Dinsdag 9 juni vond premier Sophie Wilmès het nodig om een 'Bericht aan de Belgen' de wereld in te sturen, in de vorm van een videoboodschap. Zij wist te melden dat de anticoronamaatregelen weliswaar sterk versoepeld worden, maar dat massabijeenkomsten verboden blijven. De antiracismemanifestatie van zondag is dus niet voor herhaling vatbaar, zei ze. De bedoeling was duidelijk om zichzelf een zekere presidentiële allure aan te meten. De premier zat aan haar bureau, met op de achtergrond een Belgische en…
Plus artikel - gratis maandabonnement
Uw Abonnement is (bijna) verlopen (of uw browser moet bijgewerkt worden)
Uw (proef)abonnement is verlopen (of uw browser weet nog niet van de vernieuwing)
Dinsdag 9 juni vond premier Sophie Wilmès het nodig om een ‘Bericht aan de Belgen’ de wereld in te sturen, in de vorm van een videoboodschap. Zij wist te melden dat de anticoronamaatregelen weliswaar sterk versoepeld worden, maar dat massabijeenkomsten verboden blijven. De antiracismemanifestatie van zondag is dus niet voor herhaling vatbaar, zei ze. De bedoeling was duidelijk om zichzelf een zekere presidentiële allure aan te meten. De premier zat aan haar bureau, met op de achtergrond een Belgische en een Europese vlag. Dat was precies dezelfde setting als op 15 maart, toen een sterk vergelijkbaar filmpje opdook onder de titel ‘Mijn boodschap aan de Belgische bevolking’.
Officiële mededeling?
Er kan weinig twijfel over bestaan dat het hier gaat om een formele mededeling van de premier. Het filmpje verscheen op de officiële website van de Belgische eerste minister en start met een beeld van de Wetstraat 16, een Belgische vlag en de titel ‘Toespraak van de eerste minister’. De Nederlandstalige versie heeft Nederlandstalige en Duitstalige ondertitels, de Franstalige versie Franstalige en Duitstalige ondertitels. Op het einde verschijnt ook nog eens het Belgische wapenschild in beeld. Dit is overduidelijk een met overheidsmiddelen gefinancierde officiële mededeling van de Belgische regering, en geen hoogstpersoonlijke en zelf betaalde ontboezeming van de MR-politica Sophie Wilmès.
Waarom is dit belangrijk? Eenvoudig. Als het hier om een officiële mededeling gaat — en dit is kennelijk het geval — dan is die onwettig. Sinds de jaren negentig is de communicatie van de regering onderworpen aan een strenge regelgeving. Die is er gekomen om paal en perk te stellen aan misbruiken. Vroeger gebeurde het nogal eens dat een minister vlak voor de verkiezingen zijn beleid propageerde onder het mom van een regeringsmededeling of een voorlichtingscampagne. Zo liet premier Wilfried Martens in de aanloop naar de verkiezingen van 1985 het beruchte metronoomfilmpje uitzenden. Een steeds sneller tikkende metronoom stelde het economische herstel voor. Het was platte verkiezingspropaganda, maar wel als ‘regeringsmededeling’ in primetime uitgezonden op de BRT.
Controlecommissie
In 1994 maakte het parlement een einde aan die praktijk. Sinds dan moeten ministers vooraf een bindend advies vragen aan de parlementaire Controlecommissie betreffende de verkiezingsuitgaven als ze een officiële mededeling willen verspreiden of een voorlichtingscampagne willen voeren. De Controlecommissie gaat na of de mededeling of voorlichtingscampagne geen verdoken verkiezingspropaganda is. Juridisch geformuleerd: ‘of die er niet geheel of ten dele toe strekt het persoonlijke imago van een of meer leden van de federale regering of het imago van een politieke partij te verbeteren’. De wet vermeldt expliciet dat ook mededelingen die via internettoepassingen worden verspreid onder deze regels vallen.
De Commissie heeft vijftien dagen de tijd om zich over de voorgestelde mededeling uit te spreken. Ze kan daarvoor het licht op groen zetten, die afwijzen, of aanpassingen suggereren. Als de minister die beslissing negeert, of de mededeling niet vooraf aan de Commissie voorlegt, dan kan een sanctie volgen. De kostprijs van de voorlichtingscampagne kan dan worden meegeteld bij de verkiezingsuitgaven van de kandidaat bij de volgende verkiezingen. Recent werd er ook een meer symbolische sanctie ingevoerd, namelijk een ‘berisping’. De twijfelachtige eer om als eerste te worden berispt viel in juni 2016 minister van Financiën Johan Van Overtveldt te beurt. Hij werd op de vingers getikt omdat hij zijn begeleidende brief bij de belastingaangifte niet aan de Controlecommissie had voorgelegd. In die brief zong de minister de lof van de taxshift, die net door de regering was doorgevoerd.
Premier Wilmès heeft het vertikt om dit wettelijk vereiste advies van de Controlecommissie te vragen. Volgens de publieke agenda van de Kamer heeft de Controlecommissie tijdens de coronacrisis enkel op 21 april vergaderd, en toen stond dit punt niet op de agenda. Alles wijst erop dat beide officiële mededelingen van Wilmès illegaal waren, en dat een sanctie zich bijgevolg opdringt.
Nood breekt wet?
Of is het zo dat (corona-)nood wet breekt? Dat argument zou enkel hout snijden als de onwettige mededelingen van Wilmès de enige manier waren om de bevolking snel in te lichten over de coronamaatregelen. Maar dit is natuurlijk niet zo. Niets belet de ministers om een persconferentie te organiseren of een interview te geven, wat ten overvloede is gebeurd tijdens de coronacrisis. Ook niet-gepersonaliseerde mededelingen of campagnes die uitgaan van een voorlichtingsdienst van de overheid vallen buiten de wet. De regering had dus mogelijkheden te over om te communiceren over de coronamaatregelen. En zelfs al zou men nog de urgentie kunnen inroepen ten aanzien van de mededeling van 15 maart, op het meest acute moment van de crisis, dan is dat argument zeker niet van toepassing op de mededeling van dinsdag. Aan die overigens sterk politiek getinte mededeling was helemaal niets superdringends.
Dringend is wel dat de parlementaire Controlecommissie premier Sophie Wilmès op het matje roept. Benieuwd of en wanneer dat zal gebeuren. Want corona of niet, een eerste minister staat niet boven de wet.