Brief aan Anton Jäger: deel 1
de versmelting van progressief 'links' en economisch 'rechts'
foto © Håkan Stigson (Pixabay)
Sid Lukkassen debatteert met Anton Jäger over de problemen en de kansen van economisch links en cultureel links in een tijdperk van globalisme en multinationals. De heropleving van het communisme baart zorgen!
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementBeste Anton,
Allereerst hartelijk dank dat je meedoet aan deze briefwisseling – ik hoop dat onze lezers de bijbehorende crowdfunding zullen steunen (hier een korte video met uitleg). In oktober 2018 debatteerden wij op de radio bij Werner Trio over cultuurmarxisme. Een hypothese die ik graag zou toetsen aan de hand van ons gesprek, is of cultureel links een symbiose is aangegaan met globaliserend economisch rechts. Graag hoor ik jouw visie hierover – ik zie dat een deel van het linkerspectrum zich steeds minder gedraagt zoals we van hen gewend zijn.
Lokale mens versus hoogmobiele ‘anywhere’
Ondertussen blijft klassiek economisch links verankerd in groepen mensen die zijn aangewezen op lokale netwerken: ‘somewheres’. In die zin strijdt economisch links met het nationaalconservatisme voor een overzichtelijk gemeenschapsleven met betaalbare voorzieningen, tegen de hoogmobiele ‘anywheres’.
Nu, op een vochtige julidag, neem ik nogmaals de tijd om ons debat te overdenken. Het zijn de broeierige zomerdagen waarop ik lang opblijf en oude teksten opnieuw doorneem – ondertussen razen zomerstormen door het lange gras dat fluistert in de wind. Terwijl ik deze ideeën opschrijf zuigt de wind zich vol met donkergroene bladeren – knokkelige bruine takken buigen in de storm. Deze gedachten stromen in mij zoals een blauwgrijze avondschemer door het venster valt en de nacht aankondigt.
Kort door de bocht definieer ik cultuurmarxisme als het marxistische gelijkheidsideaal toegepast op cultuur in plaats van op economie – dit leidt tot cultuurrelativisme en tot het nivelleren van cultuur. Jij noemde ‘cultuurmarxisme’ een rechtse term voor een kritiek op links die op zich wel hout snijdt. Is links ‘te culturalistisch’ geworden? In hoeverre heeft ‘klassiek links’ er moeite mee dat ‘nieuw links’ maatschappelijke problemen als culturele kwesties duidt en niet als verdelingsvraagstukken? Dit laatste heeft tot gevolg dat culturele herprogrammering voor links de belangrijkste politieke taak wordt. Nu gaan discussies over ‘cultural appropriation’ en genderneutrale toiletten: de (blanke) heftruckchauffeur heeft het nakijken.
Nieuwe politieke breuklijnen
Daarom doe ik je een voorstel, en hoor graag in hoeverre je hierin kunt meegaan. In plaats van ‘links’ tegen ‘rechts’ kunnen we het beter hebben over ‘opwaarts mobiele wereldburgers’ tegen ‘verantwoordelijke nationalisten’. Die laatsten komen op voor nationale identiteit en tradities – economisch protectionisme is voor hen niet per se vies. Voor een nationaalconservatief is, in sommige gevallen, economisch protectionisme een legitiem middel om soevereiniteit te behouden in een wereldorde van globalisering. Voor economisch links is economisch protectionisme een legitiem middel om de werkende klasse te beschermen tegen diezelfde globalisering. Als de Polen in West-Europa komen werken, komen de Oekraïners naar Polen. Dit is een race to the bottom – het kan altijd elders goedkoper waar er nóg minder geïnvesteerd wordt in de werkomstandigheden.
Tot deze nieuwe definitie van het politieke spectrum kom ik vanuit mijn begrip van wat politiek überhaupt is. Politiek is een strijd is om de allocatie van middelen over waarden. Politiek gaat om het stellen van prioriteiten: wie wil je eerst helpen? Je eigen achterbuurman die pas is ontslagen of een werkloze in Afrika?
De stroming die te omschrijven is als ‘kosmopolitisch prioritarisme’ wil iedereen helpen ongeacht locatie of nationaliteit – want iedereen is wereldburger: ‘one-worldism’. Zie ook hun obsessie met stages om bij NGO’s ontwikkelingshulp te verrichten in derde wereld landen, in plaats van wekelijks te koken voor een bejaarde buurvrouw. Ook dit is een klassenvraagstuk: iemand met een bescheiden inkomen die moet mantelzorgen voor een gehandicapt familielid, kan een dergelijk avontuur immers vergeten. Het kosmopolitische CV dient dikwijls als ingang tot een multinational die zichzelf wil vermarkten met een progressief profiel.
