JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Hoe het antiracisme zelf racistisch werd

Philip Roose4/9/2018Leestijd 6 minuten

Racisme

Racisme

foto © Reporters

Het antiracisme aan progressieve zijde is contraproductief en paradoxaal. Het belerend moralistische vingertje heeft steeds minder gezag.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Racisme is een aberratie van de menselijke geest, namelijk de ontkenning van één enkel menselijk ras. De woorden van de Duitse filosoof Hegel (1770-1831) zijn nog steeds actueel:  Der Mensch ist an sich vernünftig; darin liegt die Möglichkeit der Gleichheit des Rechtes aller Menschen.’ In tegenstelling tot het editoriaal van Bert Bultinck in Knack(29/08/2018), en de retoriek van de meeste progressieve stemmen in de samenleving, is er gelukkig geen racistische noodtoestand in Vlaanderen. Hiermee is niet gezegd dat dit racismeprobleem volledig is opgelost of dat enige waakzaamheid niet op zijn plaats blijft. Wie echter alleenstaande en sporadische gevallen door individuen extrapoleert naar een groep of een cultuur, zoals de hoofdredacteur van Knack, maakt zich zelf schuldig aan veralgemeningen die men juist wenst te bestrijden.

Bij het overgrote deel van de Vlamingen speelt de huidskleur van een persoon al lang geen doorslaggevende rol meer in het vormen van een oordeel. Aangezien de sociale veroordeling van de maatschappij op racistische voorvallen vandaag zeer hevig is, en er zelfs een wetgeving werd ingevoerd om dit gedrag te bestraffen, is op dit vlak enig optimisme op zijn plaats. Deze positieve maatschappelijke evolutie is echter een probleem voor zij die van de ‘moral highground’ hun levensdoel maakten. Gezien de massa doorheen de jaren de politiek correcte elite op ethisch vlak heeft bijgebeend, moet die laatste groep op zoek naar een nieuwe ‘moral highground’ om toch boven de ‘meute’ te kunnen blijven paraderen.

White privilege

Daarop importeerde men het concept van het ‘witte privilege’ of ‘white privilege‘ uit de Verenigde Staten: het idee dat de blanke huidskleur maatschappelijke voordelen oplevert, en iedere niet-blanke daardoor gediscrimineerd wordt. Men negeerde daarbij dat de sociologische geschiedenis van de Verenigde Staten zeer sterk verschilt met die van Vlaanderen. En aangezien we in onze contreien nooit enige vorm van zwarte slavernij (lijfeigendom was blank) hebben gekend, werd die dan maar vervangen door het koloniaal verleden en de door migratie ontstane culturele minderheden. Het concept bleef hetzelfde: de kleurling of minderheid als slachtoffer en onderdrukte, de blanke of meerderheid als dader en agressor. Terwijl men decennialang de huidskleur als beoordelingsfactor heeft bestreden, plaatsten de antiracisten het door de stigmatisering van de ‘witte’ of blanke cultuur zelf weer volledig centraal in het maatschappelijk debat.

Ook de ‘identity politics’, waarbij de eigen groep gedefinieerd wordt aan de hand van de al dan niet vermeende inperking van de rechten van de leden, is een nieuw soort van racisme. Binnen deze beweging wordt de eigen groep niet alleen op basis van de huidskleur afgebakend, maar op grond van de seksuele, culturele of religieuze identiteit. Daarbij wordt steevast de tegenstelling met de dominante groep in de maatschappij benadrukt, de blanke, mannelijke, heteroseksuele burger. Het concept ‘cultural appropriation‘, of het zich onterecht toeëigenen van culturele symbolen, is hiervan een product. Terwijl de Vlaamse identiteit de laatste decennia evolueerde van een blank patriarchaal katholiek concept naar een regenboog van huidskleuren, culturele achtergronden, religieuze overtuigingen en seksuele geaardheden willen sommige progressieven de samenleving blijkbaar weer opdelen in hokjes.

