Op zoek naar de bronnen van de cocaïne-stroom
Twee Boliviaanse vrouwen bespreken de kwaliteit van hun verse coca-bladeren op de markt
foto © Reporters / DPA
Bolivië legaliseerde coca-plantages en is de bron van veel cocaïne in Europa. Toch is het Colombia, dat coca bestrijdt, waar de export boomt
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementCoca-plantages in Bolivië
De hotelbediende reageert ontwijkend en lacherig als we hem vragen of we ook een coca-plantage kunnen bezoeken. Een coca-tour staat niet op zijn zeer beknopte lijstje met toeristische attracties. We moeten maar zien of we een taxichauffeur vinden die ons naar een plantage wil brengen. En nee, die zal niet ver moeten rijden om er een te vinden.
We zijn in Villa Tunari, de hoofdstad van de beruchte Chapare-regio in centraal Bolivië, aan de rand van het Amazone-woud. In weinig gebieden van Latijns-Amerika is de cocateelt zo intens als hier. Maar dat zie je niet onmiddellijk. We rijden door een tropisch landschap met hier en daar een boerderijtje. Als de taxi uiteindelijk stopt zien we enkel maar een rij bananenbomen. Dat blijkt echter camouflage. Daarachter is een veld met frêle boompjes: cocaplanten.
Van Bolivië tot Antwerpen
Het is moeilijk te geloven dat we hier aan de bron staan van de cocaïne-stroom. Deze schijnbaar onschuldige frisgroene blaadjes zullen straks in mobiele labo’s in het Amazone-woud worden verwerkt tot cocaïne, die vervolgens de grens met Brazilië zal worden overgesmokkeld, daarna in containers zal worden verstopt en verscheept, om uiteindelijk het voorwerp te worden van de lokale verkiezingscampagne in Antwerpen.
De expansie van de cocateelt in de Chapare is begonnen in de jaren zeventig. De winstgevende coca-productie werkte als een magneet op de verarmde boeren en werkloze mijnwerkers van de Altiplano, die massaal naar de streek migreerden. In de loop van de jaren tachtig is de regering, op aansturen van de Verenigde Staten, de cocateelt aan banden beginnen te leggen. Toen de politiek van ontrading weinig efficiënt bleek is het Boliviaanse leger in de jaren negentig overgegaan tot het systematisch vernietigen van de cocavelden. Dit leidde tot gewelddadige protestacties van de goed georganiseerde cocaboeren of cocaleros. Hun leider werd daardoor een populaire volksheld. Zijn naam: Evo Morales.
Broer Evo
Morales werd in 2005 president en is nadien nog twee keer herkozen. We maken er een sport van om bij zoveel mogelijk mensen te polsen naar de mening over de president. Bijna altijd is de reactie negatief. Maar niet in de Chapare. De ogen van de taxichauffeur beginnen meteen te twinkelen. Ja, zegt hij, ik houd echt van broer Evo, zoals iedereen hier. Kijk maar wat hij voor ons gedaan heeft. En hij wijst naar een UFO-achtige structuur in blauw en wit, de kleuren van de MAS (Movimiento al Socialismo), de partij van Morales. Het is een reusachtig en gloednieuw voetbalstadion (alhoewel Villa Tunari geen voetbalploeg heeft die naam waard). Broer Evo mag dan al president zijn in het verre La Paz, hij komt wekelijks op bezoek in ‘zijn’ Chapare. Hij is dan ook nog steeds de voorzitter van de cocalero-vakbond.
Onder Morales is de cocateelt gelegaliseerd. Elke gezin heeft recht op een zogenaamde ‘cato’, dit is een veld van 1.600 m². Niet groot, maar toch uiterst lucratief, omdat de coca drie tot vier keer per jaar geoogst kan worden. De cocaïne-productie blijft wel verboden. Officieel is de hier geproduceerde coca bestemd voor ‘usos y costumbres‘ in Bolivië zelf: het traditionele, soms rituele, kauwen op cocablaadjes door de indigeense bevolking. Het is echter een publiek geheim dat minstens 90% van de coca dient voor de cocaïne-productie. Her en der zijn er controleposten van een speciale politie-eenheid, die de coca-trafiek moet controleren. Maar zoals overal in Bolivië maken de agenten een zeer relaxe en weinig professionele indruk. Ze staan wat te lachen en laten het verkeer ongemoeid.
