Boerkini’s en ‘mensenrechtisme’
Een ongeremde inflatie van mensenrechten leidt tot de ondergang van de mensenrechten. Boerkini’s dragen is géén mensenrecht.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn een column in De standaard (4 oktober) halen Jogchum Vrielink en Herman Van Goethem, twee leden van de Raad van Bestuur van het Interfederaal Gelijke Kansencentrum, zwaar uit naar Hendrik Vuye, N-VA-fractieleider in de Kamer, die ze spottend omschrijven als ‘vrijetijdshoogleraar staatsrecht’. Ze verwijten hem het ‘grondrecht’ op het dragen van een boerkini te ondergraven zonder enige juridische grondslag. Juridisch onbekwaam en politiek totaal incorrect, zo luidt hun verdict.
Vooraleer op de grond van de zaak in te gaan, is het toch nogal ongewoon dat twee leden van een proto-gerechtelijk orgaan zoals het IGKC zo fel van leer trekken in een kwestie die bij het IGKC nog ‘sub judice’ is. Stel u voor dat een rechter in een column haar duivels zou ontbinden tegen een beklaagde in een zaak die bij haar in behandeling is. Maar goed, het IGKC is uiteraard geen echte rechtbank en de column van beide heren kan ertoe leiden dat de beraadslagingen van het IGKC in de pers worden gevoerd. Transparant dat wel, maar werkbaar voor het IGKC?
Volgens Vrielink en Van Goethem is een mogelijk storend karakter van de boerkini geen reden om hem te verbieden. Het verbod houdt bijgevolg een verkapte beperking in van het grondrecht van godsdienstvrijheid. Als we boerkini’s in publieke zwembaden mogen verbieden omwille van hun storend karakter dan mogen we ook storende opinies zoals die van Hendrik Vuye verbieden, aldus de auteurs. Uit deze vergelijking blijkt dat beide heren elke zin voor dimensie hebben verloren. Het klopt uiteraard dat we meningen die we storend vinden moeten dulden, zelfs als ze komen van N-VA-fractieleiders.
Mediaan vestimentair reglement
De vrijheid van meningsuiting is een mensenrecht dat betrekking heeft op het functioneren van de hele samenleving en ons democratisch bestel. Het boerkini-verbod echter betreft een vestimentair reglement dat betrekking heeft op behoorlijk bestuur van publieke zwembaden. Quasi alle zwembaden en sportcentra hebben vestimentaire reglementen. In drie grote sportcentra – in Schaarbeek (Stadium club Kinetix), Sint-Jans-Molenbeek (Stadium 1) en Gent(Stadium Coupure) – geldt een totaalverbod van religieuze kentekenen, inclusief de hoofddoek dus. Ook daartegen heeft het IGKC een klacht ingediend. De klacht werd onlangs (8 september) door het Hof van Beroep te Brussel verworpen omdat het verbod sloeg op outfits die storend konden zijn voor de sportbeoefening. Nog meer dan een privaat sportcentrum moet een publiek centrum letten op het mogelijk storend karakter van bepaalde niet gangbare outfits. Een publieke instelling moet openstaan voor zoveel mogelijk gebruikers en is daarom quasi verplicht een mediane vestimentaire politiek te volgen en de extremen, zowel in libertijnse als in puriteinse zin, te vermijden. Voor burgers die zich van deze extremen willen bedienen zijn er private centra en clubs van allerlei slag of desnoods gescheiden zwemuren in de publieke zwembaden.
Dat is het voordeel van een liberale samenleving waarbij overheden niet alles monopoliseren. Waar deze gemene deler juist moet gelegd worden is een zaak waarin de democratisch bevoegde instantie de knoop moet doorhakken. Dat het stadsbestuur een nudistische regel noch een boerkini-verplichting mag opleggen staat buiten kijf. Beide vallen duidelijk buiten de gemene deler. Door het dragen van een zwembroek, zwempak of bikini te verplichten vermijdt men een provocatie van de meerderheid van burgers die liever niet geconfronteerd worden met wat zij kunnen ervaren als nudistisch libertinisme. Door het verbieden van een boerkini vermijdt men een provocatie van een meerderheid van burgers die liever niet geconfronteerd worden met wat zij kunnen ervaren als puriteinse achterlijkheid. De nudisten moeten met een dergelijk mediaan vestimentair reglement maar een kleine toegeving doen: een klein deel van hun lichaam bedekken. De conservatieve moslims – en gelukkig zijn er heel veel moslims die de boerkini belachelijk vinden- moeten maar een kleine toegeving doen: hun boerkini reduceren tot een normaal zwempak. Voor de juiste draagwijdte van een dergelijk mediaan vestimentair beleid bestaat geen bijbel. Publieke besturen moeten hier in alle sereniteit beslissen met de grootste gemene deler bij hun gebruikerspubliek in de achteruitkijkspiegel. Publieke besturen die daarbij onnozel doen, worden hierop hopelijk afgerekend bij de verkiezingen.
‘Mensenrechtisme’
De aanval van Vrielinck en Van Goethem heeft echter een betekenis die verder strekt dan de boerkini-casus. Hij verraadt een intellectuele mentaliteit die kan omschreven worden als ‘mensenrechtisme’. Een mentaliteit die ertoe neigt geprefereerde beleidsopties tot een grondrecht te verheffen en op die wijze te onttrekken aan het democratische beslissingsproces. De ‘mensenrechtisten’ bedienen zich daarbij van een intimiderende retoriek waarbij iedereen, die hun mensenrechtistische stellingen verwerpt, ervan beschuldigd wordt tegen de mensenrechten als dusdanig te zijn. Het intimiderend ismen-patroon doet zich voor op vele ideologische terreinen: wie geen socialist is wordt verweten asociaal te zijn, wie geen Islamist is wordt verweten een slechte moslim te zijn, wie geen nationalist is wordt verweten een slechte patriot te zijn… Het grote slachtoffer van deze mensenrechtistische mentaliteit zijn jammer genoeg de echte mensenrechten zelf.
In een schitterende rede voor de Vlaamse Balie van Brussel betoogde meester Fernand Keuleneer al meer dan twintig jaar geleden dat een ongeremde inflatie van mensenrechten uiteindelijk tot de ondergang van de mensenrechten zal leiden. Door proliferatie van mensenrechten vergroot de kans op conflicten tussen mensenrechten en wordt de ‘com-possibility’’ van de mensenrechten ondergraven. Dit leidt ertoe dat in steeds meer gevallen rechters en bestuurders kunnen kiezen welk mensenrecht hun voorkeur verdient waardoor mensenrechten hun primordiaal belang verliezen. In mijn universiteitsstad riepen de studentenorganisaties ‘het recht op bier’ uit tot een grondrecht. Ludiek? Misschien, maar tekenend voor de ‘spirit of the age’.
Foto: (c) kath.ch.
Categorieën |
---|
Boudewijn Bouckaert (1947) is emeritus hoogleraar rechten en 'law and economics' aan de Ugent. Hij was Vlaams Parlementslid voor LDD en voorzitter van de klassiek-liberale club Nova Civitas en van het Overlegcentrum voor Vlaamse Verenigingen. Vandaag is hij voorzitter van de klassiek-liberale denktank Libera!
Een groots opgezette studie in de Verenigde Staten toont aan dat de ‘hillbilly-tragedie’ van J.D. Vance reëel is: de Amerikaanse blanken boeren achteruit.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.