Het house nigger etiket

Men creëerde de laatste jaren daarvoor een nieuwe soort van verzuiling, privileges inbegrepen, deze keer niet meer op basis van levensbeschouwelijke overtuiging, maar wel op basis van een al dan niet ingebeeld slachtofferschap. Van allochtonen of gekleurde medemensen wordt ook verwacht de rol van Calimero op zich te nemen, en hun culturele eigenheid zo autentiek mogelijk te beleven, op straffe van het ‘house nigger‘-etiket. Het negatief, of positief, beoordelen van mensen op basis van aangeboren kenmerken wordt vandaag gelukkig sociaal niet meer aanvaard. Deze positieve evolutie ondermijnde echter niet alleen de ‘moral highground’ van de progressieve medemens, die zich zonder slachtoffer geen blijf weet met al die empathie, maar bedreigde ook de materiële bestaanszekerheid van alle gesubsidieerde organisaties en universitaire studiegroepen die rond deze problematiek werken.

De antiracistische ‘lobby’ zag zich genoodzaakt ‘racisme’ te herdefinieren tot ‘cultureel racisme’ om het eigen bestaansrecht te verzekeren. De linkse sociolinguïst Jan Blommaert definieerde het zo: ‘Het hedendaagse racisme is een racisme dat zich richt op de culturele identiteiten, eigenschappen, opvattingen en gedragingen van mensen.’ U kan en mag dus helemaal nergens nog een oordeel meer over vellen, dat ondervond ook Theo Franken nog onlangs. Een concept waar trouwens ook Unia zich reeds mee bezighoudt. De Franse filosoof Alain Finkielkraut, zoon van Poolse Jood die de Holocaust overleefde, definieerde deze cultuurrelativistische gedachtegang als ‘het totalitarisme van de 21e eeuw’. Het antiracisme is verworden tot een intolerante en extreme ideologie, die trouwens vandaag integraal deel uitmaakt van het politiek correcte denken. Intolerant omdat ze pleit voor maatschappelijke uitsluiting van al diegene die de dogmatische leer niet belijden; extreem omdat ze onder het mom van van egalitarisme de absolute inwisselbaarheid van mensen en culturen bepleit en zelfs wettelijk wil invoeren. Het is dan ook niet te verwonderen dat deze cultuurrelativisten pleiten voor onbeperkte massamigratie.

Wit moet kapot

Vandaag is het antiracisme niet meer bedoeld als een maatschappelijke strijd om ieders menselijke waardigheid te verdedigen, maar is het geëvolueerd tot een strijd tegen de westerse of ‘witte’ culturele suprematie. De westerse cultuur moet niet meer worden verrijkt met niet-westerse elementen, zoals voorheen het geval was. Wij, blanke autochtonen, moeten niet meer aan zelfkritiek doen. Nee, onze ‘witte’ cultuur moet gewoon kapot. Er is bij deze fanatiekelingen dan ook een vorm van wrok waar te nemen tegen de ‘witte’ mensen, zeker wanneer die niet blindelings geloven in het dogma dat elke cultuur gelijkwaardig is. Zoals ex-rokers de hevigste antirokers worden, zijn de blanke cultuurrelativisten vandaag de fanatiekste bestrijders van het ‘cultureel racisme’. Indien een ‘witte’ mens in deze politiek correcte kringen enige geloofwaardigheid wil verwerven, moet die als een soort ingangsexamen de eigen cultuur, de eigen geschiedenis, de eigen religie, de eigen traditie, de eigen identiteit afzweren en eventueel mee helpen vernietigen.

Maar er is in deze cultuurrelativistische leer echter sprake van maar liefst vier paradoxen: De eerste tegenstrijdigheid is de eis tot respect voor elke etnische minderheid in naam van de diversiteit of multiculturaliteit, maar tegelijkertijd de ontkenning of de wil tot vernietiging van de eigen Vlaamse cultuur. De tweede paradox is enerzijds de strijd tegen de westerse of ‘witte’ culturele hegemonie of suprematie, maar anderzijds het geloof in een Westers idee van een soort van collectief wereldburgerschap. Ten derde bestrijdt de cultuurrelativist racisme op basis van de huidskleur maar geeft men tegelijkertijd een negatieve betekenis aan alles en iedereen die behoren tot de ‘witte’ of ‘blanke’ cultuur. Ten vierde droomt de hedendaagse ‘antiracist’ van een wereld met mensen in alle kleuren, maar anderzijds verklaarde de Amerikaanse cultuurrelativist en socioloog Jesse Daniels, dat de raciale smeltkroes of ‘melting pot’ vooruitgang betekende want ‘families bestaande uit alleen blanken generen racisme omdat ze “white supremacy” in de VS legitimeren.’

