JavaScript is required for this website to work.
post

België: waarom wil het maar niet lukken?

11 julitoespraak Hendrik Vuye

Hendrik Vuye12/7/2014Leestijd 8 minuten

In 1830 dachten velen dat België geen lang leven beschoren was. Toch bestaat België nog altijd. Hoe komt dat toch? Of is dat voortbestaan weinig meer dan een langzaam uiteenvallen of een langgerekte doodsstrijd? Vuye wijst op fundamentele gebreken van het Belgische federalisme: een disfunctioneren van de politieke democratie en nog meer van de sociale democratie. Ten slotte wijst hij erop dat fundamentele rechtsprincipes, zoals de scheiding der machten, niet eens meer worden nageleefd in communautaire zaken. Hij verwijst naar de arresten Caprasse en Thiéry van de algemene vergadering van de Raad van State.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Franstaligen horen het niet graag, maar België is een ongelukje van de geschiedenis. De diplomaten die, namens de grootmachten, in 1830 hebben beslist over de oprichting van de Belgische staat wisten dat. Frans topdiplomaat Talleyrand vond België niet levensvatbaar. Toch heeft het land tot nu toe stand gehouden. De geschiedenis van België is er één van overlevingsstrategieën of overlevingsmodellen. Elk model heeft een tijdlang standgehouden en gemaakt dat België tot nu toe toch kon overleven.

Maar elk model bleek maar tijdelijk soelaas te bieden. De taalvrijheid is de eerste overlevingsstrategie, maar ze mislukte. Een tweede was het taalpact, maar ook dat mislukte. Een derde strategie, het federalisme, is een uitgeleefd model.

Vandaag wil ik nagaan waarom deze strategieën mislukt zijn.

We staan bovendien aan de vooravond van een nieuw model, het confederalisme. Misschien zal ook dit model hetzelfde lot beschoren zijn. Schijnbaar succesvol gedurende enkele decennia, om vervolgens vast te stellen dat ook dat model is uitgeleefd. Dit is nu eenmaal de loop van de Belgische geschiedenis. Misschien staat dit verloop zelfs in de sterren geschreven.

1 De wonderbaarlijke wereld van de taalvrijheid (1831-1873)

Artikel 23 van de Grondwet van 1831 proclameert de taalvrijheid. Deze grondwet werd wel alleen in het Frans afgekondigd. Voor de Nederlandstalige versie van de Grondwet hebben we moeten wachten tot 1967. Taalvrijheid was dus duidelijk geen synoniem van gelijkwaardigheid van de talen.

Meer nog, taalvrijheid was helemaal geen taalvrijheid. De zaak-Schoep biedt een mooi voorbeeld. Jozef Schoep wil aangifte doen van de geboorte van zijn kind in het Nederlands. De ambtenaar van de burgerlijke stand in Sint-Jans-Molenbeek weigert akte te nemen van deze aangifte. Dit kan, stelt deze ambtenaar, alleen in het Frans. Dit wordt de eerste taalzaak die voor het Hof van Cassatie komt. De raadslieden van Schoep verzoeken het hof om in het Nederlands te pleiten. Bij arrest van 12 mei 1873 beslist het Hof van Cassatie dat de advocaten van Schoep in het Frans moeten pleiten. Sommige raadsheren zijn het Nederlands niet machtig en de advocaten zijn, volgens het hof, verplicht om te pleiten in een taal die de rechters begrijpen.

Een week later beslist het hof over de grond van de zaak. Het oordeel is hallucinant. Het hof beslist dat Schoep zich inderdaad op de taalvrijheid mag beroepen om aangifte te doen van de geboorte in het Nederlands. Maar … ook de ambtenaar van de burgerlijke stand geniet van de taalvrijheid en op grond van zijn taalvrijheid mag hij weigeren akte te nemen van die aangifte in het Nederlands.

Echte taalvrijheid heeft dus nooit bestaan. Nooit! Er was veeleer sprake van taaldwang. Aan advocaten werd de verplichting opgelegd om te pleiten in het Frans. Aan burgers werd de verplichting opgelegd om aangifte te doen van de geboorte van hun kind in het Frans.

Daarom is de eerste overlevingsstrategie, deze van de taalvrijheid, mislukt. Taalvrijheid was in werkelijkheid taaldwang. Men heeft getracht België om te vormen tot een staat waar het Frans de gerechtstaal, bestuurstaal en cultuurtaal was. Een België zonder Vlamingen. Een België waarin het Nederlands weliswaar vrij mocht gesproken worden, maar van elke machtsdeelname was uitgesloten.

