JavaScript is required for this website to work.
post

Asia Bibi en godslastering in de islam

Othman El Hammouchi7/11/2018Leestijd 4 minuten
Persconferentie in Parijs, mei 2015 voor de vrijlating van Asia Bibi, met de
Franse oud-minister Rachida Dati.

Persconferentie in Parijs, mei 2015 voor de vrijlating van Asia Bibi, met de Franse oud-minister Rachida Dati.

foto © Reporters

Hoe verhouden Pakistans godslasteringswetten zich tot het islamitisch recht? Othman El Hammouchi onderzoekt de zaak-Asia Bibi.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De rechtszaak van Asia Bibi, een christelijke vrouw die in Pakistan vervolgd wordt voor godslastering, heeft wereldwijd voor opschudding gezorgd, en terecht. Na jarenlang in hechtenis te hebben gezeten in afwachting van de ontknoping van haar proces, oordeelde het Hooggerechtshof recent dat ze moest worden vrijgelaten. De extreemrechtse TLP (Tehreek-e-Labbaik Pakistan) reageerde onmiddellijk met massale straatprotesten waarin niet alleen werd gevraagd om de opschorting van het vonnis van ’s lands hoogste juridische orgaan, maar ook om de executie van de rechters die het hadden geveld.  De populistische regering van Khan, die mede door de gedoogsteun van extremisten aan de macht is gekomen, buigt gedeeltelijk voor hun eisen, zich bewust van het belang dat de godslasteringswetten hebben in het identiteitsdebat. Maar vinden deze werkelijk hun oorsprong in het islamitisch recht?

Fitna

In zijn paper Freedom of Expression in Islam: An Analysis of Fitnah behandelt de gerenommeerde expert en islamjurist Mohamad Hashim Kamali deze vraag. Zoals de titel verraadt, is zijn betoog gecentreerd rond de idee van fitna, een Arabisch woord dat vele vertalingen heeft, maar in deze context best geïnterpreteerd kan worden als ‘onrust’ of ‘sociale wanorde’. De Koran zelf vermeldt nergens  beperkingen op vrije meningsuiting of straffen die er verband mee zouden houden, integendeel. Gezien de moslims in Mekka in een vroeg stadium zelf slachtoffers waren van vervolging wegens hun opvattingen, toonden ze zich voorstanders van open debat. Zo zegt Koran 16:125 bijvoorbeeld:

‘Roep op tot de weg van uw Heer met wijsheid en schone vermaning en argumenteer tegen [andersdenkenden] met een betoog dat schoner is [dan het hunne].’

Ook de verwijzingen naar censuur in de Hadith zijn schaars. Daarom wordt de islamrechtelijke richtsnoer inzake deze kwestie bepaald door de handelingen van de Metgezellen en de oordelen van de grote juristen, en deze laatste zijn vaak tijd- en plaatsgebonden.

Kamali maakt, in  navolging van de klassieke literatuur, een onderscheid tussen twee soorten fitna: fitnat-al-shubuhat (doctrinaire onzekerheid) en fitnat-al-shahawat (obsceniteit). In beide gevallen is het doel van de wet niet zozeer het overtuigen of heropvoeden van betrokken personen, maar het beschermen van de maatschappij tegen een reeks fenomenen die als schadelijk worden gezien: rebellie, wanorde, buitensporig conflict, morele laksheid en de ondermijning van haar fundamenten. Deze kennen (of kenden) allemaal een analogon in westers recht, of het nu gaat om seditious libel in Angelsaksische common law, lèse majesté in Nederland of het Oostenrijkse verbod op het beledigen van ‘heilige personen’ dat recent in het nieuws kwam. Vergelijk dit ook met talloze pogingen van sommige rechtse partijen op het continent om betogen of preken die zich tegen de democratie of fundamentele grondrechten richten te criminaliseren of bemoeilijken.

Bestraffing

Voor alle duidelijkheid: dergelijke beperkingen op de vrije meningsuiting zijn niét liberaal. In een liberale samenleving zou men in staat moeten zijn alles te zeggen zolang er niet expliciet wordt opgeroepen tot geweld. Het idee van ‘sociale harmonie’, dat gretig gebruikt wordt door rechtse partijen om verboden op religieuze kledij te rechtvaardigen, slaat door haar subjectiviteit en ambiguïteit in feite nergens op. Het blijkt echter dat zelfs de meest liberale samenlevingen uit pragmatische overwegingen zondigen tegen hun principes.

In een islamitische staat, dus een staat wiens fundament gevormd wordt door de islam, vormt openlijke godslastering en het prediken van zeer afwijkende opvattingen een aanval op de grond van de samenleving zelf. Dit betekent echter niet dat kritiek onmogelijk gemaakt moet worden. Het paradigma voor de behandeling van andersdenkenden in het islamitisch recht, aldus Kamali, wordt verschaft door Imam Ali, de vierde Rechtgeleide Kalief, die gedurende zijn regeerperiode te maken had met de ketterse rebellengroep van de Kharijieten. Deze egalitaire puriteinse groep predikte dat zondaars afvallig waren, en verwierp het politieke gezag van de kalief. Deze laatste toonde zich echter zeer geduldig en begripvol, duldde verhitte onderbrekingen van zijn vrijdagspreek, en ageerde niet op geruchten van complotten om hem te vermoorden – iets wat hij later met zijn dood zou moeten bekopen.

Vele traditionele rechtsgeleerden namen hier nota van, en concludeerden dat zachtheid geboden was bij de juridische regulering van vrije meningsuiting, en de staat alleen mocht handelen wanneer er een reëel gevaar bestond voor de publieke orde, de samenleving of de goede zeden. De klassieke islamjurist Mawardi schrijft hier bijvoorbeeld het volgende over:

‘When a group (…) opposes the views of the community (…) war is not to be waged on them so long as they do not congregate in one mass. (…) If the rebels mix with the law-abiding community and try to spread corruption and commit acts of injustice, then the imam is within his rights to punish them with a deterrent punishment. The punishment in this case must, however, neither be death nor exceed any of the prescribed penalties.’ [eigen cursivering]

‘Deterrent punishment’ verwijst hier naar ta’zir, een discretionaire straf die door de overheid bepaald wordt, in tegenstelling tot de ‘prescribed penalties’, de hudud, die in de Koran en Soenna voorkomen. Een belangrijke regel in het islamitisch recht is dat de eerste nooit strenger kunnen zijn dan de tweede. De doodstraf voor godslastering is dus in vlakke tegenspraak met het islamitisch recht. In de moderne tijd zou een straf voor godslastering of gelijkaardige misdrijven kunnen bestaan uit een boete en een relatief korte gevangenisstraf, zoals in veel Europese landen het geval is.

Wat mevrouw Bibi en vele andere christenen is aangedaan is een waarlijke schande. Ze worden vervolg en met de dood bedreigd voor minieme misdrijven, en vaak zelfs gewoon omwille van hun religie. Dit staat haaks op de islamitische liefde voor debatethiek zoals ze werd uiteengezet door islamitische juristen en gepraktiseerd in de talloze discussies en polemieken die destijds woedden tussen moslims, Joden en christenen. Ons land zou er goed aan doen haar te steunen en asiel te verlenen.   

Othman El Hammouchi is een jonge, conservatieve opiniemaker.

Commentaren en reacties