Kosmopolitische blindheid
Kosmopolitisch ‘prioritarisme’ gaat echter voorbij aan ten eerste de natuurlijke neiging van mensen om liever anderen te ondersteunen waarmee ze zich (op cultureel vlak) identificeren; ten tweede negeert dit dat ieder sociaal systeem een vorm van in- en uitsluiting vergt om überhaupt te kunnen functioneren. Zowel Wouter Bos[1] als Joris Luyendijk[2], twee linkse zielen, hebben dit laatste beaamd. Hierom vermoed ik dat de economische stroming binnen links – ook wel hard links genoemd – oog heeft voor de kwetsbaarheid van sociale voorzieningen voor de open grenzen politiek en de globalisering. In ieder geval meer dan progressief liberaal-links.
We zien hoe liberale partijen enthousiast progressieve smaakaccenten overnemen van de sociale rechtvaardigheidsbeweging die vroeger behoorde tot de counterculture. Als bewijs dat de kosmopolitische cultuurpolitiek wordt ingezet tegen de onder- en middenklasse, is er de Apple-CEO Tim Cook. Hij legde zijn zonden af door een oproep voor LGBT-rechten te ondertekenen. Zo verlegde hij succesvol de aandacht van de Foxconn-arbeiders die Westerse banen wegconcurreren in China.
Wat ook opvalt is dat links vroeger grofgebekt was en rauw in de omgang – links was daarom ook tegen censuur en in die zin libertair: ze ageerden tegen de ‘burgerlijke’ etiquette. Neem nu het nummer ‘raped by the FCC’ van de punk band Cheap Sex. ‘Bush wants to take my freedoms from me, I’ve been raped by the FCC, they wanna control what I hear and see.‘
Maar vandaag is links ‘smooth’ geworden. Noem dit ‘politieke correctheid’ of verbindt het aan de obsessie met ‘inclusiviteit’. Verklaar het uit een commerciële bedrijfscultuur waarin zoveel mogelijk klanten moeten worden gebonden middels een verfijnd taalgebruik waar niemand aanstoot aan kan nemen. Progressieve activisten en liberale corporaties delen het uitgangspunt dat taal moet worden gekuist om te voorkomen dat men kwetsbare groepen treft.
Dit zijn relevante indicaties dat links is versmolten met het establishment. Sowieso is een doorsnee arbeider weinig geholpen met discussies over het vermeende ‘racistische’ karakter van Zwarte Piet of met debatten over of blanken op grond van culturele gevoeligheden nu wel of geen rastakapsel zouden moeten dragen. Velen voelen zich verlaten door instituties zoals vakbonden en verraden door politici van mainstream links. Maar de populariteit van de communistische stroming, die blijkt uit de uitslag van de meest recente verkiezingen in België, is een doorgeschoten reactie daarop.
De onlangs verkozen Jos D’Haese van de PVDA verklaart in een Knack-interview dat hij de uitwassen van het communisme wegwuift. Hij zegt dat hij ‘na die tijd is geboren’ en dat de gruwelijkheden van de communistische regimes hem niet interesseren. Stel nu dat een rechtse politicus zou verklaren: ‘Ik ben na de Tweede Wereldoorlog geboren, al die excessen heb ik niet meegemaakt en die kritiek doet me niets.’ Mensen die de ‘uitwassen’ van het nationaalsocialisme relativeren worden gelyncht en komen nooit meer aan de bak: communisten komen er kennelijk wél mee weg…
Deze waanzin is te begrijpen als een overreactie op de machtsconcentratie bij techgiganten en andere multinationals: bedrijven die zich transnationaal organiseren en zich zodoende verheffen boven de geografische grenzen waar nationale democratieën aan gebonden zijn. Waar de onmacht van nationale democratieën wordt blootgelegd, wordt het communisme voor velen een alternatief.
Imagine… eén (markt)wereld
Besef echter dat voor multinationals een stap naar het globale wereldbeeld logisch is. Zowel Google als Facebook kiest geen lokale markten, maar juist de wereldwijde markt van het internet om te opereren en zoveel mogelijk gebruikers aan zich te binden. Dit gaat gepaard met een globalistische visie op de samenleving. Door lokale culturen en identiteiten uit te vlakken, zijn reclames gemakkelijker én goedkoper door te zetten van het ene naar het andere land.