Deze eerste overlevingsstrategie was nog unitair of middelpuntzoekend. Bedoeling was om te komen tot één (Franstalig) België. De volgende overlevingsstrategieën zijn middelpuntvliedend. Meer nog, ze begeven zich steeds verder van het B-middelpunt. Taalwetten delen België op in taalgebieden. Staatshervorming maakt van België een federale staat met deelstaten. België overleeft omdat er steeds minder België is. Meer nog, België kan slechts overleven omdat er steeds minder België is. Ook confederalisme is een volgende stap in dit proces dat eind 19e eeuw werd ingezet met de eerste taalwetten.

2 Het mislukte taalpact (1831-1962/63)

Eens de taalvrijheid mislukt, werden andere paden bewandeld. Er kwamen drie generaties taalwetgeving. Een eerste generatie eind 19e eeuw, waarbij aan Vlamingen beperkte taalrechten werden toegekend in Vlaanderen. De gelijkheidswet van 1898 zal de eerste wet zijn die geldt voor het volledige grondgebied en die Frans en Nederlands op voet van gelijkheid behandelt. Deze wet bepaalt dat wetgeving voortaan in beide talen dient afgekondigd en gepubliceerd.

De tweede generatie taalwetten komt er in de jaren dertig van de vorige eeuw. België wordt opgedeeld in taalgebieden. De Gentse universiteit vernederlandst, want impliceert dat het Nederlands ook in België een academische taal wordt.

De derde generatie taalwetten werkt dit verhaal af. In 1962 wordt de taalgrens tussen Vlaanderen en Wallonië definitief vastgelegd. In 1963 gebeurt hetzelfde tussen Vlaanderen en Brussel. Er zijn drie eentalige taalgebieden: het Nederlandse, het Franse en het Duitse. Daarnaast is er het tweetalig taalgebied Brussel-Hoofdstad.

In vele analyses leest men dat sedertdien in de eentalige taalgebieden de streektaal ook de bestuurstaal, de onderwijstaal en de taal in gerechtszaken is. In werkelijkheid zijn er vele uitzonderingen. Er zijn de faciliteiten in bestuurszaken, faciliteiten in gerechtszaken, faciliteiten in kieszaken (dubbele kiesbrief in het kanton Sint-Genesius-Rode) en er is zelfs Franstalig onderwijs in de zes randgemeenten rond Brussel en de taalgrensgemeente Ronse. Van enige wederkerigheid is er geen sprake. Vlamingen die in Waals-Brabant wonen hebben geen dubbele kiesbrief, geen faciliteiten in gerechtszaken …

Net daarom is deze tweede overlevingsstrategie mislukt. Mijn streekgenoot Jan Verroken heeft ooit de taalgrens vastgelegd tussen Vlaanderen en Wallonië. De enige taalgrens die gelukt is. Er kwam pacificatie tussen Vlaanderen en Wallonië. De taalgrens tussen Brussel en Vlaanderen daarentegen is een regelrechte mislukking. Zelfs van een begin van pacificatie is er geen sprake in de Vlaamse rand. Hoe komt dit?

Wel, om te slagen moet een taalgrens volgens politicus Jan Verroken voldoen aan twee criteria: ze moet zuiver zijn en ze moet respectabel zijn. Onder ‘zuiver’ verstaat Verroken dat er zo weinig mogelijk ‘overgangsgebieden’ moeten zijn. Onder ‘respectabel’, dat toegevingen wederkerig moeten zijn. Het taalpact tussen Vlaanderen en Brussel is mislukt omdat er veel te veel overgangsgebieden zijn, bijvoorbeeld in gerechtszaken. Waarom moeten Franstaligen tot diep in Vlaanderen behandeld worden alsof ze in Franstalig België wonen? Waarom? En deze Vlaamse toegevingen zijn evenmin ‘respectabel’, want er is geen sprake van wederkerigheid. Daarom is het taalpact mislukt.

3 Van staatshervorming tot staatsmisvorming (1970-2011/2013)

Sommige mediatieke politico-astrologen beschrijven België als een geslaagd consensusmodel. Hoe vooringenomen kan men zijn? Een eerste staatshervorming in 1970, een tweede in 1980 om vervolgens door te gaan op een hels ritme: 1988/89, 1993, 2001, 2011/13. Waar zit die consensus? Waar is de pacificatie? België is geen consensusmodel, maar een conflictmodel.

Het resultaat van deze staatshervorming is surrealistisch: 4 taalgebieden, 3 gemeenschappen, 3 gewesten, 1 hoofdstedelijke gemeenschap, 10 provincies, 1 gebied buiten provincie, 3 hoogste rechtscolleges, 9 parlementen, 8 regeringen, … En als toetje op de taart: zelfs 2 koningen en 3 koninginnen. Om nog maar te zwijgen van de Brusselse instellingen.

