC) en de Partito Communista Italiano (PCI).
Die toenadering staat beter bekend als het compromesso storico, het ‘historisch compromis, waarvan de toenmalige christendemocratische partijvoorzitter de perfecte verpersoonlijking was. Het compromis werd met argusogen bekeken door zowel de revolutionaire extreemlinkse krachten als de belangrijkste NAVO-partners, zoals de Verenigde Staten. De Koude Oorlog was volop aan de gang. Italië was hierin een strategische NAVO-bondgenoot door haar geografische ligging en de aanwezigheid van talrijke Amerikaanse basissen.
De PCI, onder leiding van de populaire Enrico Berlinguer, behaalde bij de parlementsverkiezingen van 1976 haar hoogste score ooit (34,4%). Het was zo de grootste communistische partij in West-Europa. Deze electorale groei verontrustte niet alleen de Democrazia Cristiana (DC), maar ook het Vaticaan en vooral de Amerikaanse NAVO-bondgenoot.
De christendemocratische partijvoorzitter Aldo Moro zocht de volgende twee jaar toenadering tot de PCI, met de hoop de partij vroeg of laat mee in het regeringsbad te trekken. Hij probeerde zo de Italiaanse democratie een dienst te bewijzen door deze belangrijke politieke kracht te ‘institutionaliseren’. Tegelijk probeerde hij de opgang van het Italiaanse communisme te stoppen. Het tijdstip van de ontvoering van Moro, op 16 maart 1978, was dan ook niet toevallig gekozen. Die dag stond in de Italiaanse Kamer de vertrouwensstemming gepland van de regering Andreotti IV. Hij werd de eerste en enige Italiaanse premier die sinds 1947 het vertrouwen van de Italiaanse communisten zou krijgen.
Externe machten
Na de ontvoering, waarbij de politie-escorte van Moro werd afgemaakt, werden er meer dan 72.460 wegblokkades en 37.702 huiszoekingen georganiseerd. Meer dan 6.413.713 mensen en 3.383.123 voertuigen werden gecontroleerd. Vreemd genoeg zonder enig resultaat.
Eén van de hypotheses die dan ook in de loop van de jaren werd geopperd, is dat bepaalde ‘krachten’ Aldo Moro niet wilden terugvinden. De theorie gaat dat de extreemlinkse terroristen direct of indirect hulp kregen bij de ontvoering van al dan niet clandestiene geheime diensten. Niet iedereen binnen de Democrazia Cristiana en daarbuiten was even tevreden met het compromesso storico, waaronder Giulio Andreotti.
Vooral de jaren 70 werden later in Italie bekend als die van de strategia della tensione (spanningsstrategie) en de anni di piombo (loden jaren). Tientallen aanslagen uit extreemrechtse en –linkse hoek probeerden de prille Italiaanse democratie te destabiliseren.
Caso Moro
Een reeks elementen droeg bij tot het ontstaan van een ‘caso Moro’, waardoor deze gebeurtenis reeds snel in het rijtje van de talrijke Italiaanse onopgeloste mysteries kwam te staan. Eén van de getuigen van de ontvoering, een zekere Alessandro Marini, kreeg dezelfde avond van zijn politieverhoor een dreigtelefoon met het advies te zwijgen. Hij verhuisde kort daarna voor drie jaar naar Zwitserland. Een andere getuige maakte die dag een tiental foto’s van de vreselijke moordscène. Nadat hij de foto’s aan het gerecht had overhandigd, werden ze nooit meer teruggevonden. Wie of wat stond er op de foto’s? Waarom moesten ze verdwijnen?
In Via Stresa, tweehonderd meter van de Via Fani, de plaats van de ontvoering, bevond zich die ochtend ‘toevallig’ kolonel Guglielmi van de SISMI, de Italiaanse Militaire Geheime dienst. Achteraf bleek dat hij deel uitmaakte van de divisie die de clandestiene anticommunistische paramilitaire organisatie Gladio (of stay-behind) bestuurde. Deze organisatie was actief in vele West-Europese landen, waaronder ook België. De directe superieur van Guglielmi, generaal Musumeci, was lid van de illegale loge P2. Bovendien werd hij in 1988 veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de zeer bloedige aanslag in het station van Bologna. Ook hij was aanwezig in de Via Stresa.