Een linksliberale en technocratisch ingestelde partij als D66 ziet, tegen de achtergrond van digitalisering en globalisering, de beperkingen van een representatieve democratie die aan de natiestaat is gebonden. Het verschil is dat waar een links-liberale partij als D66 kiest voor meer centrale macht in overheidsstructuren (namelijk op EU-niveau), Google en Facebook deze macht in de digitale wereld vergaren. Banen worden weg geautomatiseerd in ruil voor meer centrale digitale sturing. In hun streven naar efficiency zien zij de gewortelde soevereine democratie als een gepasseerd station. D66 richt zich op het electoraat dat daarbij past, en bedrijft identiteitspolitiek gericht op hogeropgeleiden. Technologiebedrijven passen op hun beurt identiteitspolitiek toe op jonge, hippe mensen met een linksliberaal wereldbeeld.
Nationaalconservatieven concluderen dat de verliezers van die ontwikkelingen politiek monddood worden gemaakt. Met het optuigen van al die internationale bestuurslichamen is het zoals met de bouw van een flat: hoe hoger je bouwt, hoe meer mensen van de steiger vallen. Voor deze mensen moet er een ‘vangnet’ bestaan – oftewel een cultuurband die warmte en vertrouwdheid biedt en de wereld begrijpelijk maakt. Zo is de cirkel rond en zien we opnieuw de tegenstelling tussen kosmopolitisch prioritarisme en verantwoordelijk nationalisme.
Deze herverkaveling van het speelveld – met op de ene as nationalisme (cultureel conservatief en economisch collectivistisch) en op de andere kosmopolitisme (cultureel progressief maar economisch kapitalistisch) – betekent voor mainstream links een identiteitscrisis.
Deze crisis openbaarde zich al tijdens de Franse regionale verkiezingen van 2015. De Parti Socialiste trok zich terug uit de verkiezingen in meerdere departementen: om te voorkomen dat het Front National zou winnen werden kiezers met economisch linkse opvattingen geadviseerd om de partij van rechts-liberalen en conservatieven van Sarkozy te steunen. De vraag is wat een taxichauffeur (die zich zorgen maakt over Uber) of een buschauffeur (die wordt geterroriseerd in de banlieues) aan deze strategie heeft. Met deze beslissing stelde links in ieder geval de cultureel-linkse agenda boven het economisch-linkse programma. Het Front National staat wat de sociale voorzieningen betreft immers dichter bij klassiek links dan Sarkozy.
Conclusie
Dit Franse voorbeeld illustreert een bredere Westerse trend. Waar links vroeger een eigenstandige kracht was die grotendeels het politieke spel bepaalde, is dat spel voor hen nu moeilijker geworden. Behoudende partijen concurreren op de protectionistische agenda van economisch nationalisme – links-liberale en pro-globaliseringspartijen concurreren met links op de genoemde agenda van diversiteit en inclusie, waarbij juist de behoudende partijen als tegenstanders worden neergezet.
Zodoende bepalen die twee stromingen meer en meer de dynamiek van de politieke strijd. Die nieuwe politieke strijd gaat niet meer tussen ‘links’ en ‘rechts’ maar tussen nationalisten en kosmopolieten. Soevereine patriotten en de gewortelde burgerij hebben nu eenmaal andere belangen te verdedigen dan progressieve globalisten en mobiele wereldburgers.
Anton, ik wil je hartelijk danken voor jouw tijd en energie om jezelf door deze analyse heen te worstelen – gaarne verneem ik jouw gedachten hierover. Ik hoop dat de lezer deze briefwisselingen nuttig vindt en roep iedereen op bij te dragen aan het bijbehorende crowdfunding-project. Tot snel!
[1] “Solidariteit wortelt nu eenmaal in welbegrepen eigenbelang, en kan alleen gestalte krijgen door anderen daarvan uit te sluiten. Bos: ‘Insluiting en uitsluiting horen bij elkaar. Wie met iedereen solidair is, is uiteindelijk met niemand solidair’.”
[2] “Solidariteit gaat terug op een nationaal wij-gevoel en daar is links juist allergisch voor.” Panama Papers, (Zutphen 2016) p. 12.
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Sid Lukkassen (1987) studeerde geschiedenis en filosofie. Hij is onafhankelijk denker, vrijwillig bestuurslid van de Vlaamse Club Brussel en inspirator van De Nieuwe Zuil. Hij schreef onder andere 'Avondland en identiteit' en 'Levenslust en Doodsdrift'. Hij promoveerde op 'De Democratie en haar Media'.
‘Delirium’ brengt de roerige periode rond de moord op Theo van Gogh weer tot leven. Het boek is echt de moeite waard!
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.