Het grootste probleem is echter de bijzonder versnipperde bevoegdheidsverdeling die inefficiëntie in de hand werkt. De meeste bevoegdheden zitten verspreid over meerdere overheden. Dit is aanleiding tot een enorm verlies aan efficiëntie. Daarom is het federalisme mislukt. We hebben veel te veel onzuivere keuzes gemaakt. Dergelijke versnippering kost echter handenvol geld. Die versnippering aan bevoegdheden gekoppeld aan een wonderbaarlijke veelvuldigheid aan instellingen, heeft gemaakt dat het federale pact is mislukt.

4 Disfunctie van de politieke en de sociale democratie

Een belangrijk kenmerk van het federale België is de disfunctie van de politieke democratie. Noord en Zuid stemmen anders en dat reeds heel lang. Dit heeft tot gevolg dat geen van beide democratieën het beleid krijgt waarvoor de kiezer heeft gestemd. De regering-Di Rupo is daar een typevoorbeeld van. Franstalig België ervaart deze regering als te rechts, Vlaanderen als te links.

Maar er is meer. Het wordt steeds moeilijker om een federale regering te vormen. Wanneer men de moeilijkste regeringsformaties op een rijtje zet, dan situeren deze zich in de laatste decennia. Na de verkiezingen van 2010 duurde het 541 dagen, in 2007 al 194 dagen, 148 dagen in 1988, 107 dagen in 1979, 103 dagen in 1992, 75 dagen in 1972 … Dat de doodsklokken luiden, is maar al te duidelijk. Ooit komen we op een punt waar er geen federale regering meer zal gevormd worden. 

Een tweede kenmerk is de disfunctie van de sociale democratie. De solidariteit binnen België is een mislukte constructie. De situatie is veel erger dan men denkt. Jaarlijks zijn er massale financiële transfers van Vlaanderen naar Franstalig België. Het Leuvense onderzoeksinstituut Vives begroot deze transfers op 16 miljard euro per jaar. Deze transfers zijn echter volkomen steriel. De armoedecijfers van het Waalse instituut voor statistiek (IWEPS) tonen dit aan. Vlaanderen kent een armoedegraad van 9,8 %. Dit is evident nog steeds te hoog. Wallonië kent echter een armoedegraad van net onder de 20% en Brussel zelfs van 34%. Vergelijkt men alle regio’s van Europa, dan scoort Vlaanderen bij de top, staat Wallonië op de 140ste plaats (in de buurt van Polen, Portugal en Letland) en Brussel op de 189ste en laatste plaats. Een regelrechte schande. Eén kind op 4 groeit in Wallonië op onder de armoedegrens, in Brussel zelfs één op 3. 38% van de Waalse gezinnen -dit is meer dan één op 3- kan een onverwachte uitgave van 1.000 euro niet aan. Te Brussel loopt dit zelfs op tot 47%.

Aan diegenen die zeggen dat het PS-model niet bestaat, volstaat het te antwoorden dat ze de IWEPS-studie erop moeten nalezen. 25 jaar PS-beleid heeft in Wallonië en Brussel, ondanks de kolossale financiële transfers vanuit Vlaanderen, gezorgd voor armoede. Kort voor de verkiezingen argumenteerde PS-kopstuk Onkelinx dat N-VA van Wallonië een ‘bidonville’ (sloppenwijk) wil maken. Men moet maar durven! De waarheid is anders. Het PS-beleid zorgt voor ‘bidonvillisering’ en dit ondanks de massale financiële transfers vanuit Vlaanderen.

5 Miskennen van fundamentele rechtsbeginselen, zoals de scheiding der machten

Eén van de meest fundamentele beginselen van de democratie is de scheiding der machten. Zonder scheiding der machten, vervalt men al gauw in absolutisme, schreef Montesquieu. Hoe zit het echter met de hoogste rechtscolleges wanneer deze moeten beslissen in communautaire aangelegenheden?

Het is enigszins ontluisterend om in een interview (La Libre Belgique, 5 oktober 2010) met afscheidnemend voorzitter Paul Martens te lezen dat het Grondwettelijk Hof aan ‘belgitude juridictionnelle’ en aan ‘réalisme fantastique’ doet. Hij citeert de arresten over de pedagogische inspectie van het Franstalig onderwijs in Vlaanderen, over BHV, over de wooncode en over de pacificatiewet. Hij besluit dat het gaat over een ‘jurisprudence transcendentale’, wat dit ook moge betekenen. Is dit de taak van het Grondwettelijk Hof? Vanuit welke democratische legitimiteit doet het Hof hier aan politiek? Is het Hof gelegitimeerd door de kiezer om aan ‘belgitude’ te doen? Met zo’n rechtscollege, zouden we dan onze parlementen niet beter sluiten?