Vele vragen
Volgens de getuigenis van Moro’s vrouw Eleonora had haar man steevast vijf boekentassen bij zich: één met vertrouwelijke documenten, één met medicijnen en persoonlijke spullen, en drie gevuld met krantenknipsels en papers van zijn studenten. Direct na de onvoering van Moro werden er echter maar drie van de vijf tassen teruggevonden in de wagen. De tas met geheime documenten en die met de medicijnen waren verdwenen en werden nooit meer teruggevonden. Hoe wisten de terroristen welke boekentassen ze juist moesten meenemen?
Door wie waren de Brigate Rosse op de hoogte gebracht van de autoroute, gezien die elke dag veranderde? Hoe was het mogelijk dat het laatste schuiladres van de gijzelaars in het hetzelfde gebouw lag als dat van enkele schuiladressen van de hierboven reeds vermelde SISMI? Waarom werden de Brigate Rosse, die met hun slachtoffer zeker drie keer van schuiladres veranderden, nooit gecontroleerd door de politie? Was er inderdaad reeds contact met de ‘leider’ van de Brigate Rosse, Mario Moretti, zoals de resultaten van een van de vele parlementaire onderzoekscommissies doet vermoeden?
Maffia
In het boek Airone 1, Retroscena di un’epoca verklaarde de toenmalige commandant van de Romeinse recherche, Antonio Cornacchia, dat hij onmiddellijk na de ontvoering van Moro gecontacteerd werd door de Siciliaanse maffia. Onder andere Stefano Bontate, Salvatore Inzerillo en Pippo Calò, de capi dei capi van Cosa Nostra, hadden hem laten verstaan dat ze op de hoogte waren van het onderduikadres van de gijzelnemers.
Ook de clandestiene geheime dienst Noto Servizio of Anello, bestaande uit voormalige functionarissen van de fascistische Repubblica di Salò, conservatieve ondernemers en industriëlen, extreemrechtse figuren uit de onderwereld, en functionarissen van het Vaticaan, waren op de hoogte van de verblijfplaats van de gegijzelde Moro. Maar beide groeperingen lieten na enkele dagen verstaan dat ze wegens hele hoge politiek druk, lees Giulio Andreotti, werden opgedragen de dingen hun beloop te laten. Waarom?
Kissinger
De precieze toedracht rond de ‘caso Moro’ zal waarschijnlijk nooit uitkomen, net zoals dat ook bij de Bende van Nijvel nog steeds niet het geval is. Eén ding is zeker: Moro was niet graag gezien door de internationale gemeenschap en vooral de Amerikaanse regering. Henry Kissinger liet zich diverse malen zeer negatief uit over de christendemocraat. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de CIA direct of indirect betrokken was bij de ontvoering van Moro, maar ze lieten hem wel aan zijn lot over.
Zoals 55 dagen eerder was gebeurd ter gelegenheid van het bloedbad in Via Fani bij de ontvoering van Moro, kwamen na het bekendmaking van de vondst van Moro’s doorzeefde lijk tienduizenden Italianen op straat om hun steun te betuigen aan de democratische instellingen. De bevolking had meer dan genoeg van het extreemlinkse en -rechtse terrorisme en snakte naar rust. De anni di piombo zouden nog enkele jaren duren, maar de jaren 80 werden voor Italië wel i migliori anni della lora vita.
Over Aldo Moro en nog meer Italiaanse wijsheden en weetjes schreef Philip Roose samen met Joost Houtman een boek: Bella Figura. Vanaf 31 mei in de boekhandel. Maar nu al vooruit te bestellen op Doorbraak!
Tags |
---|
Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).
Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.