Coca kauwen in Yungas
Volgens kenners zijn de cocablaadjes uit de Chapare van te slechte kwaliteit om te worden gekauwd. De regio is te laag gelegen om ‘kauwbare’ coca voort te brengen. Daarvoor moet je in de Yungas zijn. Dat is het noordelijker gelegen bergachtige gebied ten oosten van de Andes. In die regio werd er al in de pre-Colombiaanse periode coca gecultiveerd. Een week na onze trip in de Chapare nemen we de proef op de som en bezoeken we ook in de Yungas een coca-plantage. In dit ruwe gebied worden de cocaplantjes op terrassen gekweekt. Die zijn moeilijk toegankelijk, en dat is ook de reden waarom het leger hier nooit massale vernietigingsacties heeft ondernomen. Daardoor zijn de cocaleros minder gepolitiseerd. Maar ook hier wordt er zo massaal veel coca geteeld dat die moeilijk enkel kan dienen voor de ‘usos y costumbres’. En, voor de liefhebbers, of je nu cocablaadjes kauwt van de Chapare of de Yungas, ze smaken allemaal even slecht en je kikkert er niet meer van op dan van een flesje coca-cola.
Het nieuwe Medellin?
Er bestaat veel discussie over de effecten van de coca-politiek van Morales. Volgens sommigen leidt het lakse beleid ertoe dat Bolivia een echte narco-staat aan het worden is. De stad Santa Cruz in het oosten zou meer en meer de centrale draaischijf zijn van de cocaïne-trafiek van Peru en Bolivië naar Brazilië, en vandaar naar Europa. Santa Cruz wordt daarom wel eens het nieuwe Medellín genoemd. Al is dat er voorlopig niet echt aan te zien. Medellín bulkt van de sjieke casino’s en mega-winkelcentra, waar het drugsgeld als het ware van af druipt. Santa Cruz valt wat dat betreft wat tegen.
Feit is dat de cocaïne-export vanuit Bolivia niet noemenswaardig is gestegen sinds Morales aan de macht kwam. Bolivië staat stabiel op de derde plaats in de ranking van cocaïne-exporteurs, na Colombia en Peru. Het aantal hectares beplant met coca zou aanvankelijk licht gestegen zijn, maar de jongste jaren weer dalen. Het regime ziet daarin het bewijs dat het cato-systeem goed werkt. Dat zou onder meer komen doordat er in de schoot van de machtige cocalero-vakbonden een systeem is van informele sociale controle.
Colombia: actieve bestrijding, toch groeiende export
In elk geval is niet Bolivië, maar wel Colombia het land waar de cocaïne-export de jongste jaren explodeert. Dat is opmerkelijk, omdat Colombia de cocateelt wel actief bestrijdt, in samenwerking met de Verenigde Staten. Daar kun je als toerist ook niet naast kijken. Toen we vorig jaar door de Putomayo-regio reisden (één van de coca-hotspots, in het zuidwesten van Colombia) werden we om de haverklap gecontroleerd door grimmige politieagenten en militairen. Hier kun je niet even aan een taxichauffeur vragen om je naar een coca-plantage te brengen. Die zijn verborgen diep in de jungle.
De Putomayo werd een paar jaar geleden nog in grote mate gecontroleerd door de guerrillero’s van de FARC. De cocaïnehandel was één van hun belangrijkste inkomensbronnen. Er werd dan ook verwacht dat het vredesakkoord van 2016 de cocateelt zou doen verminderen. Het akkoord voorzag inderdaad in een substitutieprogramma, waarbij boeren in FARC-gebieden subsidies zouden krijgen om hun coca te vervangen door andere gewassen. Maar die alternatieven zijn bij lange niet zo lucratief als coca. Bovendien heeft het akkoord een pervers effect gehad: de cocaboeren zijn juist meer hectares gaan beplanten in de hoop in de toekomst een grotere substitutievergoeding te krijgen.
De cocaïne-industrie is ook bijzonder goed georganiseerd in Colombia. De tijd van de mythische kartels (Medellín, Cali,…) is al lang voorbij. Ze zijn vervangen door talloze gespecialiseerde micro-kartels of cartelitos. Die blijven onder de waterlijn, hebben geen politieke ambities, en gaan zich ook niet te buiten aan wreedheden zoals in Mexico. Ze doen gewoon rustig hun ding en worden gedoogd door subtiel omgekochte politici en agenten. In die zin is het militaire vertoon voor een stuk schijn. Niets is hier wat het lijkt.
Zwakke staten
Het probleem ten gronde in landen als Colombia en Bolivië is dat de staat gewoon te zwak is om een immens en grotendeels moeilijk toegankelijk grondgebied te kunnen controleren, zelfs als men dat echt zou willen. Ook daarom is de kans klein dat de ‘war on drugs’ ooit zal kunnen worden gewonnen door de cocaïne-stroom droog te leggen aan de bron: de coca-plantage.
Bart Maddens (1963) is germanist en politieke wetenschapper. Als student was hij actief in het KVHV van Leuven en in de Volksunie-Jongeren. In de jaren 1990 was hij lid en bestuurder van het IJzerbedevaartcomité. Vandaag publiceert hij regelmatig opiniestukken over de Vlaamse Beweging en de staatshervorming. Hij is auteur van onder meer 'Omfloerst separatisme. Van de vijf resoluties tot de Maddens-strategie'.
De Union des Francophones (UF) bestaat nog. En haar zetel bevindt zich in het MR-hoofdkwartier.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.