De algemene vergadering van de Raad van State gaat in de recente arresten (20 juni 2014) omtrent de al dan niet benoeming van de kandidaten burgemeesters Caprasse en Thiéry nog verder. Ook hier is er sprake van ‘belgitude juridictionnelle’. De artikelen 25 en 26 Bestuurstaalwet luiden:

Artikel 25. In hun betrekkingen met een particulier gebruiken dezelfde diensten de door betrokkene gebruikte taal voor zover die taal het Nederlands of het Frans is. (…)

Artikel 26. Meergenoemde diensten stellen de aan de particulieren uitgereikte getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen in het Nederlands of in het Frans, naar gelang van de wens van de belanghebbende. (…)

De algemene vergadering maakt hiervan: 

‘De overheid dient te refereren aan die keuze, waarvan zij alleen kennis kan nemen aan de hand van een brief die de particulier met dat doel naar het gemeentebestuur zendt of aldaar neerlegt. Die keuze geldt gedurende een redelijke termijn, namelijk gedurende een termijn van vier jaar, te rekenen vanaf de ontvangst of de neerlegging van de bedoelde brief bij het gemeentebestuur. Ná het verstrijken van die termijn van vier jaar kan de particulier met een nieuwe brief aan het gemeentebestuur zijn keuze hernieuwen, telkens voor een nieuwe termijn van vier jaar. Een bewijs van ontvangst of neerlegging van de brief wordt telkens door het gemeentebestuur onverwijld naar de betrokken particulier gezonden’.

De Raad van State, legt aldus (1) een nieuwe verplichting op aan de randgemeenten, (2) vindt een termijn uit die niet in de wet staat en (3) legt een procedure op, die al evenmin in de wet staat. Een nieuwe rechtsregel ziet hier het levenslicht. Misschien moeten we artikel 36 van de Grondwet als volgt aanpassen: ‘De federale wetgevende macht wordt gezamenlijk uitgeoefend door de Kamer, de Senaat, de algemene vergadering van de Raad van State en de koning’.

Dit is zeker geen pleidooi tegen onafhankelijkheid en onpartijdigheid van rechtscolleges. Dit is al evenmin een pleidooi tegen de scheiding der machten. Wel integendeel, het is een pleidooi voor de scheiding der machten. Maar, niet alleen parlement en regering, maar ook de algemene vergadering van de Raad van State moet de scheiding der machten naleven. We vragen aan rechtscolleges dat ze recht spreken, niet dat ze wetten maken of aan ‘belgitude juridictionnelle’ doen.

Het past om deze ‘wetgevende rechtscolleges’ te herinneren aan de woorden van Montesquieu: ‘Il n’y a point encore de liberté, si la puissance de juger n’est pas séparée de la puissance législative et de l’exécutrice. Si elle était jointe à la puissance législative, le pouvoir sur la vie et la liberté des citoyens serait arbitraire; car le juge serait législateur’. Het parlement is geen rechtscollege en mag dan ook geen recht spreken, maar de algemene vergadering van de Raad van State is geen parlement en mag dan ook geen wetten maken. Politieke compromissen dienen in het parlement afgesloten door verkozenen die hiervoor door de kiezer gemandateerd zijn, niet door rechters die hiervoor elke democratische legitimiteit missen.

Wanneer rechtscolleges zich op een dergelijke flagrante manier in de plaats van de wetgever stellen, zoals de algemene vergadering van de Raad van State dit doet in de arresten Caprasse en Thiéry, dan verlaten we de paden van de democratie. Met zo’n rechtscolleges kunnen we onze parlementen even goed sluiten.

Besluit. Zijn de federale structuren uitgeleefd? 

Het federale België kent een democratisch tekort. Meer nog, het wordt steeds moeilijker om een federale regering te vormen. De solidariteit loopt fout en onze sociale welvaart is bedreigd. Tenslotte, worden de meest elementaire rechtsbeginselen zoals de scheiding der machten, aan de kant geschoven door rechtscolleges die geen recht spreken, maar een ‘belgitude’ beoefenen. Zijn de federale Belgische structuren uitgeleefd? De vraag stellen, is ze beantwoorden.

 

11 julitoespraak uitgesproken door Hendrik Vuye, in Kortrijk (in lange versie) op 10 juli en (in sterk verkorte versie) te Oostende op 11 juli.


Foto: (c) Reporters

Hendrik Vuye is doctor in de rechten, master in de criminologie en master in de filosofie. Hij is gewoon hoogleraar Staatsrecht en Mensenrechten aan Universiteit Namen

Meer van Hendrik Vuye
Commentaren en reacties