Inhoudsloos racisme

Door het concept ‘racisme’ uit te breiden naar ‘cultureel racisme’, worden steeds meer mensen van racisme beschuldigd, ook mensen die zichzelf helemaal zo niet zien. Zo ondergraaft men de terechte strijd tegen racisme, namelijk het discrimineren van mensen op basis van huidskleur, en maakt men het begrip op lange termijn volkomen inhoudsloos. Daarenboven is het concept ‘cultureel racisme’ een zeer gevaarlijke bedreiging voor de vrije meningsuiting: elk oordeel over eender welk aspect van een cultuur kan als racisme worden beschouwd. Zo werden onlangs Mia Doornaert en Maarten Boudry door Bleri Lleshi van racisme beschuldigd omwille van hun islamkritiek. Toen in Rotherham tussen 1997 en 2013 meer dan duizend blanke meisjes werden misbruikt door zogenaamde ‘Asians’, werden de klachten door de politie in 2010 nog steeds niet serieus genomen uit schrik voor racisme-beschuldigingen of het stigmatiseren van een bevolkingsgroep. Het doet denken aan de pedofilieschandalen in de katholieke kerk, die eveneens werden doodgezwegen en waarbij de slachtoffers werden genegeerd, in naam van het hoger doel. Het is niet moeilijk om te raden bij welke gebeurtenis de politiek correcte hoofdredacteurs in het Vlaamse medialandschap geen krimp gaven.

Door de nadruk te verleggen van huidskleur op ‘white supremacy’, ‘identity politics’ of ‘cultureel racisme’ speelt progressief  trouwens in de kaart van rechts. De schrik van de ‘remplacement’, zoals Bultinck het noemt, is bij een deel van de blanken inderdaad reëel, zeker na jaren van culturele agressie tegen de zogenaamde ‘blanke’ hegemonie. Maar het feit dat er steeds minder blanken zijn, vormt op zich niet echt een probleem in een samenleving waar huidskleur van geen tel zou moeten zijn. Het feit dat minderheden door de positieve discriminatie meer rechten genieten dan anderen dan weer wel. Daarenboven is het de ‘blanke’ binnenkort verboden die minderheden te bekritiseren op straffe van sociale uitsluiting wegens racisme. Dit verklaart bijvoorbeeld waarom Trump ondanks zijn aangebrande uitspraken de verkiezingen won. Het belerend moralistische vingertje van de politiek correcte pastoors, zoals Bert Bultinck, heeft steeds minder gezag in de ‘blanke’ parochie, en dat besef maakt hen alleen maar bozer.

Het verlangen naar vrije meningsuiting krijgt steeds meer de overhand in de samenleving tegen de politiek correcte dogmatische visie op de samenleving. In plaats van zich te concentreren op de verschillende etnische DNA’s, zoals het hedendaagse doorgeschoten anti-racisme, of op de conservatieve religieuze of ethische visie van bijvoorbeeld moslims, voornamelijk door de aanhangers van het Verlichtingsfundamentalisme, zou men zich beter focussen op wat ons allemaal verbindt tot het kostbare sociale weefsel. Of zoals Amerikaans president en republikein Dwight D. Eisenhower zei: ‘Extremes to the right and to the left of any political dispute are always wrong.’

Philip Roose (1979) studeerde geschiedenis in Leuven en Granada en marketing en management in Parma. Hij woont in Catania (Sicilië) en exporteert Italiaanse wijnen. Samen met Joost Houtman schreef hij het boek 'Bella Figura: Waarom de Italianen zo Italiaans zijn?' (Uitgeverij Vrijdag; verschijnt 31 mei 2018).

Meer van Philip Roose

Woorden scheppen de realiteit, of toch de perceptie ervan. Philip Roose over de instrumentalisering van taal.

Commentaren en reacties