JavaScript is required for this website to work.
post

Bezit ISIS Belgische chemische wapens?

Tex Van berlaer16/10/2014Leestijd 3 minuten

Afgelopen week werden we getrakteerd op een sterk staaltje onderzoeksjournalistiek van de New York Times. Deze keer leverde een groep journalisten een breed gedocumenteerd verslag over de vondst van chemische wapens in Irak [http://www.nytimes.com/interactive/2014/10/14/world/middleeast/us-casualties-of-iraq-chemical-weapons.html]. Zoals gebruikelijk duikt onze nationale trots FN Herstal weer op.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het is een impressionant werk. Gefilmde interviews, foto’s en tekst zijn mooi verweven in dit lange document, opgedeeld in acht hoofdstukken. Aan de hand van verschillende bronnen – vooral bij het Amerikaans leger – leren we verschillende soldaten kennen die verwondingen opliepen na blootstelling aan deze chemische wapens. Wapens waarvan zij het bestaan soms ook niet kenden. Allerhande media staan nu klaar om het Pentagon, het Congres en de President van kritische vragen te voorzien. Nieuwssite The Blaze spreekt treffend over een NY Times Bombshell: de feiten zullen een bom droppen op de publieke debatten.

Tussen 2004 en 2011 werden ongeveer 5000 chemische wapens aangetroffen in Irak. Het betreft hier oud materiaal. Ze werden voor 1991 vervaardigd en geleverd. Het merendeel van de bommen komt uit het Westen: Verenigde Staten, Spanje, Italië maar tevens uit België. Vooral het model M110, dat men vaak aantrof met mosterdgas als inhoud, vermeldt men en linkt men expliciet met wapenleverancier FN uit het Luikse Herstal. De giftige inhoud zou evenwel niet in de landen van herkomst geplaatst zijn maar pas in Irak. Al hadden enkele Amerikaanse en andere Westerse bedrijven zeker geen onbelangrijke bijdrage dankzij hun leveringen van chemische producten.

Die Iraaks-Amerikaanse samenwerking kaderde in de Irak-Iran-oorlog die duurde van 1980 tot 1988. Na de Iraanse Revolutie en de gijzelingscrisis van 1979 mocht Iran zich aanduiden als één van de vijanden van de Verenigde Staten. Deze laatste was er dan ook niet rouwig om dat buurland Irak het binnenviel in september 1980. Een dieptepunt in deze oorlog was de onverwachte gifgasaanval op de Koerdische stad Halabja, waarbij 5000 mensen het leven lieten op twee dagen tijd. Opvallend was dat de Westerse regeringen zich vrij bedeesd hielden ondanks de massale media-aandacht. Onder de gebruikte gassen waren sarin en mosterdgas. Toen de oorlog geëindigd was, begonnen de ongebruikte wapens stilaan te roesten en klaarblijkelijk soms in de vergetelheid te geraken.

‘George W. Bush had dus toch gelijk, er waren Chemische wapens in Irak’, denkt u nu. Niet bepaald. De wapens waren immers niet van Iraakse of een andere onbekende oorsprong. Het Westen, voormalig bondgenoot van Irak, was de leverancier geweest. De bewering dat er zich massavernietigingswapens in Irak zouden bevinden, wordt dus niet bevestigd door deze vondst. Arsenaal van voor 1991 zou de internationale gemeenschap niet aanvaard hebben als casus belli. Dat is waarschijnlijk ook een van de redenen dat het Pentagon niet happig was om de incidenten publiek te maken.

Het onderzoek brengt verschillende schandalen met zich mee. Eén daarvan is het zwijgen van het Pentagon. Volgens eigen zeggen, maakten zij de vondsten niet openbaar omdat de wapens direct en zonder poespas dienden ontmanteld te worden. De NY Times merkt echter enkele tegenstrijdigheden op. Zo werden sommige opslagplaatsen onbemand achtergelaten zonder de gevaarlijke inhoud ervan te ontmantelen noch veilig te stellen. Wanneer men toch overging tot ontmanteling, waren de omstandigheden twijfelachtig. De plaatselijke bevolking werd nooit verwittigd en de ontploffingen vonden plaats in open lucht. De onervaren soldaten werden slecht geïnformeerd en beschermd.

Een ander schandaal komt voort uit de slechte behandeling van gewonde soldaten en veteranen. Het is niet de eerste keer dat het Amerikaanse leger deze kritiek te slikken krijgt. Zo beschrijft men enkele voorbeelden van gebrekkige opvolging na aanraking met giftige gassen. In het artikel vertelt een slachtoffer dat hij op internet te weten moest komen wat hij diende te doen na blootstelling aan mosterdgas. De dokter die hem eerder behandeld had, schreef hem enkel een zalfje voor.

Nog een bezwaarlijk feit is de site Al Muthanna. Deze opslagplaats van chemische wapens werd nog gebombardeerd door de VS tijdens de Eerste Golfoorlog in 1991. Men vernietigde echter niet de gehele voorraad. In 2008 trof men een ongeschonden bunker aan, weliswaar met dan al sterk verouderd materiaal. Toen de journalisten de site in 2013 bezochten, werd deze bewaakt door twee Iraakse soldaten en was de opslagplaats nog steeds niet ontruimd. Vandaag is Al Muthanna, niet ver weg van hoofdstad Bagdad, bezet door Islamitische Staat. De kans bestaat dus dat deze groepering ‘Belgische’ chemische wapens in bezit heeft. Of ze nog daadwerkelijk bruikbaar zijn is maar de vraag.

Het stuk is echt de moeite waard en een opsteker voor de onderzoeksjournalistiek. De Times doet alvast wat ze voor ogen had toen ze in de woelige storm van digitalisering, modernisering en gedwongen ontslagen belandde: (voorlopig) onnavolgbaar journalistiek onderzoek verrichten.

Foto © NY Times

Tex Van berlaer is freelance journalist voor o.a. Knack, Mondiaal nieuws en Periodista político.

Commentaren en reacties